40
BOEKBESPREKING
Biedermeierzeit. Aus dem Briefwechsel des bremischen Biirgermeistrs J. Smidt.
Archivalia en archieffondsen: G. Batelli, I registri delle suppliche e dei decreti
di Mons. Landriani e del Card. Sega, nunzi in Francia (1591-1594); G. Despy,
Note sur les actes de Godefroid le Barbu comme marquis de Toscane
(1054-1069); W. Eckhardt, Die von Baluze benutzten Handschriften der Kapi-
tularien-Sammlungen; P. Geisendorf, Les registres d'état-civil protestant des
XVIe et XVIIe siècles, conserves dans la Série TT des Archives nationales;
A. Marinovic, „Libro Negro del AstareaUn registre cadastral-foncier de
Dubrovnik (fin XI Vedéb. XVe s.); D. Martin de Saavedra, Documents des
Archives Historiques Nationales de Madrid relatifs a l'histoire du journalisme
espagnol; D. Musto, Cinque volumi di piante di tratturi custoditi presso l'Ar-
chivio di Stato di Napoli; G. Rath, Die Traditionsbücher der ehemaligen
Benediktinerabtei Mondsee; L. Sandri, Fonti per la storia di Avignone, con-
servate nell' Archivio di Stato di Roma; M. R. Thielemans, Les fonds dépar-
tementaux de la période frangaise en Belgique.
Herkomstproblemen: M. Bruwier, Marie, reine de France, régie la succession
de Godefroid de Brabant. Un problème de provenance; D. Van Derveegde, Un
problème de provenance. La présence d une compte de la trésorerie de Hollande
dans un fonds d'archives de familie en Belgique (betreft een rekening van de
tresorier Jan van Montfoort over 1417/18 (laatste gedeelte verloren), die in
de reeks op ons A.R.A. ontbreekt. Zij bevond zich op het einde der 16e eeuw
in de boedel van de dochter van een achterkleinzoon van de tresorier, Philip-
pote van Montfoort, gehuwd met Jean de Merode. De rekening is in 1597
bij een boedelscheiding als onverdeeld eigendom gedeponeerd in het huis der
Montfoorts te Utrecht. Vijftig jaar later verkocht hun achterkleinzoon, Ferdi
nand Philippe de Merode Westerloo, al zijn goederen aan de Staten van
Utrecht; de rekening bleef er buiten, vermoedelijk omdat zij niet behoorde tot
hen, die de titel van burggraaf droegen. En zo kwam zij tenslotte met het
Merode-archief op het Algemeen Rijksarchief in Brussel terecht. Dit artikel is
van belang voor Noordnederlandse archivisten zie Van Riemsdijk's Tresorie,
die haar bestaan slechts uit een inventaris van 1421 a 1425 kende, Fruin-De
Bussy, Catalogus archief der heeren van Montfoort, die, naar nu blijkt ten
onrechte, in 1920 de verdwijning van de inventaris van 1588 betreurden en
historici beiden).
Archief school: H. Rail, Die Anfange der Bayerischen Archivschule (die tot
begin der 19e eeuw teruggaan). Genoemd worde in dit verband het charmante
verhaal over haar ervaringen op de Stage technique van de Indiase D. Keswani,
„Stage technique international des Archives from an Indian's viewpoint".
Archiefpublikaties: M. Bordonau y Mas, La publicacion de collecciones de
documentos.
Diplomatiek: H. Coppejans-Desmedt, Les inconvenients du chirographe. Un
procés devant le Conseil de Flandre en 1530; L. Sanchez Belda, La conser
vation de pergaminos en el Archivo Historico Nacional de Madrid; E. Sabbe,
Etude sur le diplome de Louis IV, roi de France, pour l'abbaye de Saint-Pierre
a Gand (20 aoüt 950).
Zegelkunde: G. Bascope, Sigilli degli Umiliati (geestelijke orde, gesuspen
deerd in 1571); H. Gerig, Die Kölner Buchbinderwerkstatt ,,H1. Barbara" und
das Kartaiiserkloster St. Barbara zu Köln (met afbeeldingen van het zegel van
het klooster); A. Scufflaire, Un sceau de Michelle de France, comtesse de
41
Charolais (1419); P. Walne, The great seals deputed of the British Colonies.
Geschiedenis: M. Despot, Siegfried Taufferer et son plan d'exportation du
bois de la Croatie en Espagne et en France a la fin du XVIIIe siècle;
C. Kecskemeti, Opinions francaises sur la Hongrie en 1802; P. Leon Tello,
Documentos de los Reyes Catolicos en el Archivo de los Marqueses de
Villena.
Tenslotte: Y. Nurmio, Finnische Mikrofilmarbeit in auslandischen Archiven;
L. Silveira, Le relevé de l'Atlas historique de la toponymie portugaise.
U.
H. Halbertsma, Zeven eeuwen Amersfoort, (1959), 143 biz.
In 1959 heeft de gemeente Amersfoort, ter herdenking van de 700-jarige
stadsrechtverlening, een boekje doen uitgeven: „Zeven eeuwen Amersfoort
Het voorwoord toont dat het Gemeentebestuur overtuigd is van het historisch
besef van het Nederlandse volk. Er zou slechts een gebrek zijn aan lokale
geschiedenisboeken die historisch sentiment kunnen wekken. Dit boekje moet
dus daaraan appelleren.
Dit uitgangspunt heeft de werkwijze van de schrijver, drs. H. Halbertsma,
wel moeten bepalen. Het werd een algemeen, vlot geschreven, verhaal, vooral
op grond van het bekende werk van W. F. N. van Rootselaar, aangevuld
uit enkele nieuwere scripties over speciale onderwerpen zoals de tabaksbouw
en de brouwerijen en nog enkele moderne artikelen van slechts lokaal belang.
De indeling in hoofdstukken: Ontstaan en groei; Ontwikkeling en bloei; Nering
en ambacht; Oorlog en vrede, to nt de opzet van de schrijver, die in het laatste
hoofdstuk de geschiedenis van de vestingwerken nog laat volgen door kapittels
over de kerken, kapellen en stichtingen en de behandeling van enkele bekende
Amersfoorters. Het werkje is zeer smaakvol uitgegeven en met uitstekende
illustraties verzorgd.
Toch ligt in de opdracht een grote moeilijkheid. Bij welk deel van de Neder
landse bevolking, i.e. de Amersfortse burgerij, moet historisch besef gewekt
worden? De lagere of middelbare schooljeugd, of de lagere of middelbare
burger? Hoeveel aandacht en begrip bij deze groepen kan verondersteld worden
en hoeveel tijd mag aan de samenstelling van het werk besteed worden?
Als het werkje, ondanks de aantrekkelijke opzet en indeling, mij toch niet
de voldoening schenkt welke ik als oud-Amersfoorter hoopte te vinden, moet
ik dit voor een groot deel toewijzen aan de moeilijkheid van de opdracht.
Doch niet daarom is het dat ik de aandacht erop vestig. Er schuilt een
probleem achter dat wij ons wel moeten realiseren, nu de gewoonte bij zeer
vele gemeente- en andere besturen ingang vindt om gedenkboeken uit te geven
ter meerdere activering van het historisch besef van de bevolking?
Of is de werkelijke reden, activering van het aanzien van de gemeente, de
polder, het waterschapsbestuur, of wat ook, in verband met de jacht op grotere
economische ontwikkelingsmogelijkheden op rijksbijdragen, ja zelfs op univer
siteiten e.d.? Hier schuilt m.i. het probleem waarvoor niet alleen de schrijvers
maar ook de archiefdienst gesteld worden.
In dit geval bij dit werkje over Amersfoort heeft de gemeente-archivaris,