AMSTERDAMSE FAMILIEARCHIEVEN 160 en worden daar goed verzorgd. Het is mij een teleurstelling, dat het mij niet gelukt is mijn zorgen uit te strekken over het archief van het kasteel Rosendael, aangezien de eigenaar weigert mij toe te laten. Nu zoveel kastelen onbewoond zijn of dit dreigen te raken, of wel hun bestemming zien veranderen, is het gelukkig dat in een veilige bewaring van hun archieven voorzien is kunnen worden. De medewerking die ik in het algemeen ondervonden heb kan ik bijzonder waarderen. A. P. VAN SCHILFGAARDE In de inleiding van de inventaris der familiearchieven Heshuysen en Hooft, die aan het einde van het jaar 1960 of aan het begin van 1961 zal verschijnen, geef ik een overzicht van alles, wat mij bekend is aan archieven van Am sterdamse regentenfamilies uit de tijd van de Republiek, bewaard zowel op gemeente- en rijksarchieven als bij particulieren. Het heeft daarom geen zin dat op deze plaats nog eens te doen. Hier wil ik alleen iets vertellen over de ervaringen, die ik in de loop der jaren naar aanleiding van mijn bemoeiingen met Amsterdamse familiearchieven opdeed. Daarvoor wil ik de stof verdelen in 5 onderwerpen. 1. Het opsporen en verkrijgen van de archieven. Voor de samenstelling van mijn overzicht nam ik de index van Elias' Vroedschap door en aan de hand daarvan stelde ik mij voor zover mogelijk in verbinding met leden van de nog niet uitgestorven geslachten, die daar werden genoemd. Verschillende malen zonder enig, een enkel maal met verrassend resultaat! Gemakkelijker te achterhalen waren de familiearchieven, bewaard bij instellingen. Deze kan men althans systematisch nagaan. Ik denk aan instellingen als weeshuizen. Bij het ordenen van de archieven van de twee R.K. weeshuizen de gemeente archivaris had min of meer de supervisie daarover kwam in beide gevallen een belangrijk familiearchief te voorschijn. Uit het eerste, het R.K. Jongens weeshuis, het familiearchief Moens een van de deftigste Amsterdamse R.K. geslachten uit de tijd van de Republiek uit het tweede, het Maagdenhuis, het familiearchief van Naarden met talrijke registers van hun specerijenhandel. Ook hofjes plegen nogal eens iets te herbergen van de familiearchieven der regenten, die het bestuur erover hadden. Enkele jaren geleden trof ik op het Rapenhofje op de Palmgracht niet alleen het archief van de toenmalige regenten, de familie Heshuysen, maar ook dat van hun voorouders Hooft en Bruyningh aan. Dit voorjaar leverde het bekende Deutzenhofje op de Prinsengracht een verrassende oogst: naast het omvangrijke archief van het hofje zelf een archief van verschillende leden van het geslacht Deutz. Dit had ik daar te minder ver wacht, omdat op het gemeentearchief als onderdeel van het huisarchief Marquette reeds een belangrijk familiearchief Deutz berustte. Met deze huisarchieven kom ik tot de laatste mogelijkheid voor vondsten op dit gebied. Helaas is het alweer een terrein, dat moeilijk te bewerken is. Tot nog toe kwam ik niet verder dan de familiearchieven Willink en van 1) Resumé van de voordracht. 161 Collen op het kasteel Gunterstein. Het is echter heel goed mogelijk, zelfs waar schijnlijk, dat ook in andere huisarchieven nog archieven van Amsterdamse families terecht zijn gekomen. Gaarne houd ik mij aanbevolen voor medede lingen daaromtrent. Uit het oogpunt van de archivaris is het uiteraard het aantrekkelijkst de archieven hetzij ten geschenke, hetzij in bruikleen te ontvangen, daar slechts daardoor een absolute waarborg voor de veilige bewaring wordt gegeven. Er zijn echter motieven ik noem hier aan de ene kant een grote belangstelling van de kant van de familie of een harer leden en aan de andere kant angst voor openbaring van minder gewenste feiten die een belemmering kunnen vormen voor het overdragen van de familiearchieven aan een openbare be waarplaats. In het eerste geval kan een microfilm een, zij het niet ideale oplossing geven. In het tweede geval zal alles afhangen van de tact, waarmee men te werk gaat. 2. Hei beschrijven en ordenen van de archieven. Het archief, dat ten ge schenke of in bruikleen is ontvangen, moet volgens de Handleiding worden geordend en beschreven. In feite begin ik steeds met de beschrijving. Dat zal bij een enkel nummer wel eens met enige omzichtigheid moeten geschieden. Er zijn velen, die niet graag zwart op wit zien staan, dat hun voorouders verkwisters of oplichters waren. Verder zal echter de beschrijving weinig verschillen van die van andere archieven. De daarna volgende ordening van de familiearchieven brengt groter pro blemen met zich mee. Met de vorige spreker ben ik het geheel eens, dat een familiearchief ondanks de vernietigende uitspraak van de Handleiding wel degelijk een organisch geheel vormt, zij het natuurlijk meestal met de nodige niet organische supplementen. Paragraaf 1 van de Handleiding moge niet van toepassing zijn op de familiearchieven, paragraaf 2 is dat wel degelijk. Evenzeer ben ik mij bewust, dat ik terwille van de bruikbaarheid van de inventaris vaak tegen de voorschriften van de Handleiding ter handhaving van dit organisch geheel zondig. Ik kan als eerste noemen het plaatsen van de stukken betref fende een boedelscheiding bij het archief van de overledene, wiens boedel wordt gescheiden en die er uiteraard in feite geen enkele bemoeiing mee heeft gehad. Een tweede voorbeeld van het zondigen tegen de Handleiding is het onderbrengen van kopieën van testamenten onder het hoofd van de testateur, terwijl die niets met de kopie had te maken. Die kopieën danken veelal hun ontstaan aan de gebruikelijke fideicommissaire bepalingen in de testamenten. Men liet ze vervaardigen in de hoop bij uitsterven van de na komelingen van de testateur eens aanspraak te kunnen maken op de met fideicommis belaste bezittingen. Meestal is het niet zover gekomen. In dat geval is het onderbrengen van de kopieën bij de personen, van wie ze af komstig waren, dikwijls niet gemakkelijk, soms zelfs geheel ondoenlijk. Een zaak van groter belang is de indeling van het geheel. Dikwijls geven inventarissen van familiearchieven twee hoofdafdelingen: personalia en realia. Die verdeling, die haast nooit in perfectie kan worden uitgevoerd, brengt alleen daarom al grote bezwaren met zich mee. Bij de Amsterdamse archieven heb ik deze indeling vrijwel nooit gemaakt. Alleen bij het archief Moens deed ik het wel, aangezien daar de voordelen groter waren dan de nadelen. De bezittingen van de Amsterdamse geslachten zijn namelijk in doorsnee maar zelden lang in

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 9