156
deponTerd™en °UC^er'I^e nalatenschap aan paperassen vond, op de kanselarij
Huis- en familiearchieven vertonen allerlei eigenaardigheden, die men in
an ere archieven met aantreft. Door erfenis en aankoop kwamen verschillende
goederen aan zo n geslacht, met bijbehorende archivalia. Het omgekeerde was
ook vaak het geval, bij vererving en verkoop. Men zou een vergelijking kunnen
re en met een rivier als de Rijn. De zijrivieren brachten materiaal, in casu
akten aan, de splitsing in de lage landen bracht dit water in verschillende
takken, die vaak naar de zee afvloeiden, en zich daar weer verenigden, maar
ZuideTzeeenaar waterbassins' 2oals de Vecht en de IJssel naar de
Zo zijn vaak archivalia, die bij verschillende takken van een familie terecht
gekomen waren, ten slotte weer bij elkander gekomen, doch andere bestand
delen zijn heinde en ver verspreid geraakt, en worden soms aangetroffen op
plaatsen waar men ze niet verwachten zou.
Bij verkoop van een bezitting behoren eigenlijk de retroacta mede over
gedragen te worden, maar zeer vaak is dit niet of zeer onvolledig geschied,
met als gevolg uiteenvallen van de archiefstukken betreffende éénzelfde goed
et herkomstbeginsel kan hier moeilijk toegepast worden, evenmin het trans-
ssiebeginsel, door mr. Bijlsma in zijn verslag van 1941 beschreven. De
van™1!! T !T 9TOOt 2ijn' en de Htvoering is meestal onmogelijk
vanwege de veelheid van eigenaren.
Men moet de huis- en familiearchieven maar aanvaarden zoals zij tot ons
komen en het „Pertinenz"-beginsel hier dus toepassen.
van heteKSte waarmede ik in aanraking ben gekomen, is, na dat
Ik Kf>H frnklt"U1S' T grootste en belangrijkste particuliere archief.
Ik bedoel het archref van het Huis Bergh. Reeds in mijn volontairstijd (1924)
fn A if'- e"n? Van de 20 vroe9 g^torven Wolter Feith aandeel gehad
de beschrijving daarvan. Na mijn examen werd ik door prof. Fruin aan
bevolen aan de heer Van Heek om het werk, dat reeds was aangevangen
door de toenmalige mej. Louise Sormani en door jhr. Feith, voort te zetten
611 T a?"? 15 mij mO0en 9elukken na 8 jaar dit werk te voltooien,
en de 9-delige inventaris met regestenlijst en brievenlijst werd door de qoede
zorgen van het Huis Bergh in druk uitgegeven.
kennis^h u^! 9ekerd, maar daarkij bemerkt dat de theoretische
ennis, op de archiefschool gekregen, de bewerker in de praktijk te vaak in
landï "k k ei! J 315 d3t het Huis B«9h' da" H zekere zin een
andsheerlijk karakter draagt, werpt allerlei problemen op, waarvan de op-
lossing met in de boeken te vinden is. Regesten maken is niet zo moeilijk,
een inventaris te maken van een behoorlijk geadministreerd complex van
goederen levert weinig problemen op, maar waar blijft men met de naast de
zg. persoonhjke stukken m zo n archief berustende neerslag van bestuurs- en
regeringsstukken. Ik heb naar voorbeelden gezocht in gedrukte inventarissen
van o dVef9e f' trachttLe te ontdekken, of er soms een bruikbaar systeem
n oude inventarisatie in het archief te vinden was, ook zonder resultaat. Ik
ZZ fii- eCn Syst^Cm trachten vinden, dat recht deed wedervaren aan de
mens telling van het archief en aan het gemak voor de gebruiker. Dat ik
oraankrh ^Tu- VOOr ontworPen in Plaats van te zoeken naar de
organische samenstelling van het archief door de vroegere beheerders heeft
157
mij een ernstige schrobbering bezorgd van een recensent, die in zijn bespreking
wel duidelijk blijk gaf geheel onkundig te zijn van de samenstelling van zo'n
archief.
Ik zal hier niet verder op in gaan, maar alleen vertellen hoe mijn „systeem"
tenslotte geworden is. Na afscheiding van de persoonlijke stukken bleef een
enorme massa archivalia over, die betrekking had op de vele heerlijkheden en
bezittingen, die aan de graven van den Bergh behoorden of behoord hadden.
Verschillende dezer bezittingen bestonden uit heerlijkheden, meestal hoge, op
grond waarvan door de graven van den Bergh aldaar rechterlijke en bestuurs
werkzaamheden werden uitgeoefend. Ik heb daarom bij deze soort bezittingen
een scheiding gemaakt tussen de afdelingen bestuur en beheer. De nauwe
verbondenheid van deze rubrieken in de tijd, dat beide functies werden uit
geoefend (vaak door dezelfde ambtenaar) maakte deze scheiding vaak moeilijk
en soms ietwat willekeurig, maar over het algemeen geloof ik er toch wel in
geslaagd te zijn de grens op reële omstandigheden te doen berusten. In af
zonderlijke afdelingen heb ik de leenkamers opgenomen, omdat het eigenaardige
vooral in latere jaren publiekrechtelijke karakter dezer archieven indeling
bij de andere rubrieken ongewenst maakte. Dat de leenkamers in de 17de en
18de eeuw door afzonderlijke functionarissen beheerd werden, is ook een
argument voor deze derde afdeling.
Een speciale moeilijkheid leverden ook nog de archivalia op, die in de
kanselarij achtergelaten waren door rentmeesters en andere functionarissen,
die hun eigen administratie en vaak die van andere families in hun ambtslokaal
voerden en achterlieten. Hoewel ze in de kanselarij gedeponeerd werden,
konden zij toch niet als „gedeponeerde" archieven beschouwd worden. Zij
vormen een afzonderlijke afdeling, die door haar gevarieerd karakter vaak
nog onverwachte verrassingen oplevert.
Ik heb, ondanks de kritiek die ik te verduren heb gehad, mijn systeem ook
toegepast op het tweede grote archief, dat ik na mijn intrede in 's Rijks dienst
te bewerken kreeg, nl. dat van de heren en graven van Culemborg, en, ik
moet het U met een zekere voldoening zeggen, het is mij weer uitstekend
bevallen. Dit archief heeft dit verschil met dat van het Huis Bergh, dat het
het archief is van de soevereine graven van Culemborg en hun tot 1795 onaf
hankelijke graafschap, zodat het archief van de regering van het graafschap
een belangrijk bestanddeel van het archief vormt. Een deel van het archief
van graaf George Frederik van Waldeck, graaf van Culemborg, is in het
archief Waldeck terechtgekomen, en met dit overgebracht naar het Staatsarchiv
te Marburg. Mijn pogingen om het weer met de rest van het grafelijk archief
te verenigen, zijn niet geslaagd.
Een zelfde archief is door de eveneens onafhankelijke graven van Buren
gevormd, maar dit berust, vanwege de reeds sinds 1559 bestaande band met
het Huis Oranje-Nassau, niet in Gelderland maar wordt op het Algemeen
Rijksarchief en op het Koninklijk Huisarchief bewaard. Waarom het archief
van het markiezaat van Bergen op Zoom, welk land ongeveer dezelfde positie
innam als Buren en Culemborg, in het gemeentearchief van de stad is ge
deponeerd, is mij nooit duidelijk geworden.
Het is wel interessant na te gaan, waar de huis- of familiearchieven van
de grote niet-onafhankelijke geslachten in ons land zijn gebleven. Uiteraard
is mij dit voor Gelderland het beste bekend.