150
STUDIEDAGEN VOOR ARCHIEFAMBTENAREN 1960
151
Inleiding
De studiedagen voor archiefambtenaren werden dit jaar op 20 en 21 september
gehouden. 66 archivarissen namen deel aan deze samenkomst in Pulchri Studio te
s-Gravenhage, waar ditmaal de huis- en familiearchieven het onderwerp van discussie
waren.
In zijn openingswoord wees de Algemene Rijksarchivaris mr. H. Hardenberg erop,
dat met deze bijeenkomst het lustrum werd gevierd van het instituut van de Studie
dagen. Hij heette voorts alle aanwezigen van harte welkom, in het bijzonder de gast
spreker Sir David Evans, keeper of the Public Record Office te Londen en dr. mr.
J. Duparc, hoofd van de onderafdeling Musea en Archieven van het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Staande herdacht de vergadering jhr. dr. D. P. M. Graswinckcl, die zo onverwachts
uit ons midden is weggenomen, en zijn vele grote verdiensten, in het bijzonder voor
de archiefwereld, nationaal en internationaal.
Mr. A. P. van Schilfgaarde, rijksarchivaris in Gelderland, sprak vervolgens over
zijn ervaringen bij het verwerven en het inventariseren van huis- en familiearchieven
(zie hierna blz. 152). Na een vraag van mej. dr. I. H. van Eeghen over stukken van
het Amsterdamse geslacht Hooft, die zich op het kasteel Twickel te Delden zouden
bevinden, vroeg de heer A. J. Ubels, waar papieren betreffende afgebroken panden,
in wier plaats nieuwe gebouwen zijn gezet, behoren te worden geplaatst. In zijn
antwoord stelde mr. Van Schilfgaarde de eis van goede bewaring primair; de vraag
waar wordt bepaald door de omstandigheden. Bevestigend werd geantwoord op de
vraag van drs. J. Visser naar stukken betreffende de Aylva's in de archieven Waar
denburg en Neerijnen.
DrS' f ,.l' berkman, rijksarchivaris in Drenthe, vertelde van moeilijkheden met
ontoegankelijke Drentse huisarchieven en klaagde over de slechte medewerking van
notarissen. Spreker adviseerde hierop om in het algemeen vooraf te zeggen, dat men
geen stukken van na 1850 begeert. Dit met het oog op te recente familiegeschiedenissen.
Voorts moet men de eigenaars op een gemoedelijke wijze benaderen, desnoods tijdens
een gezellig samenzijn.
Op een vraag van drs. J. A. ten Cate inzake de verhouding cijnsplichtige goederen
en laathoven werd geantwoord door de spreker, die de Gelderse tinsrechters besprak,
en door mr. Hardenberg, die de Limburgse toestanden beschreef. Een vraag van
mr. A. van der Minne naar papieren van de Engelse Bentinck's op Middachten werd,
op verzoek van de spreker, beantwoord door de heer W. Zondervan met de mededeling,
Tt/T T M injTrd te s"Gravenhage geveilde nummers op Middachten aanwezig zijn.
Mr. J. H. de Vey Mestdagh vroeg naar pogingen om het register van de familie
archieven van het Historisch Genootschap te Utrecht te completeren. Mr. Hardenberg
kon hem mededelen, dat het Centraal Bureau voor Genealogie en het Koninklijk Neder-
landscb Genootschap voor Geslachts- en Wapenkunde hiervoor een plan hebben
ingediend. Na een vraag inzake mr. Bijlsma's transmissiebeginsel sloot mr. Hardenberq
de ochtendbijeenkomst en dankte de spreker, die hij als een van de beste kenners van
de ordenings- en terminologievraagstukken in deze kenschetste.
?tPj i raiddagvergadering sprak de voorzitter van de Vereniging van Archivarissen
r! jf J. j W. A. Panhuysen, een welkomstwoord tot de chef van de afdeling
Oudheidkunde en Natuurbescherming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, mr. F. P. Th. Rohling, en zei hem, aansluitend op de lustrum
herdenking smorgens, hartelijk dank voor de steun, die het departement sinds jaren
aan deze studiedagen verleent.
Mej. dr. I H. van Eeghen, adjunct-archivaris van de gemeente Amsterdam, vertelde
hierna over haar ervaringen met Amsterdamse familiearchieven (zie hierna blz. 160).
De eerste van de vragenstellers, mr. Van Schilfgaarde, gaf enige informaties omtrent
hem bekende Amsterdamse familiearchieven in Gelderland en het Rijnland en vroeg,
waar spreekster de persoonlijke familiecorrespondentie plaatst, nu zij bij de ordening
de indeling in personalia en realia niet hanteert. Mej. Van Eeghen verklaarde, dat zij
de familiearchieven, ook de briefwisseling, indeelt naar de verschillende personen. Op
de vraag van dr. Panhuysen, waar zij familiebedrijven plaatst, antwoordde sp-eekster
dat stukken betreffende een door een lid uitgeoefend bedrijf bij de betrokken persoon
en betreffende een door meerdere leden uitgeoefend bedrijf apart geplaatst worden. Even
tuele bezwaren van een bepaald indelingssysteem zijn door goede indices te verhelpen.
Op een beschouwing van jhr. M. J. van Lennep over de inventarisatie van archieven
van Friese families, die vaak tot 90 van hun vermogen in grond belegd hadden,
verklaarde spreekster, dat zulk grootgrondbezit gedurende meerdere generaties bij de
Amsterdamse families niet voorkwam.
Vervolgens vroeg mr. Van Schilfgaarde, waar spreekster de na verkoop van on
roerend goed abusievelijk achtergebleven eigendomspapieren zou plaatsen. Geantwoord
werd, dat plaatsing op datum van aankoop in de rubriek van het aankopende familielid
een van de mogelijkheden was.
Drs. F. A. Brekelmans informeerde hierop naar de in Amsterdam gebruikelijke handel
wijze met pamfletten en foto's. Spreekster zei de pamfletten als regel in de collecties
te laten, doch de foto's apart op te bergen na gemaakte verwijzingen.
Op een vraag van drs. H. M. Mensonides omtrent de financiering van de publikatie
van inventarissen, beschreef spreekster een door burgemeester d'Ailly getroffen regeling
tot betaling uit oude gildefondsen en de bereidheid van de gemeente Amsterdam om
jaarlijks een inventarispublikatie te financieren. Voorts verklaarde zij, in antwoord op
een vraag van mr. Veldman Boer, er de voorkeur aan te geven om overheidsstukken,
die zij in de familiearchieven aantreft, bij die archieven te laten om de families niet
af te schrikken. Vervolgens bleek uit een discussie met mr. Van Schilfgaarde en
dr. Panhuysen over de definitie van het begrip huisarchief, dat er geen reden is om
in Amsterdam over huisarchieven te spreken, daar dit begrip grond- en bestuursbeheer
omvat.
Dr. Panhuysen sloot hierna de bijeenkomst en dankte de spreekster. Hij verklaarde
getroffen te zijn door de hoge eisen, die in deze aan persoonlijk initiatief en tact
gesteld worden, en door de grote aantrekkelijkheid en het grote belang van dit speur
en inventarisatiewerk. Hij memoreerde voorts, dat de Franse archiefwetgeving, die
familiearchieven tot nationaal monument kan doen verklaren en onder bescherming neemt,
uitdrukkelijk tact van de archivarissen eist.
Des avonds kwamen vele deelnemers, meerderen vergezeld van hun dames, tezamen
aan een gemeenschappelijke maaltijd in hotel Corona.
De morgenzitting op 21 september werd geopend door mr. Hardenberg, die de
spreker van deze morgen, Sir David Evans, welkom heette en hem bij het gehoor
inleidde als een warm voorstander van toenadering tussen de archivarissen van ver
schillende landen, waarvan hij de bewijzen heeft geleverd als bestuurslid van de
Internationale Archiefraad en nu door zijn komst.
De spreker gaf hierop een overzicht van de maatregelen in Engeland ten behoeve
van de familiearchieven (zie hierna blz. 164).
Als eerste vraagsteller informeerde mr. Hardenberg ernaar, hoe men er in Engeland
in slaagt vrijwilligers voor het archiefwerk te vinden. Spreker verklaarde, dat deze
vrijwilligers gevonden worden onder de belangstellenden in de county, soms de eigenaar
van het archief zelf. People who like it. It just happens.
Op bezwaren van mr. Van Schilfgaarde inzake de plaatsing van archieven in
bibliotheken, waar bibliothecarissen archieven immers anders benaderen dan archivaris
sen, werd geantwoord, dat de grote bibliotheken over specialisten in deze beschikken.
Menige bibliothecaris heeft een keeper of the manuscripts onder zich. De opleiding heeft
plaats aan de universiteiten van Londen en Liverpool. Er is voorts een cursus in
Wales. Het Public Record Office heeft geen eigen archiefschool. Grote bibliotheken,
zoals die van Birmingham, die sinds jaren voor archieven zorgden en hun eigen
specialisten bezaten, hebben de oprichting van de county record offices erg onaan
genaam gevonden. Gezien de grote belangstelling van de bibliothecarissen voor de
archieven achtte spreker de toestand wel acceptabel.
Drs. A. J. ten Cate vroeg hierna, hoe de zorg voor de archieven geregeld was in
de counties, die nog geen eigen office bezitten. Spreker wees op de taak en de verplich
tingen in deze van de county-clerk, die vaak geassisteerd wordt door een archivist
en op de plicht tot het uitbrengen van een rapport. In financieel minder draagkrachtige
counties neemt men zijn toevlucht tot de openbare bibliotheken. De archieven moeten
nu eenmaal toegankelijk zijn. Drs. Mensonides informeerde vervolgens naar de regelingen
voor de grotere steden, waarop spreker o.m. de verhouding tussen City en County
van Londen behandelde.
Dr. Van Hoboken vertelde gelezen te hebben, dat Lord Montgomery de originele