148
sluiting bij de Centrale van Hogere Ambtenaren biedt bij deze stand van zaken
vele winstpunten. De voorzitter deelt de heer Brekelmans mee dat gemakshalve
de gemeenteafdeling zich zal aansluiten bij de rijksafdeling die rechtspersoon
lijkheid bezit. De heer Beyerman betreurt de opheffing van de afdeling: juist
in dit uur van herboren activiteit verdient de afdeling geen doodvonnis. Spreker
stelt voor de fusie een jaar uit te stellen. De voorzitter verklaart dat de afdeling
zeker niet sluimerde: het vorige bestuur heeft de nu op gang gekomen actie
voorbereid. In dit verband is het gezamenlijk optrekken van belang nu er
tussen de beide afdelingen geen wezenlijk verschil meer bestaat. Uitstel van
de fusie met een jaar betekent uitstel van actie en is als zodanig af te raden.
De heer Schaap betwijfelt het nut van centraal gerichte activiteit en acht
benadering van de gemeentebesturen apart nuttiger. De voorzitter beaamt
dit voor uitzonderlijke gevallen, maar het raakpunt ligt nu eenmaal bij het
ministerie van Binnenlandse Zaken.
De heer Brekelmans oppert de mogelijkheid de materiële belangen door de
Vereniging van archivarissen te laten behartigen. De voorzitter, ondersteund
door de heren Van Hoboken en Weytens, zet de onmogelijkheid van een
dergelijke structuur uiteen, vooral gezien het aanzienlijk aantal leden, dat niet
in overheidsdienst werkzaam is.
De heer Weytens betoogt, terugkomende op een opmerking van de heer
Goudappel, dat de Centrale van Hogere Ambtenaren geen onderscheid maakt
tussen hogere en middelbare ambtenaren; allen die een speciale opleiding hebben
gevolgd worden tot de hogere ambtenaren gerekend. In de praktijk toont de
Centrale zich uiterst welwillend voor alle categorieën.
De voorzitter geeft een laatste toelichting op het plan tot fusie. De huivering
van de heren Beyerman en Brekelmans betreft de onmiddellijke ingang van
de samenwerking en is geen eigenlijk principieel bezwaar, maar alleen de
wens tot uitstel. Het plan is goed doordacht: samengaan van de gelijkgerichte
afdelingen is hooguit verkieslijker boven apartheid. De heer Brekelmans
handhaaft zijn bezwaren tegen de fusie en ten aanzien van de Centrale van
Hogere Ambtenaren. Nadat de voorzitter de laatste spreker heeft aangeboden
aantekening te zullen houden van zijn mening, wordt het bestuursvoorstel bij
zitten en opstaan met 19 tegen 5 stemmen aangenomen. Hierop vraagt de voor
zitter aan de vergadering mandaat om de fusie verder uit te voeren, wat
voorjaar 1961 op de vergadering van archivarissen kan geschieden. Op een
vraag van de heer Beyerman antwoorden de heren Van Hoboken en Weytens,
dat het nieuwe reglement van de vereniging slechts spreekt van de mogelijkheid
van afdelingen met de verplichting tot lidmaatschap voor de betreffende
categorie. Bij acclamatie wordt de gevraagde volmacht verleend.
Om 13.10 besluit de voorzitter de ochtendvergadering.
Middag zitting.
Om 14.10 heropent de voorzitter de vergadering. De heer Beyerman nodigt
de leden uit tot de herdenkingstentoonstelling ter gelegenheid van het 75-jarig
bestaan van de gemeentelijke archiefdienst in Dordrecht, die op 4 november a.s.
geopend zal worden. Hierna houdt de heer Schaap een inleiding: Enige aspecten
van het moderne personeelsbeleid. Aan de hand van een geestig en toepasselijk
citaat uit N. Parkinson: De wet van Parkinson, zet spreker de vooroorlogse
gang van zaken bij het personeelsbeleid uiteen. De toenmalige gunstige factoren
149
van ambtelijke familietradities en van de hoge financiële en sociale status, in
vele opzichten beter dan in het bedrijfsleven, veroorzaakten een grote toevloed
naar het overheidsapparaat. Uit wachtlijsten kon door vergelijkende examens
een kwalitatief goed ambtenarencorps in stand worden gehouden. Gedurende
en na de tweede wereldoorlog traden in deze situatie wijzigingen op. Door
het toenemen van de overheidsbemoeiingen nam het aantal ambtenaren kwan
titatief meer dan kwalitatief toe. Reeds sinds de crisistijd geraakte de ambtenaar,
als beknotter van de vrijheid gebrandmerkt, in discrediet. Velen werden onder
de oorlog in dienst genomen om hen aan de „arbeidsinzet te onttrekken;
aangezien de besten van deze nieuwe krachten na afloop van de oorlog naar
het bedrijfsleven overgingen daalde het peil van de ambtenaren. Tenslotte
heeft de rangeninflatie nadelige gevolgen gehad.
In verband met de (vermeende) achterstand in de salarissen wil de overheid
bij het bepalen van de salarisnormen als hulpmiddel een taak- en functie
analyse invoeren: beschrijving van de taak, gevolgd door een analyse naar
verschillende gezichtspunten, die al naar gelang van de functie die be
schreven is afzonderlijk beoordeeld worden door toekenning van een cijfer.
Het gemiddelde waarbij vermenigvuldigingsfactoren een rol spelen be
paalt tenslotte de „zwaarte" van de functie, uitgedrukt in een aantal punten,
aan de hand waarvan dan weer de hoogte van het salaris kan worden bepaald.
Een ontwerp van een dergelijke taak- en functie-analyse, dat in Arnhem in
studie is, kan tot voorbeeld dienen.
Spreker noemt enkele bezwaren, voornamelijk de onmogelijkheid de taak
vervulling door dit systeem te schatten; hiertoe is de zg. merit-rating ontworpen,
waarin de prestatie in verhouding tot de functie met een cijfer gewaardeerd
wordt. Deze merit-rating biedt een basis voor het toekennen van prestatie
toeslagen. Men kan nu de juistheid van een benoeming controleren en even
tuele tekortkomingen signaleren op grond van objectieve maatstaven. Voor
bijzonder gehandicapten is het zelfs mogelijk uitgaande van bovenstaande
systemen bijzondere functies te ontwerpen.
Toepassing van deze beide systemen op het archiefwezen biedt bepaalde
moeilijkheden m.n. de onmogelijkheid de functies uniform in te delen; een
rijksarchivaris kan niet gelijk gesteld worden met een gemeentearchivaris eerste
klasse. Tot slot dringt spreker erop aan dit systeem van taak-analyse door
een daartoe ingestelde commissie in studie te doen nemen.
In de loop van de zeer levendige discussie wijst de inleider nog ter toelichting
op het boek van dr. J. L. M. Herold: Doelmatig personeelsbeleid; aspecten van
menselijke samenwerking, Bussum 1957. Op voorstel van de heer Oosterbaan
geeft de voorzitter de wenselijkheid aan van een commissie uit eigen kring
die in doordacht overleg deze aangelegenheid in studie zal nemen. Door
acclamatie wordt het voorstel aanvaard van deze vergadering een persbericht
en een verslag voor het Nederlands Archievenblad op te stellen.
Om 16.15 wordt de vergadering gesloten.