146 hunner archieven bieden. De zorg van de gemeentebesturen voor hun archieven is ook in het nieuwe ontwerp-archiefwet ten volle gehandhaafd. Enerzijds zijn er verheugende voorbeelden van aanhoudende archiefzorg t.a.v. de bouw van nieuwe archiefdepots, het uitbreiden van bestaande bewaarplaatsen, het voteren van gelden voor publicatie van archiefbronnen, een juiste functiewaardering van de archiefambtenaar e.d. Anderzijds is er reden tot grote zorg bij niet nakoming van de voorgeschreven verplichtingen: onverantwoorde huisvesting er archieven, onderbezetting van personeel, onderwaardering van de functie van de wetenschappelijke archiefambtenaar door onvoldoende bezoldiging, dit alles tengevolge van ongeïnteresseerdheid voor het eigen bezit. Deze sterk te laken houding maakte de hooggeroemde gemeentelijke autonomie voor wat de archiefzorg betreft tot een aanfluiting en de bij de wet voorgeschreven verplichting voor deze zorg tot een farce. Wij zullen in dergelijke omstandig heden met mogen nalaten te wijzen op de hoge waarde van de archieven als cultuurgoederen en als geïntegreerde onderdelen van de stedelijke administratie. De notulen van de 39e afdelingsvergadering op 28 januari 1960 te Utrecht gehouden en reeds in het Nederlands Archievenblad, LXIV, 1960) ,p. 27 ge publiceerd, worden zonder enige opmerking gearresteerd De voorzitter deelt mede, dat met de Centrale voor Hogere Ambtenaren volledige overeenstemming bereikt is over de maatregelen ter verbetering van de salanspositie van het personeel van gemeentelijke archiefdiensten in het algemeen en ter invoering van de salarisnormen in het bijzonder. Deze normen bieden, hoezeer ook gegrond op snel verouderde enquêtes, altijd toch een goed uitgangspunt voor de bedoelde actie. De Centrale zal deze aangelegenheid aanhangig maken op het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Van zijn kant za het bestuur in deze materie actief blijven en eveneens deze kwestie zonodig op het betreffende departement bespreken. Op een vraag van de heer Van Hoboken bevestigt de voorzitter het feit dat de Centrale er nog steeds naar streeft het normenstelsel, in 1956 opgesteld en door de ledenvergadering aanvaard, als richtlijnen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor de gemeentebesturen te doen accepteren De heer ochaap wijst op de moeilijkheid om dit normenstelsel, dat een functie-waar dering inhoudt, in verband te brengen met dubbele functies. Deze problemen worden door de voorzitter erkend, maar hij wenst toch in deze de nadruk te leggen op de waardering van de ardiief-, niet van de nevenfunctie. De eer Brekelmans merkt op dat de rijksnormen onbevredigend zijn en na in- voermg door de betrokkenen ook als zodanig ondervonden werden. De voor- Zltt-..ï-amt dlt; °P zichzelf èn door vergelijking met het bedrijfsleven is en blijft dit systeem onbevredigend. Toch moet men gebruiken wat men heeft en dit eventueel verbeteren, waarvoor suggesties altijd welkom zijn. Uiteindelijk heeft men zich te richten naar de gelijkschakeling van functies die het ministerie nu eenmaal kent. De heer Mulder signaleert nogmaals de moeilijkheden van vergelijking tussen functies en salarisnormen bij de dubbele functies en bepleit een sanering van deze onbevredigende situatie door een actie bij de gemeentebesturen tot sche ng V.an ar<ThleJ' en nevenfuncties. De voorzitter stemt hiermee in, maar blijft aan de archieffunctie als uitgangspunt voor de salarisactie de voorkeur geven: bij het museumwezen ontbreekt een wettelijke regeling ten enenmale en de salariëring is op enkele uitzonderingen na uiterst bedroevend. 147 De voorzitter antwoordt de heer Pirenne dat er inderdaad van hoog tot laag een aanzienlijke discrepantie in de salariëring bestaat tussen rijks- en gemeen telijk archiefpersoneel. De heer Beyerman vult deze uitspraak aan met zijn eigen ervaringen, bij een salarisenquête opgedaan, van de bestaande willekeur. Spreker bepleit individuele behartiging van de belangen en geeft uitdrukking aan zijn scepticisme tegenover het succes van acties en van bonden. De voorzitter dankt de heer Beyerman voor zijn mededelingen en wijst erop dat alleen een collectieve actie in de situatie van onze tijd resultaat kan boeken. Niet ieder archiefambtenaar is trouwens geschikt voor een dergelijk individueel optreden. Ondanks het langzaam gegroeid begrip bij de Centrale en de toenemende bereidwilligheid, dient men geen al te hooggespannen ver wachtingen te koesteren: ons geringe aantal werkt nadelig. Met aanhoudende volharding zal desnoods door persoonlijk contact met de gemeentebesturen naar de gewenste resultaten gestreefd worden. Aan de orde komt nu het bestuursvoorstel om over te gaan tot fusie van de afdelingen van rijks- en gemeentearchiefambtenaren tot één afdeling van overheidsarchiefambtenaren, dat aldus toegelicht is: Sinds de tweede wereldoorlog werd beëindigd, is de organisatiestructuur in centraliserende richting gewijzigd; het onderscheid tussen rijks- en ge meenteambtenaren is sterkvervlakt en daarmee tevens de reden van bestaan van de beide afdelingen die in voorbije tijden veel en nuttig werk konden verrichten. Boven twee kleine verenigingen heeft één groter ver band vele voordelen o.a. de mogelijkheid tot gecoördineerd en dus efficiën ter optreden bij de behartiging van de materiële belangen der leden, toe neming van het ledental en dus vergroting van het belang van de afdeling en tenslotte versterking van de positie tegenover de Centrale van Hogere Ambtenaren. Tegenover deze aanzienlijke winstpunten valt slechts het verlies te constateren van een vertrouwd dubbeltal, dat evenwel gebundeld in nieuwe vorm vruchtbaarder activiteiten zal kunnen ontplooien. De voorzitter zet de voorgeschiedenis van het voorstel uiteen. Reeds enige jaren geleden werd de wenselijkheid van een dergelijke samenwerking geopperd in de vereniging van archivarissen, maar zonder verder gevolg. Enige maanden geleden nam spreker dienaangaande contact op met de heer Van der Poest Clement, voorzitter van de rijksafdeling, die volledig met dit initiatief in stemde. Op een gecombineerde bestuursvergadering van beide afdelingen werd het plan eveneens aanvaard. Behalve de stijging van het ledental is ook de mogelijkheid dat de provinciale inspecteurs zich bij een afdeling van overheids archiefambtenaren kunnen aansluiten een belangrijk voordeel. Tenslotte bleken bij nadere informatie noch de Centrale voor Hogere Ambtenaren noch de Centrale voor Hogere Gemeenteambtenaren enig bezwaar tegen de fusie te koesteren, die parallel loopt met eigen interne structuurwijzigingen. De heer Weytens, secretaris van de rijksafdeling, betuigt zijn adhaesie aan deze fusie en wijst op het voordeel dat de gelederen in aantal versterkt zullen worden. De heer Hart licht de structuurwijzigingen in de Centrale van Hogere Gemeenteambtenaren toe. Deze Centrale trad uit het Ambtenarencentrum en dientengevolge uit het Georganiseerd Overleg om zich bij de Centrale voor Hogere Ambtenaren aan te sluiten. Mede door bestuurswijzigingen was in het verleden jaar activiteit ten opzichte van de afdeling beperkt. De directer aan-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 2