194 Amersfoort. In zijn verslag over 1959 maakt de archivaris n.a.v. de voor genomen bouw van een nieuw stadhuis melding van een principiële kwestie: de al dan niet wenselijkheid van de nabuurschap van oud-archief en registratuur- archief, met name i.v.m. de bewaarplaats van het „rustend deel van het dynamisch archief. Ook ziet hij de vraag onder de ogen of het nodig is bewaarplaats en bureau van het gemeentearchief in het stadhuis onder te bren gen; met andere gemeentediensten is dit ook niet het geval. De voorbereiding van de bouw van een nieuwe archiefbewaarplaats zou dan ook onafhankelijk van de stadhuisbouw kunnen geschieden. Ook overwegingen van algemeen wetenschappelijke en culturele aard komen hierbij kijken: de groei van het aantal inwoners, die een intellectueel beroep uitoefenen, brengt een stijgende behoefte aan ruimte voor wetenschappelijk onderzoek, niet alleen op historisch gebied, mede. De materiële verzorging van kaarten en prenten en van de handbibliotheek werd voortgezet. De inventarisatiearbeid werd vertraagd door de vele werkzaamheden t.b.v. de stadsrechtherdenking. De archivaris nam de reeks der stadsrekeningen ter hand en bevond dat de als oudste ge rekende niet van 1425, doch van 1525 dateerde; de oudstbewaarde rekening is dus van 1427. Ook bleek dat de lijst der cameraarsrekeningen ook stukken betr. gewestelijke lasten betroffen, waarvan de heffing aan het stadsbestuur was overgelaten. Ten behoeve van hen, die overdag niet in de gelegenheid zijn op het archief te komen werken, wordt openstelling op een avond in de week overwogen. Amsterdam. Tot opvolger van mr. W. F. H. Oldewelt, die wegens het be reiken van de pensioengerechtigde leeftijd de dienst gaat verlaten, is m.i.v. 1 jan. 1961 tot archivaris benoemd dr. W. J. van Hoboken (I), adjunct archivaris bij het gemeentearchief van Amsterdam. Delft. Het verslag over 1959 bericht dat in bewaring werd ontvangen het goed onderhouden en belangrijke archief van het meisjeshuis, 1577-1935, eerder Heilige-Geestzusterhuis 1536-1577, in 1936 door mej. dr. Van Hattum geïnven tariseerd. „Gehoorzaamheid aan het herkomstbeginsel" deed het A.R.A. 26 charters uit de jaren 1445-1480 afstaan, aangetroffen in het archief der Staten van Holland. De inventarisatie van het nieuw-archief (na 1813) werd voort gezet, evenals de fichering der doopboeken. De archivaris hield zich vrnl. bezig met de bestudering van de geschiedenis van de in restauratie zijnde Oude Kerk; met prof. dr. F. W. N. Hugenholtz en mr. B. van 't Hoff maakte hij deel uit van een commissie voor de concretisering van plannen inzake het uitgeven van publikaties betreffende de Delftse geschiedenis. Het aantal bezoeken behaalde een record: 1290 tegen v.j. 1210. Gouda. In zijn verslag over 1959 klaagt de archivaris over de slechte toestand van het gebouw; grondige restauratie kan niet lang worden uitgesteld en de bouw van een nieuw archiefdepot wordt urgent. Door aanbrenging van nieuwe, stalen, rekken is de toegankelijkheid en overzichtelijkheid der archieven veel verbeterd. Het depot met een capaciteit van 800 m, is vol; overneming van oude archieven der secretarie en van gemeentelijke instellingen stagneert dienten gevolge. Van de inhoud der bewaarplaats werd een systematisch overzicht samengesteld, dat als bijlage aan het verslag is toegevoegd. Geïnventariseerd werden 17 kleine archieven. De ordening van het archief 1816-1912 werd ter hand genomen; daar hierin veel oudere stukken worden aangetroffen, moest dit voorafgaan aan de ordening van het archief 1310-1815. Geïndiceerd 195 werden de rekeningen der St-Janskerk, hfdst. begraven, over 1572-1670 in aansluiting op de klapper 1671-1811. Als aanwinsten worden o.a. vermeld archief der Commissie van toezicht op het L.O. 1804-1892, archief van het Hofje van Cincq (1699-1883), en enige boedelpapieren c. 1700-1898. Een catalogus van Goudana in de Librije van Gouda is aan het verslag toegevoegd. Groningen. Met ingang van 1 januari 1961 zijn bevorderd: mej. E. van Dijk tot hoofdcommies en de heer W. K. van der Veen (II) tot commies A. Haarlem. Voor de uitbreiding van het depot met een verdieping en van de kantoorruimte met twee vertrekken heeft de gemeenteraad een bedrag van f 134000 gevoteerd; verdere uitbreiding van de bewaarplaats in het westelijk deel der kerk is voor 1965 voorgesteld. De archivaris begroet dit in haar verslag over 1959 als een eerste stap op de weg ter verbetering van onge wenste toestanden. De beschrijving van de archieven der Kommanderij van St-Jan en andere kloosters, alsmede van de kantoren voor het beheer der geestelijke goederen, is gereedgekomen; afwerking van inventaris en regesten- lijst vraagt nog veel tijd. De klapper op de Lutherse doopboeken en op de registers der Remonstranten kwam gereed, waarmede alle dopen vóór de invoering van de B.S. op kaartsysteem zijn gebracht. Met het klapperen der begraafboeken werd een aanvang gemaakt. NieuW'Ginneken. Toen in 1942 een groot deel der gemeente Ginneken en Bavel bij Breda werd gevoegd en het overblijvende, met stukken van andere verenigd, als gemeente Nieuw-Ginneken tot leven kwam werd, met uitzondering wat stukken betrof, betrekking hebbend op het aan Breda overgegaan gebied dus het persoons-archief en woningregister het gehele archief aan de nieuwe gemeente gelaten. Wijlen dr. Mommers heeft in dit blad (N.A.B. 1941/43 p. 7 vlg.) over deze monstrueuze regeling een hartig woordje gezegd, en in 1943 is het deel van dat archief, dat van vóór 1811 (het zgn. oud archief1)) dateert, aan Breda in bruikleen afgestaan; het archief 1811-1925, als nieuw-archief beschouwd, bleef aan Nieuw-Ginneken. Daaruit ontstond een ongewenste toestand waaraan sinds 1 mei 1958 een einde is gekomen door de opdracht van het beheer ook over dit nieuw-archief aan de archivaris der gemeente Breda, drs. F. A. Brekelmans. Eén dag in de twee weken is hij in het oude raadhuis van het v.m. Ginneken werkzaam; een eerste verslag daarvan is verschenen. Daaraan ontlenen wij dat de in 1934 door J. M. Cunen vervaardigde inventaris van oud- en nieuw-archief op sommige punten werd aangevuld en verbeterd; met verwijdering der vernietigbare stukken over de periode 1925-1941 werd een begin gemaakt. „Ook is gebleken dat een aantal dossiers in het registratuurstelsel niet goed is ingericht. Herindeling van een aantal hunner zal nog moeten plaats hebben". Het verslag over 1959 bevat hierover meer. Vermeld wordt dat zich in het registratuurarchief ook ingekomen stukken 1921-1924 bevonden, een klapper op de notulen der geheime raadsvergaderingen 1917-1914, register houdende 1) Deze grens zal zijn aangenomen i.v.m. de.,.Franse overheersing" en is juister dan het onmogelijke 1813 der Archiefwet-1918; niettemin is zij daarmede in strijd. Het ware o.i. te wensen dat aan het onderling zozeer afwijkende gebruik van de begrippen oud- en nieuw-archief bij invoering van de nieuwe Archiefwet en de nieuwe Handleiding nu ein delijk eens een einde kwam. De grens van oud- en nieuw-archief kan in het licht der jongste ontwikkeling niet anders dan de invoering van het registratuurstelsel zijn (Ref.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 26