BEWARING
VAN PLAATSELIJKE BELASTINGKOHIEREN
KRONIEK
186
punt te veranderen. Maar om de gedachtenwisseling gemakkelijker te maken
hoe gaarne had ik haar in een persoonlijke discussie beleefd en zelf een
positief geluid te laten horen, geef ik U mijn eigen denkbeelden in de volgende
punten:
1. Het is noodzakelijk, dat alle archiefbezit in Nederland, dat niet berust in
de Rijks-, gemeente- en waterschapsarchieven, van niet-publiekrechtelijke
aard is, en voor de geschiedenis van het Nederlandse volk van belang
geacht moet worden, in één kaartsysteem wordt samengebracht.
2. Van elk te registreren archief worden drie gelijke kaarten ingevuld, waar
van er één op het Algemeen Rijksarchief (waar tevens het bureau van
de Commissie voor Vaderlandse Geschiedenis gevestigd is) bewaard wordt,
één op het rijks- of gemeentearchief, binnen welks rayon het desbetref
fende archief berust, en één bij de eigenaar.
3. Op deze kaarten wordt door de archivarissen vermeld: de benaming van
het archief, de eigenaar, waar het archief bewaard wordt en tevens of de
eigenaar bereid wordt gevonden voor wetenschappelijk onderzoek inzage
van zijn archief te verlenen.
4. Het initiatief tot het sub 1-3 genoemde dient uit te gaan van de overheid,
die tevens een permanente commissie instelt om de vraag te bestuderen
welke van de geregistreerde archieven in elk geval behouden moeten
blijven. Deze commissie onderzoekt tevens op welke manier zulks het beste
te verwezenlijken is.
5. Genoemde commissie dient, behalve de Algemene Rijksarchivaris en de
Directeur van het Bureau voor Vaderlandsche Geschiedenis, in haar midden
te hebben enkele particulieren en directeuren van wetenschappelijke institu
ten, die uit hoofde van hun functie geacht moeten worden de verschillende
facetten van het Nederlandse verleden en heden zodanig te kennen, dat
hun werk het meest vruchtbaar zij aan het sub 4 gestelde doel.
A. VAN DER POEST CLEMENT
187
„Al weten we de reden niet, 't is wis op goeden grond geschied".
Nu de door de Eerste Kamer der Staten-Generaal verworpen Archiefwet
door de regering opnieuw, met weglating van de bepalingen die tot de ver
werping hebben geleid, bij de Staten-Generaal is ingediend, lijkt het niet
onmogelijk, dat zij toch nog binnen afzienbare tijd het Staatsblad zal bereiken
en in werking zal kunnen treden.
Vóór die inwerkingtreding moeten echter nog heel wat maatregelen worden
getroffen en daaronder zal waarschijnlijk ook wel een regeling zijn ter vaststel
ling van een nieuwe „Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken
in de gemeente-archieven van na 1851 Nu bevinden zich onder de stukken
die volgens de oude lijst beslist niet vernietigd mogen worden de kohieren
der verschillende soorten van plaatselijke belastingen. Ik heb mij, toen een
groot aantal dergelijke kohieren enige tijd geleden aan mij werden overgedragen,
afgevraagd, wat toch wel de reden mocht zijn voor de „eeuwige" bewaring
dier stukken. Ik heb er met de beste wil ter wereld geen vermogen te vinden.
Ik heb mij toen gewend tot drie hoofdambtenaren der gemeente Dordrecht,
die op financieel gebied hun sporen hebben verdiend, nl. de chef der afdeling
„Financiën en Bedrijventer secretarie, de gemeenteontvanger en de direc
teur van de gemeentelijke accountantsdienst en hun op de man af gevraagd,
of zij een reden kenden of wisten te bedenken, waarom deze kohieren niet
na verloop van een termijn van bv. 20 of 30 jaren vernietigd zouden mogen
worden. Zij konden mij geen van drieën een reden opgeven. Zij waren het
er onderling (en met mij) over eens, dat zij niet reeds na korte tijd vernietigd
mogen worden, maar wel na afloop van een redelijke termijn, die overigens
niet voor alle soorten van belastingkohieren dezelfde behoeft te zijn.
Wij waren het er alle vier over eens, dat er misschien voor de bewaring
van de kohieren der vroegere gemeentelijke inkomstenbelasting nog wel iets
te zeggen is, maar geen van ons zag of ziet het nut in van het bewaren van
de kohieren der hondenbelasting, der vermakelijkheidsbelasting en evenmin die
van het bewaren van de kohieren van rechten, geheven ingevolge de bepalingen
der Warenwet en van de schoolgeldkohieren.
Kan een der lezers van dit blad mij en via mij de drie genoemde heren mede
delen, waarom de bewaring van of liever niet-vernietiging van al deze kohieren
zo imperatief is voorgeschreven?
J. J. BEYERMAN
VERSLAG VAN HET RIJKSINSTITUUT VOOR OORLOGSDOCUMENTATIE
Het verslag over 1959 vermeldt dat op het eind van 1958 ingediende af
wikkelingsplan de goedkeuring van O., K. en W. was verkregen, waardoor