178 zijn, ten aanzien van de andere niet-publiekrechtelijke archieven moeten wij een heel andere houding aannemen. Deze archieven zijn zo vele en van zo velerlei aard, dat ik nadrukkelijk voorop wil stellen, dat het m.i. nooit de bedoeling mag zijn ook maar te be vorderen, dat deze alle in hun volle amvang worden bewaard, en dat boven dien dan nog de overheid daarop toezicht en zorg zou moeten uitoefenen. Daar onze eigen archiefbewaarplaatsen reeds overvol zijn en na het in werking treden van de nieuwe archiefwet er, zo geen noodtoestand dan toch een zeer ernstige situatie misschien druk ik mij zelfs niet sterk genoeg uit zal ontstaan ten aanzien van de snelheid, waarmede de bouw van nieuwe rijks- en gemeentearchiefdepots wordt ter hand genomen, en de gelijktijdig optredende noodzaak jongere publiekrechtelijke archieven over te nemen, mag worden vastgesteld, dat er nooit sprake van zal kunnen zijn, al zouden wij het willen, dat de overheid in grote mate in haar depots nog archieven van niet-publiek rechtelijke aard zou opnemen. Maar afgezien daarvan zijn er m.i. omstandig heden, die het ook onjuist zouden doen zijn dit te willen. De betrokken ar chieven zijn nl. eigendom van personen, families, verenigingen, stichtingen, instituten, Naamloze Vennootschappen, firma s enz., die zelf verantwoordelijk dienen te zijn voor de bewaring van hun archief. Bij deze archieven moeten wij m.i. ook verder verschillende categorieën onderscheiden. In de eerste plaats archieven van bepaalde families of personen, zonder dat zij evenwel voor het bestaan van die personen of families een conditio sine qua non zijn. Dan archieven van verenigingen, die zich bewegen op alle mogelijke terreinen des levens politieke, culturele en wat dies meer zij. Wat de culturele verenigingen betreft, zij opgemerkt, dat de bewaring van hun archieven voor hen geen levensnoodzaak behoeft te zijn, al zullen zij er meestal wel prijs op stellen hun archieven te bewaren. Politieke partijen zullen zeker nog sterker de behoefte gevoelen, dat hun archieven goed en volledig bewaard worden. Intussen moge worden opgemerkt, dat oorlogsomstandigheden bepaalde groeperingen dwingen hun archieven te vernietien. Geheel anders ligt de zaak in de economische sector: banken, spaarbanken, grote en kleine bedrijven zullen hun lopende archieven en de archieven uit de kort daaraan voorafgaande periode zeker bewaren ter wille van de efficiency van hun bedrijf, meer misschien dan uit historisch-gericht verantwoordelijkheids gevoel. Gezien echter het feit, dat de bedrijfspanden zoveel mogelijk in dienst van de bedrijven worden gesteld en kapitaalsinvesteringen meer gaan in de richting van een betere en uitgebreidere outillage van het bedrijf dan van de verzorging van de archieven, moeten wij -de ervaring leert zulks vaak - er wel op bedacht zijn, dat in de economische sector reeds veel oud archief is vernietigd of zal vernietigd worden. Bij sommige instellingen of bedrijven zal dit zeer te betreuren zijn, bij andere, om hun geringe belang, veel minder. Maar dit belang is een zeer subjectieve factor en ik vraag mij af of het niet mogelijk zou zijn een grondig onderzoek in te stellen, in samenwerking met de Kamers van Koophandel en de thans bestaande Produktschappen, naar de ar chieven van bedrijven, enz., die óf uit historisch oogpunt óf om de importantie van het bedrijf in zijn huidige activiteiten noodzakelijk bewaard moeten blijven. 179 Met nadruk: niet in de rijks- of gemeentearchiefdepots, maar bij de instellingen of bedrijven zelf. Tenzij natuurlijk, dat deze er zelf de voorkeur aan zouden geven hun archieven aan ons (als dit mogelijk was, wat ik voor de eerste decennia niet veronderstel) of aan een wetenschappelijk instituut (waarbij in de eerste plaats gedacht moet worden aan het Nederlands Economisch Historisch Archief) in bruikleen over te dragen, waartoe men bij oudere ge deelten van bedrijfsarchieven wellicht te bewegen zal zijn. Hoe nodig zorg voor deze archieven is, moge ik met een enkel voorbeeld toelichten. Schiedam telde in de vorige eeuw honderden branderijen. Slechts van drie van deze bedrijven zijn de archieven bewaard gebleven, maar men is er daar dan ook zeer trots op en vol verantwoordelijkheidsgevoel. Maar hoe veel prachtig archiefmateriaal is zo niet verloren gegaan? En dat moeten wij in alle sectoen trachten te voorkomen. Zonder twijfel zal men daarbij naast medewerking ook tegenwerking ondervinden. In dit verband moge ik herinneren aan de droevige geschiedenis van het archief van de Van Hoboken's in Rotterdam, de archieven o.a. van de heer lijkheden Rhoon, Pendrecht en Cortgene. Bij de aankoop van deze heerlijk heden is de bekende Rotterdamse koopman en reder Anthony van Hoboken eigenaar geworden van prachtige archieven, die tot in de middeleeuwen terug gingen. Een vertrouwde van de familie, Hoynck van Papendrecht, heeft er het een en ander, hoofdzakelijk op genealogisch gebied, uit gepubliceerd, en heeft op zijn manier ook een inventaris gemaakt van die archieven. Zelf ben ik eens doorgedrongen tot de kamer, waarachter het archief bewaard werd, en heb ik vluchtig de inventaris mogen doorzien, die mij de overtuiging van de rijkdom van het archief gaf. In het archief zelf mocht ik echter niet kijken. Enige jaren later heeft wijlen prof. dr. Z. W. Sneller ook een poging gewaagd. Maar ook het streven van een hooggeleerde om door te dringen achter de muur, stuitte af op een botte weigering. En nu zal er nooit meer iemand in kunnen kijken om zijn kennis op ecenomisch-historisch gebied te verrijken, daar het archief in 1940 bij het bombardement van Rotterdam in vlammen is opgegaan. Het droeve resultaat van een droeve mentaliteit. Want wat moest er in 's hemels naam verborgen blijven van deze schat van cijns- registers en ander zeer waardevol materiaal? Een ander voorbeeld, zij het van bescheidener allure. Gedurende ruim honderd jaren bloeide in Schiedam de over heel Nederland bekende wijn- handel-Lechner. Van haar archief was al niet veel overgebleven, maar toen de laatste firmant overleden was, poogde ik, wetende, dat nog enkele frag menten van het oud-archief over waren, van degene, die als bevriend wijn handelaar de boedel regelde en de wijnhandel liquideerde, gedaan te krijgen, dat deze archivalia, voor hem van geen enkel nut, aan het gemeentearchief van Schiedam werden overgedragen. Ik ontving toen een brief met de mede deling, dat niemand er iets aan had. Een volkomen gebrek aan historisch besef dus. Door mij werd teruggeschreven, dat, als iedereen en elke instantie altijd zo geredeneerd hadden, de geschiedenis van Nederland maar slecht bekend zou zijn geworden. Toen kwam er een mentale verandering in de houding van de executeur-testamentair. Hij berichtte mij, dat hij daaraan niet gedacht had en dat ik toch eigenlijk gelijk had. De archivalia werden ten geschenke ontvangen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1961 | | pagina 18