106 hiermede eens. Het is zeker niet de bedoeling dat de vereniging zich in deze discussie in de dagbladen mengt. Tot slot geven de heren Obreen en Aa nog enige juridische beschouwingen ten beste. Het late uur noopt dan de voorzitter de besprekingen te beëindigen. Van de rondvraag maakt niemand der aan wezigen gebruik. Om 5.30 uur sluit de voorzitter deze buitengewone vergadering. TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER DE ARCHIEFWET 1959 IN DE EERSTE KAMER Waarde Collega's, „Senatu deliberante Saguntum periit"! Na vele en langdurige deliberaties over art. 4 juncto artikel 39 van de Archiefwet 1959 heeft onze „Senaat", de Eerste Kamer, deze wet, bij aanwezig heid van 45 van de 75 leden, met 28 stemmen tegen en 17 stemmen vóór, verworpen. Hiermede heeft zij een zware slag toegebracht aan het archief wezen in Nederland, terwijl de tegenstemmers de draagwijdte van hun handeling nauwelijks lijken te hebben begrepen. U allen weet, dat zich in de laatste drie of vier decennia een zeer belangrijke, principiële ontwikkeling in het archiefwezen voltrekt en voor een deel reeds voltrokken heeft, die naast de grote betekenis en waarde van de archieven voor allerlei vormen van de historische wetenschap een andere betekenis en waarde daarvan met grote nadruk naar voren heeft gébracht. Dit is de grote betekenis en waarde, die de moderne archieven van de wetgevende, besturende en rechtsprekende organen van de overheid uit de 19e en 20e eeuw bezitten zowel voor de overheidsorganen zelf, van welker werkzaamheden deze archie ven de neerslag zijn, als voor de gemeenschap der burgers, in wier naam die wetgevende organen hun wetten stellen, de gemeenschap die zij mogen en moeten besturen, de gemeenschap over wier rechten zij waken en waarover zij de rechtspraak uitoefenen. Tengevolge van de taak, die deze wetgevende, besturende en rechtsprekende organen van de overheid in het verleden (in ons land sinds ongeveer 1813) te vervullen hadden en die zij nu nog vervullen, zijn in de archieven van deze organen talloze rechten en plichten vastgelegd, redhten en plichten van de Overheid zelf, maar evenzeer talloze rechten en plichten van de gemeenschap en van de individuele burgers, die deze gemeenschap vormen; daarnaast vor men deze archieven dan tevens zeer belangrijke, authentieke en onvervangbare bronnen voor allerlei terreinen van de historische wetenschap. Ondanks deze grote waarde en betekenis van de archieven der overheids organen uit de 19e en 20e eeuw zijn zij in ontelbare gevallen ernstig verwaar loosd, zodra zij voor de afdoening van de lopende zaken der administratieve diensten hun actuele betekenis verloren hadden; zij zijn in ontelbare gevallen naar zolders en kelders overgebracht, zij zijn daar verwaarloosd en vergeten, vervuild, in wanorde geraakt, door ongedierte, vocht en vuil beschadigd en tenslotte in vele gevallen volledig opgeruimd en vernietigd. Deze onverant woordelijke verwaarlozing van deze waardevolle archieven heeft zich in vele landen voorgedaan, en is in vele landen geconstateerd. Daarom is ook de reactie tegen deze verwaarlozing tenslotte internationaal opgetreden. 107 Men heeft in de bevoegde kringen begrepen, dat door de verwaarlozing van deze archieven ernstige schade werd toegebracht aan een goede functio nering van de overheidsorganen zelf; ernstige schade ook aan de gemeen schappen, in wier naam deze organen functioneerden, ernstige schade ook aan beoefening van de historische wetenschappen. Men heeft begrepen, dat alleen een krachtig ingrijpende wetgeving het algemeen geconstateerde kwaad zou kunnen voorkomen voor de toekomst en dat alleen deze wetgeving de schade, welke in het verleden was aangericht, althans ten dele zou kunnen herstellen. Als de afdoende middelen tegen de gesignaleerde verwaarlozing van deze archieven is internationaal en algemeen gezien: 1. het overbrengen van de archieven der overheidsorganen naar de officiële archiefbewaarplaatsen, zodra zij door de administratieve diensten van deze organen niet meer veelvuldig geraadpleegd behoeven te worden; 2. regelmatig en periodiek toezicht door de archivarissen ex professo, op de toestand waarin deze archieven bij de administratie verkeren, en toezicht op de regelmatige overdracht van deze archieven naar de officiële archiefbewaar plaatsen. U weet allen hoe Amerika op 19 juni 1934 en Frankrijk op 21 juli 1936 ons op dit gebied met een nieuwe wetgeving zijn voorgegaan. (Zie Nederl. Arch.bl. jrg 46, 1938-39, blz. 38 en 49, 33 en 44). Zowel in Frankrijk als in Amerika heeft men volledig beseft, dat het nauwe contact, dat door deze nieuwe wetgeving gelegd werd tussen het archiefwezen en de administratieve diensten der overheidsorganen, een belangrijke wijziging zou brengen in de betekenis, welke het archiefwezen heeft voor de gemeenschap. U zult zich misschien herinneren hoe Leonce Celier (cfr. Ned. Arch.bl. jrg 46 (1938-39) blz. 37) al in 1936 deze wijziging omschreef: de archieven zijn zo doende niet langer de rustige plaatsen, waar ver van het gewoel der moderne wereld slechts enige geleerden op hun gemak oude perkamenten zouden zitten te ontcijferen. Neen, de archieven zullen voortaan zijn een zeer actieve pu blieke dienst, die het belang van vele mensen en van velerlei zaken dient; en het beheer daarvan eist initiatief, taai uithoudingsvermogen en verantwoor delijkheidsgevoel. Zo dacht en scheef men in Frankrijk. En in Amerika wordt de wet van 1934 eveneens overheerst door de opvatting, dat het nationale archiefwezen op de allereerste plaats de Staat en daarmee de gemeenschap van zijn burgers heeft te dienen op alle terreinen van de wetgevende, besturende (uitvoerende) en rechtsprekende werkzaamheden der overheidsorganen. Alle middelen, welke worden aangewend om deze archieven voor het onderzoek te behouden en deze door ordening en inventarisatie zo goed en zo gemakkelijk mogelijk voor dit onderzoek toegankelijk te maken, zijn op dit doel gericht: dienst en hulp aan de wetgevende, besturende en rechtsprekende organen van de overheid in het algemeen belang van de gehele gemeenschap der burgers; daarmede worden dan tegelijkertijd de belangen van de historische wetenschappen op de beste wijze gediend. Ook in Nederland hebben wij erkend, dat de 19e en 20e eeuwse archieven van de overheidsorganen voor een groot deel van zeer grote waarde zijn: zakelijk, administratief en juridisch, omdat de bescheiden uit deze archieven de authentieke bewijsstukken zijn van door de overheid en door burgers ge-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 6