ARCHIEVENBLAD
NEDERLANDS
IN MEMORIAM
JHR. Dr. D. P. M. GRASWINCKEL
Orgaan van de Vereniging van Archivarissen in Nederland
1960
nr. 3
96
de Katholieke universiteit te Nijmegen tot doctor in de Letteren en Wijsbe
geerte, op een proefschrift „De Goudse kloosters in de middeleeuwen".
De heer J. E.- A. L. Struick, chartermeester aan het gemeentearchief te
Utrecht, promoveerde op 27 mei j.l. cum laude eveneens te Nijmegen tot
doctor in de Letteren en Wijsbegeerte, op een proefschrift „Gelre en Habs-
burg 1492-1528".
12 juni j.l. is te Leiden op 55-jarige leeftijd overleden dr. A. Kessen, direc
teur-bibliothecaris van de universiteitsbibliotheek te Leiden. Van 1935-1945 was
hij archivaris-bibliothecaris der gemeente Maastricht. Zijn opmerkelijke gaven
kwamen tot uiting in zijn gevarieerde loopbaan en in velerlei activiteiten.
Overleden is ook, op 73-jarige leeftijd, dr. J. Lyna, oud-conservator van
het rijksarchief in Limburg (België), te Hasselt.
Afgesloten 15 juni 1960.
Abonnementsprijs per jaar f 10.50, voor het buitenland f 12..
Bijdragen voor dit tijdschrift te zenden aan
Dr. W. J. FORMSMA, Rijksarchief in Groningen, St. Jansstraat 2
Op 9 september 1960 overleed geheel onverwachts Jhr. Dr. Dirk Petrus
Marius Graswinckel, oud-algemeen rijksarchivaris en honorair-adviseur bij de
rijksarchiefdienst. Het nieuws van zijn dood heeft alom verslagenheid gebracht,
omdat hij behoorde tot die betrekkelijk klein schare van mensen, die altijd
gereed staan om anderen te helpen en daarbij de gave bezitten om dit op een
bijzonder innemende wijze te doen. Zijn aangeboren tact en aangename om
gangsvormen, gepaard met een blijmoedig karakter en een zin voor humor, die
nimmer stekelig werd, maakten hem terecht bij iedereen bemind. Behept met
een enorme werklust, een scherp oog voor orde en netheid, een bijna spreek
woordelijke nauwgezetheid en een gevoel van rechtvaardigheid, dat iedere
partijdigheid uitsloot, beschikte hij bovendien over eigenschappen, die hem er
als het ware vanzelf toe aanwezen om in het maatschappelijk leven een voor
aanstaande plaats in te nemen. Het Nederlandse archiefwezen, helaas te vaak
beschouwd als een toevlucht voor kamergeleerden, heeft er stellig niet over
te klagen gehad, dat een dergelijke figuur zich tot zijn ietwat aparte sfeer
voelde aangetrokken. Trouw aan het ambt, dat hij met volle overtuiging had
gekozen, heeft hij het niet alleen tot zijn dood toe naar beste weten gediend,
maar ook in velerlei opzicht tot het aanzien ervan naar buiten bijgedragen.
In 1888 te Utrecht geboren als kleinzoon van een predikant, die uit een
Delftse regentenfamilie stamde, volgde hij niet het voorbeeld van zijn vader
om in het leger te gaan, ofschoon het toch in zijn leven een rol zou spelen. Als
zovele leden van zijn geslacht, dat juristen van aanzien leverde, koos hij de