116
Kamer stemmen gekost uit de swinging vote, al zou hij er zonder die twee
beruchte artikelen de wet wel hebben doorgekregen.
De meesterlijkheid, waarmee de geïncrimineerde twee artikelen werden ver
dedigd stond volgens veler mening in schrille tegenstelling tot de reacties op
de andere punten, die u kunt zich dat wel voorstellen, meneer de voor-
ziter mij heel wat nader aan het hart gaan, dan de terugvordering van wat
afgedwaalde stukken, die we misschien met een beetje handige negotie op de
duur ook wel in de wacht slepen.
Als ik dat telegram van de Vereniging van Archivarissen aan de staats
secretaris had moeten concipiëren zou het mij wel nuttig geleken hebben en
u neemt van mij wel aan dat ik ook de moed er wel voor zou hebben gehad -
er bij te zetten, dat de vage mededelingen inzake de maatregelen, die zullen
worden genomen om het Nederlandse archiefwezen op te heffen uit een
halve eeuw achterstand op ons een teleurstellende indruk hebben gemaakt. Maar
ik wist niet heel zeker, of deze vergadering al genoeg door schade en schande
wijs is geworden om mij in een dergelijke impertinentie te volgen. Daarvoor
liggen onze praktische ervaringen blijkbaar te ver uiteen. Mijn ervaring is dan,
dat zakelijk ingestelde mannen, en ik leg hier het accent op zakelijk, heel
best kunnen verdragen, dat men op niet al te zachtaardige wijze bokst voor
het belang dat men heeft te behartigen, nadat men heeft laten merken, dat
men zelf ook niet te lui is om er wat voor te doen.
Ik heb mij drie weken geleden verplicht gezien aan de vergaderde gemeente
bestuurders van Zuid-Holland te verklappen, dat de laatste halve eeuw onze
wetenschappelijke instellingen, vooral indien er geen show mee te maken viel,
zich in het leven hebben moeten houden onder de zinspreuk: Hoe dankbaar
is mijn kleine hond voor kruimpjes en wat brood.
Ik waag het, deze vergadering te tarten met de vraag of daarmee in het
generaal gesproken te veel is gezegd en met de vraag of de Vereniging van
Archivarissen van plan is zich daarbij neer te leggen.
En zo komen we vanzelf tot de allergevaarlijkste mening die zich aan deze
zaak zou kunnen hechten:
Ik kan me heel goed indenken, dat de gang van zaken met de nieuwe archief
wet in het bijzonder degenen onder ons, die zich persoonlijk voor de zaak
jarenlang moeite hebben gegeven, in een gedeprimeerde stemming heeft ge
bracht. Die stemming zou zich verder kunnen uitbreiden en daaruit zou de
gevaarlijke opinie kunnen ontstaan, dat alle goede verwachtingen, die velen
onzer aan de nieuwe archiefwet hadden geknoopt, met die wet in duigen be
horen te vallen. Zö tragisch nu lijkt het mij niet helemaal.
Ik kan het niet anders zien, dan dat het reële effect van de nieuwe archief
wet toch in feite afhankelijk geweest zou zijn van precies dezelfde factoren
waarvan ook afhanklijk was het nuttig effect van onze goeie ouwe getrouwe
Archiefwet 1918, Staatsblad no. 378, n.l.:
Ie. beschikken wij over genoeg personeel dat goed genoeg geschoold is
om de traditionele werkzaamheden vakbekwaam te verrichten en dat genoeg
durf en fantasie heeft om de nieuwe opduikende taken met élan aan te pakken?
2e. beschikken wij over genoeg doelmatige archiefbewaarplaatsen om onze
schatten tijdig veilig op te bergen en zijn we zodanig geoutilleerd, dat de
onderzoeker de service ontvangt, die hij anno 1960 bij een openbare weten
schappelijke instelling mag verwachten?
117
3e. is de inrichting van onze dienst zó, dat ieders eigenaardige bekwaam
heden zo goed mogelijk ten nutte worden gemaakt?
4e. verschaffen onze principalen ons voldoende steun, wanneer wij de be
langen van de archieven hebben te verdedigen tegenover derden?
Misschien zijn er nog meer punten, misschien moet ik ook nog een vraag
stellen, die meer lijkt op het steken van een hand in eigen boezem: passen wij
ons wel genoeg aan bij hetgeen de gemeenschap, die ons bedrijf bekostigt,
van ons verwacht of passen wij ons misschien te veel aan door ongepaste
bescheidenheid ten opzichte van wat ons toekomt?
Om mijn verhaal niet te lang te maken: ons tekort aan gebouwen, ons tekort
aan personeel, ons tekort aan steun van wie die steun behoren te geven,
ja ook ons eigen tekort aan animo voor taken, die wij zelf niet zouden hebben
uitgedacht, maar die nu eenmaal op onze weg zijn komen liggen, al deze
tekorten en misschien nog andere kunnen geen van alle geweten worden aan
de oude archiefwet. En dat al die tekorten gegarandeerd zouden worden
ingelopen onder de nieuwe archiefwet is een vorm van bijgeloof, waaraan
ik mij niet wens over të geven, evenmin als ik belief te geloven, dat ons door
het vallen van die nieuwe archiefwet de pas is afgesneden.
Een bewering als gelanceerd in De Volkskrant van hedenmorgen, dat de
Eerste Kamer een halt zou hebben toegeroepen aan een bouwprogramma, is
naakte onzin voor wie de moeite neemt de Handelingen van die Kamer zelf
te lezen. Het zal wel weer van iemand komen, die een klok heeft horen
luiden; maar het lijkt me toch al te mal, dat sommigen onder ons zoiets
klakkeloos geloven en dan zeggen: „Zoals eerst alles op de lange baan ging,
omdat de nieuwe wet eerst komen moest, gaat nu alles de lange baan op,
omdat de nieuwe wet niet gekomen is."
Zo'n bouwprogramma heeft ook voor wie z'n ogen de kost geeft, met een
oude of een nieuwe wet geen fluit uit te staan. Zulk een indrukwekkend
bouwprogramma moet toch op tafel komen onder welke wet dan ook, omdat
men toch ergens met de boel moet blijven en omdat men een halve eeuw de
zaak op z'n beloop heeft gelaten Hiervoor geldt nu juist, meneer de voor
zitter, het door u geciteerde woord van Livius „Senatu deliberante Saguntum
periit", maar dan bedoel ik er wel heel wat anders mee. We moeten toch
uit verdriet over de afloop de zaak maar niet op z'n kop zetten; heeft de
voorbereiding van de wet 10 jaar geduurd of heeft de Eerste Kamer er 10 jaar
over gedaan? En wat wij nu allemaal tekort komen, kan in de laatste plaats
verweten worden aan de Eerste Kamer, evenmin als aan de thans fungerende
staatssecretaris, die als hij iets wil doen om de angstwekkende achterstand
in te halen, dan wel niet stuit op het imaginaire halt van de Eerste Kamer,
maar desondanks een karweitje heeft op te knappen, waar ik helemaal niet
jaloers op ben. Met recht zou men hier ook kunnen zeggen, dat de zonden der
vaderen worden gewroken aan de kinderen.
Ik heb dus geen enkel bezwaar tegen het verzenden van een telegram in
de geest, zoals hier is besloten, al verkeer ik in twijfel omtrent de omvang
van het nuttig effect, nu aan de zaak meer politiek is komen kleven dan ons
wel lief is.
U hebt het op de vraag van de heer Aa zo diplomatiek gezegd, meneer de
voorzitter, dat zulk een telegram niet in slechte aarde zou vallen. Ik heb de
neiging om te zeggen: Dat mankeert er maar aan, dat wij de belangen, die we