BOEKBESPREKING 86 What is the archivist's profession. How should he be trained? What should be the relation between the archivist and the record manager? Aan de hand van de Australian Experience zegt schr. in antwoord op de derde vraag, dat archivist en record manager ,,are or should be the same people, all with similar training but dealing according to personal inclination and aptitude with different problems and periods". En dit: „The names „archivist and „record manager" will no doubt continue to have separate application, but it would be to the general advantage if the able members of both groups of whom there are many respected each other more, pooled their knowledge about records and ways of keeping them, and worked together to raise the overall professional standing". Hij bepleit tenslotte dat de Ver. Staten het initiatief nemen een speciale conferentie samen te roepen „to work out the basic content for training courses for modern archivists and in particular to issue a textbook on comparative recordkeeping". Uit te nodigen waren zes landen, nl. „in view of their past and present interest: Frankrijk, Duitsland, Nederland, het Ver. Koninkrijk, de Ver. Staten en Australië. Van de overige bijdragen vermelden wij nog: Archives of the Archdiocese of Boston (U.S.A.), door Peter J. Rahill, een mededeling over de mikrofilmering van de oudste archieven uit de Hitler-periode door dr. D. H. Perman, en een van F. L. Loe- wenheim: Guides to microfilmed German records: a review. U. J. A. ten Cate, De Notariële Archieven in Noord-Brabant, Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, 's-Gravenhage, 1957 -486 blz. De Noordbrabantse notariële archieven uit de tijd van vóór de Franse wet geving waren tot nog toe voor het merendeel slechts beschreven in voorlopige inventarissen van de schepenbankarchieven. Dit had, zoals begrijpelijk is bij beschrijving door verschillende personen, op een geenszins gelijke wijze plaats gevonden. Ook de notariële archieven uit het arrondissement s-Hertogenbosch van 1811-1842 waren voorlopig beschreven, doch die uit de andere arrondisse menten niet. J. A. ten Cate heeft nu deze archieven, ook die van de arrondis sementen Breda en Roermond, zelfs die welke aan de gemeentebesturen van Bergen op Zoom, Breda en Tilburg in bewaring waren gegeven, volgens één systeem geïnventariseerd (de Tilburgse archieven zijn ter plaatse beschreven door de heer H. van Mosselveld). Deze inventaris heeft dezelfde indeling als mejuffrouw mr. G. H. C. Breesnee voor haar inventaris van de Zuidhollandse notariële archieven koos. Er is terecht geen geforceerde splitsing gemaakt tussen de archieven van vóór en na de invoering van de Franse wetgeving bij die notarissen die vóór en na die datum fungeerden. De archieven zijn in alfabetische volgorde van de huidige gemeentenamen geplaatst. De archieven van de Kamers van notarissen zijn daarachter beschreven. Indices op de namen van de notarissen met hun jaren van in-functie-zijn en standplaats zijn gegeven. Zelfs is een lijst bijgevoegd van 87 plaatsen waarvan bekend is dat, en welke, notarissen er geadmitteerd zijn ge weest, van welke notarissen echter geen archieven zijn bewaard gebleven. Met dit werk heeft Ten Cate ca. 500 strekkende meter notariële archieven toegankelijk gemaakt. Het is een verdienstelijk werk, reeds hierom, omdat het enorme belang dat de notariële archieven hebben voor historisch onderzoek, pas werkelijk explorabel is door een dergelijke centrale en geïndiceerde inven taris. Maar het is ook daarom verdienstelijk, en nog verdienstelijker, omdat het een gebied betreft waar zovele al of niet admitterende instanties een ver warrende invloed gehad hebben. De groei van het notarisambt moest de schrijver in de geschiedenis van het gewest verwerken. Hij heeft hieraan een lange inleiding gewijd, lang voor een inleiding bij een inventaris, maar nuttig voor het begrip van de inhoud van de archieven als neerslag van de functie van die ambtsdragers. De lange inleiding is een nuttige historische studie. De vrij algemene begrippen welke, ook in archiefkringen, over het ontstaan van het notarisambt bekend zijn worden hier uitgebreid en verdiept. Ten Cate geeft de geschiedenis van het notariaat in het Brabantse gewest van het begin af (1475), door de eeuwen van het bestaan als generaliteitsland heen, tot de huidige vorm. Hij geeft een duidelijk inzicht in de verschillende wortels van het ambt en de draagwijdte van de functie van de „notarius publicus, tabellio ac judex ordinarius" of officiaal en de ontwikkeling tot de hedendaagse niet- ambtelijke publieke functionaris, waardoor het begrijpelijk wordt dat, naast de instrumenta, ook de schepen-acten behoren tot de kring van de authentieke acten. Er zijn enkele punten waarover men meer zou willen vernemen, juist over de grenzen tussen het „elastische ambt" van de notarius publicus en de schepenbanken, en over het verbod van de landsheer om clausules op te nemen die een beroep inhielden op een rechter buiten het territorium. Dit betreft punten waar men zou wensen dat een scherper juridisch principe gezocht was om die grenzen te bepalen. Dit feit toont wel hoezeer de inleiding geworden is tot een artikel. L. S. MEIHUIZEN H. TObreen. Dokkum. Inventaris der archieven. Dokkum 1959. In de reeks publicaties uitgaande van de Provinciale Archiefinspectie van Friesland verscheen als nr. XI de hierboven genoemde inventaris. Reeds werden gepubliceerd inventarissen van de archieven van Hindeloopen, Idaarderadeel, Bolsward en Sneek, terwijl nog in bewerking zijn inventarissen betreffende Dantumadeel, Haskerland, Wijmbritseradeel, Workum en Harlingen. Voor waar een indrukwekkende prestatie waarmee de Inspectie alle lokaalhistorici aan zich heeft verplicht. Ook de inventaris van Dokkum toont in alles een degelijke gids te willen zijn. Niets is nagelaten om het de gebruiker gemakkelijk te maken. Alle archieven betreffende Dokkum, met inbegrip van de archieven welke buiten Dokkums archiefbewaarplaatsen berusten, worden beschreven. Onder de bijlagen zijn o.a. een lijst van plattegronden en een lijst van stads zegels opgenomen. Een instructieve inleiding gaat vooraf. Het eigenlijke stadsarchief vormt uiteraard de kern van deze verzameling van inventarissen. Tengevolge van oorlogsrampen zijn de oudste bestanddelen verloren gegaan: wat rest dateert van na 1580. Bij de ordening van het

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 18