42
43
BOEKBESPREKING
1958 klaar voor afdrukken. Diarium Egbert Alting 1553-1594. De kopij
werd in nov. 1958 persklaar ingeleverd. Generale missiven O.I.C. Het eerste
deel was eind 1958 bijna afgedrukt. Oostzeehandel 1585-1702. De bewer
king werd in 1958 mede opgedragen aan de nieuw opgetreden onder-directeur
dr. F. B. M. Tangelder. De bewerking der Danziger tolrekeningen werd
voortgezet; de pondtolregisters van Elbing uit de jaren 1585-1600, voorzover
te Gdansk bewaard, werden op het bureau gedeponeerd1). Een reis daarheen
acht de Commissie noodzakelijk; een eerste contact met het Staatsarchief is
reeds gelegd. Classicale acta Ned. Herv. Kerk 1573-1620. De uitgave is
weinig gevorderd, vrnl. tengevolge van de voorrang, toegekend aan de in de
aanhef dezes genoemde protokollen van de Gereformeerde kerk te Emden.
Bescheiden betreffende de buitenlandse politiek van Nederland, 1848-1919.
Hierover zijn drie publikaties beraamd: 1847-1871, opgedragen aan prof. dr.
J. C. Boogman, 1871-1898, opgedragen aan onze collega dr. J. Woltring,
1899-1919, opgedragen aan mr. dr. C. Smit. T.a.v. de tweede en derde zijn
reeds goede vorderingen gemaakt. De Commissie nam in studie de mogelijkheid
tot voortzetting van het derde deel ook over de jaren na 1919, waarop door
leden der Tweede Kamer was aangedrongen. De regering had, onder bepaalde
voorwaarden, geen bezwaar tegen voortzetting tot 1945. De Commissie heeft
zich in beginsel bereid verklaard de uitgave voort te zetten tot 1940, het jaar
waarmee het arbeidsterrein begint van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumen
tatie; tegen de gestelde voorwaarden heeft zij echter ernstige bedenkingen
kenbaar gemaakt, bedenkingen die niet geheel opgeheven zijn door de belofte
van soepele toepassing der gestelde regels. Het verslag over 1957 bericht,
dat de Commissie „huiverig" was hieraan te beginnen op de door Buit. Zaken
gestelde voorwaarden; naar haar mening „behoren bij de selectie van historische
bescheiden uitsluitend wetenschappelijke maatstaven te worden toegepast".
Het verslag over 1958 zwijgt hierover.
U.
De aandacht der archivisten worde gevestigd op;
Tijdschrift voor Overheidsdocumentatie aug. 1959: H. Vlug, De Belgische gemeente
archieven; J. de Haas/J. van der Plas, De afdeling registratuur en archief van het
bestuurskantoor te Oranjestad. Sept. 1959: C. Bloemen, Geen geschiedenis repeteren,
maar vooruitgaan, m.o.v. P. Noordenbos; Th. Verharen, L'histoire se repète-t-elle?
Okt. 1959: H. H. M. Dinkgreve, Het archief. Nov./dec. 1959: Dr. G. W. A. Pan-
huysen, Toezicht op het beheer van de archieven der gemeentelijke organen, m.o.v.
Ph. F. Ruygh. -Jan. 1960: H. H. M. Dinkgreve, Het archief (II); J. J. D. A. Heemstra,
Het registratuurplan voor het Departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid.
Febr. 1960: T. H. Bosman, Ordeningssysteem (I); maart 1960: T. H. Bosman, Or
deningssystemen (II).
In Tradition, Zeitschrift für Firmengeschichte und Unternehmerbiographie 2/1959,
komt een artikel voor van dr. C. Groeneveld, Die Funktion des Betriebarchivars in den
Niederlanden.
In het Archief voor de geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland, 1959, III,
is in een bijdrage: Middeleeuwse Friese huwelijkstoespraken in Bazel, door M. P. van
Buijtenen, W. J. Buma en K. Heeroma, opgenomen een voor de beoefenaars der
chronologie interessante kalender met commentaar door collega dr. Van Buijtenen.
a) De vermelding van deze belangrijke bronnen, die zeker ook wel vóór 1585
aanwezig zullen zijn, doet te meer betreuren dat men bij de hervatting der Oostzee-
publikatie gemeend heeft de periode 1500-1585 te moeten laten liggen.
Das Staatsarchiv Düsseldorf und seine Bestande I, Landes- und Gerichts-
archive von Jülich-Berg, Kleve-Mark, Moers und Geldern. Bestandsübersichten,
bearbeitet von F. W. Oediger. Respublica-Verlag, Siegburg 1957.
Het hier besproken boek geeft een overzicht van de inhoud der in de titel
genoemde archieven tot het jaar 1793, resp. 1806, voor zover zij te Dusseldorp
berusten. Wij vinden hier een wegwijzer, die het midden houdt tussen ons
Overzicht van de inhoud van de Rijksarchiefbewaarplaatsen in Nederland,
en onze uitgebreide archiefinventarissen.
Aan de overzichten gaat een inleiding vooraf, getiteld „Das Staatsarchiv
1822-1945". Aanvankelijk vormde het oude landsarchief van Gulik-Berg de
inhoud van het Dusseldorper archiefdepot. Het had in 1802 de oorkonden der
Bergse kloosters en in 1803 het archief van de Gulikse heerlijkheden opge
nomen. Van 1822 tot 1866 stond de bekende dr. Th. J. Lacomblet als
archivaris aan het hoofd, die het archiefmateriaal toegankelijk heeft gemaakt
door het vervaardigen van repertoria en door de uitgave van zijn „Urkunden-
buch für die Geschichte des Niederrheins (1840 e.v.j.). In Lacomblets
ambtsperiode werd een zeer groot aantal archieven overgenomen. Wij noemen
die van de stiften van Elten, Emmerik en Rees, het archief van de Oranjes
als graven van Meurs (1600-1712); het archief Kleef-Mark en de archivalia
van de Gulikse en Bergse Ridderschap; die van de Staten van het door
Pruisen verworven gedeelte van het Overkwartier van Gelre (1713-1794),
en van het Hof van Justitie, dat in 1714 voor dit gebied ingesteld werd; en
stukken van Johan Maurits van Nassau, van 1647 tot 1679 stadhouder van
de keurvorst van Brandenburg in Kleef (de archivalische nalatenschap, be
rustende op de Dillenburg, is in 1819 en 1835 tussen de archieven te Dusseldorp
en Munster en het Koninklijk Huisarchief verdeeld).
Belangwekkend is het overzicht dat dr. Oediger geeft (p. 17-23) van de
arbeid, die in de loop der jaren verricht is om de archieven hun plaats te
geven. Hier komen afgiften en ruilingen ter sprake, in de eerste plaats met
de staatsarchieven te Berlijn, Koblenz en Munster, maar ook met archief
bewaarplaatsen in de Nederlanden.
De inleiding eindigt met mededelingen over de lotgevallen van het archief
gedurende de laatste oorlog. Vooral het zinken van de „Lastkahn Main 68
bracht grote verliezen, o.a. van vele voor de Nederlandse geschiedenis be
langrijke akten uit het Kleefse en Gulikse archief en uit dat van verschillende
kloosters w.o. Elten. Zo is de Kleefse afdeling „Beziehungen zu Geldern
althans voorlopig, onbruikbaar geworden (p. 43, 210). In het overzicht zijn
deze stukken tussen rechthoekige haken geplaatst.
In het bijzonder is het Dusseldorper archief, en dus de onderhavige publi-
katie, van belang voor de beoefening van de geschiedenis van Gelderland, en
van het gebied dat onze provincie Limburg thans omvat. Tot Limburg behoort
immers een groot deel van het Gelderse Overkwartier, dat anderdeels Duits
gebied geworden is. Maar bovendien heeft een dynastieke band tot gevolg
gehad, dat Dusseldorp de belangrijkste Gelderse landsheerlijke archiefstukken
gedurende lange tijd geherbergd heeft. Hiertoe hebben de z.g. Münchense
charters behoord, die in 1949 door de goede zorgen van jhr. dr. D. P. M.
Graswinckel in Gelderland terugkeerden. Over de gang van zaken met be
trekking tot deze documenten is het ons, dank zij de medewerking die dr. Oedi-