40 refereren wij eerst algemene mededelingen, vervolgens de stand van zaken t.a.v. de (voor ons) belangrijkste publikaties. Aan de lijst van in bewerking zijnde bronnenpublikaties werden in 1956 twee nieuwe toegevoegd. De heer J. J. Woltjer vestigde de aandacht op de mogelijkheid van een uitgave van kerkeraadsprotocollen der Gereformeerde kerk te Emden in de 16e eeuw, waartoe van Duitse zijde reeds voorbereidingen waren gedaan. Men komt hier niet alleen in aanraking met de kerkelijke activiteit der uitgeweken Nederlanders; zij zijn ook niet zonder waarde voor de economische en politieke geschiedenis van ons land. De uitgave ervan is opgedragen aan prof. dr. D. Nauta. De publikatie van de Inventarissen van de inboedels van de paleizen der Oranjes, 1567-1795, kreeg vaste vorm. Zij zal de inventarissen bevatten van een 15-tal paleizen en andere verblijven in Nederland van de vorsten uit het huis Oranje-Nassau, benevens die van het paleis van Nassau te Brussel en het slot Oranienstein te Dietz. Met de bewerking zijn belast mej. dr. S. W. A. Drossaers en de heer Th. H. Lunsingh Scheurleer, met medewerking voor de annotatie der schilderijen van de heer B. J. A. Renckens. Belangrijk materiaal is blijkens deze verslagen reeds bijeen gebracht. Een onderzoek werd door prof. dr. T. J. Jansma ingesteld naar notariële stukken te La Rochelle, die voor de handel Nederland-Frankrijk van belang zijn en die bij de bewerking der Bronnen tot de geschiedenis van de handel met Frankrijk, 753-1585, nog niet in de departementale archieven waren onder gebracht. In afwachting van nadere beslissing over uitgave zijn de stukken gemikrofilmd. De foto-verzameling der Commissie werd in 1956 aanzienlijk uitgebreid. Van het Nationaal Fonds voor wetenschappelijk onderzoek te Brussel werd het eerste gedeelte ontvangen van de te Wenen opgenomen mikrofilms, om vattend staatspapieren en diplomatieke briefwisseling van einde der 15e tot 18e eeuw, bewaard in het Oostenrijkse Staatsarchief. De films kunnen op het A.R.A. worden geraadpleegd; zij kunnen bovendien worden uitgeleend aan wetenschappelijke instellingen waar een leesapparaat aanwezig is. Met medewerking van Z.W.O. werd in 1958 een tweede zeer omvangrijke ver zameling verkregen1). Nu komt Simancas aan de beurt. In het najaar van 1955 kreeg de Commissie hoogte van subsidiëring door Z.W.O. van het opstellen van een traktatenlijst en van een onderzoek naar bronnen voor de geschiedenis van het volkenrecht, waarvoor de resolutiën der Staten-Generaal het voornaamste fonds vormen, zonder dat daarover met de Commissie overleg was gepleegd. Zich beroepend op haar opdracht (K.B. van 9 aug. 1948) tot „coördinatie van de geschiedvorsing en de ge- schrijving betreffende ons vaderland" wendde zij zich tot de Z.W.O., die haar een eindweegs tegemoet kwam, maar het bleek moeilijk een volkomen bevredigende oplossing te vinden. De Commissie vertrouwt evenwel dat in de toekomst in soortgelijke gevallen overleg in een vroeger stadium zal plaats vinden. In 1957 werd de Commissie benaderd door het bestuur van het Historisch Genootschap, dat door de heer H. A. Ett een onderzoek had doen instellen naar waardevolle archieven in particulier bezit, „de slechtst gekende en minst 1) Gelukkig voorbeeld van de mogelijkheid de beschikking te krijgen over archief stukken, die (nog) niet voor overdracht in aanmerking kunnen komen. 41 overzichtelijke archieven die er in Nederland bestaan welk onderzoek door gebrek aan middelen moest worden gestaakt. Het H.G. legde het denkbeeld van hervatting aan de Commissie voor, die een bespreking had met de voor zitters van De Nederlandsche Leeuw en het Centraal Bureau voor Genealogie. De conclusies dezer bijeenkomst waren: „centrale registratie van archieven in particulier bezit, speciaal de oudere familiearchieven, is dringend gewenst; zij kan het best uitgaan, niet van ambtelijke instanties, maar van instellingen en personen die gemakkelijk toegang hebben tot archiefbezitters; het is beter de verkregen gegevens niet te publiceren, maar ze op een centraal punt op fiches te bewaren; de gegevens van de heer Ett (thans in het rijksarchief te Utrecht) dienen erin opgenomen te worden Als voorbeeld werd gesteld het Engels National Register of Archives. Beide genoemde Genootschappen heb ben in hun organen oproepen geplaatst, waarin eigenaars van particuliere archieven werden uitgenodigd mede te werken tot deze registratie. Het ligt niet in de bedoeling de eigenaars te verzoeken hun archieven in eigendom of bewaring aan de publieke instellingen af te staan. Uit het verslag over 1958 putten wij de mededeling, dat aan dr. F. Ketner, die binnenkort klaar zal zijn met het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, de bewerking van een nieuw oorkondenboek van Gelre en Zutfen zal worden opgedragen. Wat de stand der publikaties betreft kunnen wij het volgende mededelen, waarbij alleen het belangrijkste kan worden vermeld; die welke reeds zijn verschenen, zijn ieder onzer bekend. Levantsche handel (een der eerste op drachten! Bewerking der missiven voor het laatste deel is bijna voltooid, met die van schepenlijsten, statistieken enz. is een begin gemaakt. - Resolutiën der Staten-Generaal, 1576-1609. Bewerking van het laatste deel is gevorderd tot 1608. De periode, aanvangende 1 jan. 1610, zal worden bewerkt door de nieuwe wetenschappelijke assistent A. Th. van Deursen, hist, docts, volgens de nieuwe richtlijnen, getrokken in de „Drie rapporten nl. in chronologische volgorde en met sterke bekorting, welke zal moeten worden gevonden niet in weglating van resolutiën, maar in het geven van samenvattingen. Kroniek van Johannes de Beke. V/as volgens laatste bericht bijna gereed, over de ingewikkelde typografie dezer uitgave is nagedacht, maar nog geen beslissing genomen. -Johan van Oldenbarnevelt. Gekopieerd is een hs. uit de Kon. Bibliotheek, bevattende eigenhandig geschreven remonstrantie aan de Staten van Holland uit 1618, uitgegeven, doch met allerlei wijzigingen in vorm en inhoud, zodat publikatie in zijn oorspronkelijke vorm de moeite waard lijkt. Bouwgeschiedenis Dom Utrecht. Verslag 1956 brengt opgewekte berichten over vordering; de verwachting van de bewerker was het tweede stuk (1480-1520) in de tweede helft van 1957 klaar te zullen hebben. Beide vol gende verslagen echter zwijgen hierover. Dagvaarten Staten van Holland vóór 1544. De bewerker dr. P. A. Meilink overleed begin 1957. Het zal moeilijk zijn voor de bewerking van dit moeilijke materiaal een opvolger te vinden; in 1958 kon omtrent de voortzetting der uitgave nog geen besluit worden genomen. Briefwisseling Hugo Grotius. Aan de aandrang ook elders reeds gedrukte en de ambtelijke briefwisseling met Zweden op te nemen is gevolg gegeven. Dl. II (1626-1628) was eind 1958 bijna gereed. Rekeningen grafelijkheid uit de Beierse tijd. De bewerker, dr. H. J. Smit, overleed in 1957; in okt. 1958 werd de voortzetting opgedragen aan dr. H. P. H. Jansen. Handel Beneden-Maasgebied tot 1500. Indices en glossarium waren eind

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 24