BLADVULLING MODERNE ARCHIEFPROBLEMEN 28 uit de heren Wuisman en Zondervan constateert dat de boekhouding in goede orde verkeert en stelt voor de penningmeester onder dankbetuiging te dechar geren, wat de voorzitter met instemming van de aanwezige leden doet. In de verkiezing van een nieuwe voorzitter, nodig door het reglementaire aftreden van de heer H. M. Mensonides, wordt de door het bestuur voor gestelde candidaat, de heer Don, bij acclamatie verkozen; deze verklaart de benoeming te aanvaarden. In de rondvraag brengen de heren Hart, Van Hoboken, Schaap en Ooster- baan het 'belang van de actie voor salarisnormen naar voren en informeren naar de stand van zaken. De voorzitter zegt toe in dezen diligentie te zullen be trachten. De heer Brekelmans attendeert op de mogelijkheid archiefambtenaren met secretarie-ambtenaren te vergelijken op een voor tweede klas ambtenaren gunstige wijze; ook voor eerste klas ambtenaren is een dergelijke vergelijking mogelijk. De heer Schaap wijst in dit verband op het belang van de taak analyse bij het personeelsbeleid, zoals die bij de gemeente Arnhem reeds wordt toegepast. De heer Van Hoboken sluit zich bij dit betoog aan en merkt op dat op wetenschappelijk èn op financieel belang van de archiefdienst moet worden gewezen. De heer Van Hoboken vraagt of het bestuur leden aanwerft, nu sinds het besluit van de algemene vergadering van 19 september 1958 leden van de Vereniging, in dienst bij gemeente of waterschap, niet meer automatisch tot leden van de afdeling gerekend worden. De voorzitter antwoordt ontkennend en verklaart dat men de statutenwijziging afwacht. De heer Hart en enkele andere leden bepleiten de aanstelling van volontairs in een geheel of gedeeltelijk bezoldigde functie, zoals dit bij het Rijk en bij enkele gemeente-archieven reeds plaatsvindt. De heer Don bedankt de vergadering voor het in hem gestelde vertrouwen bij zijn benoeming tot voorzitter, wijst op de nu urgente behartiging van de materiële belangen der leden als een der voornaamste taken van de afdeling en brengt de aftredende voorzitter dank voor het gevoerde beleid. De voorzitter sluit na afloop van de rondvraag om 12.30 uur de vergadering. Nieuwe leden. Als leden zijn door het bestuur aangenomen mej. A. A. Wol- terbeek Muller (I) te Leiden en H. J. H. Bossink (II), commies-A bij het gemeentearchief van 's-Hertogenbosch. SCHRIJFMACHINE DOET HAAR INTREDE IN LONDENS ARCHIEF De schrijfmachine heeft in het stedelijk archief van Londen eindelijk de haar toekomende plaats veroverd naast de pen en de ganzeveer. De gemeenteraad heeft haar jaarverslag van 't afgelopen jaar laten tikken op schrijfmachinepapier. Het is de eerste keer sinds 1275 dat dit document niet met de hand is ge schreven. Dit getikte verslag zal worden gevoegd bij de lange reeks jaar verslagen, waarvan de eerste met de ganzepen zijn geschreven. De conservator van het archief zei: „zouden schrijfmachinepapier en de inkt van een schrijfmachinelint ook zo goed de eeuwen kunnen trotseren? Onze wetenschappelijke adviseurs zeiden: ja en zo zijn wij schoorvoetend van de oude methode afgestapt. Deze methode vergde te veel tijd en werd erg kostbaar." Overgenomen uit Het Vaderland. 29 De ontwikkeling van het Nederlandse archiefwezen in de laatste veertig jaar heeft er helaas toe geleid, dat de archivarissen en de verzorgers van de moderne archieven elkaar niet hebben gevonden. Men kan dit betreuren of niet, maar het is een feit, dat niet valt te loochenen. Vraagt men zich af, wat hiervan de oorzaak is, dan krijgt men de indruk, dat gebrek aan belang stelling voor elkanders opvattingen en problemen een van de voornaamste redenen is, waarom dit zo is gelopen. Ook is het niet moeilijk om aan te wijzen, wie deze gang van zaken in de hand hebben gewerkt: enerzijds Fruin, die de archivarissen reeds in 1915 nadrukkelijk ontried zich met registratuur problemen bezig te houden, en anderzijds Noordenbos, die onlangs nog in Overheidsdocumentatie beweerde, dat alleen de administratie kan beoordelen, hoe een archief in de registratuurperiode behoort te worden ingericht. Voor behoudende archivarissen en registratoren mogen de uitspraken van deze twee die-hards nog steeds als hoogste wijsheid gelden, echter voor wie verder kan zien, dan zijn neus lang is, geven ze blijk van een soort struis vogelpolitiek, die willens en wetens de ogen sluit voor de noden van de toekomst. Terwijl men in het buitenland al lang heeft begrepen, hoe een gezond archiefwezen meebrengt, dat de archivaris zich niet meer uitsluitend bezighoudt met het toegankelijk maken van de oude archieven voor de huidige generatie, maar ook wordt betrokken bij de vorming van de moderne archieven, sukkelen we hier nog vrolijk op de oude voet verder. Archivarissen en registratoren leven langs elkaar heen en spreken ieder een taal, die voor de andere categorie moeilijk of niet te verstaan is. Bij de meerderheid in de beide kampen schijnt de behoefte of de wil om elkaar te begrijpen ook nauwe lijks aanwezig te zijn. Toch mag dit voor de minderheid geen reden vormen zich bij een situatie neer te leggen, die nimmer in het belang kan zijn van de archieven zelf: de bronnen, waarop nu de administratie steunt en waaruit toekomstige generaties een oordeel zullen vellen over onze tijd. Een van de voornaamste hinderpalen voor wederzijds begrip spruit hieruit voort, dat zij, die kennis hebben van de moderne administratie of voorgeven die te hebben want waar is de wonderman, die met de hand op het hart kan beweren, dat hij alle overheidsadministraties van hoog tot laag op zijn duimpje kent? gewoonlijk onvoldoende begrip voor het wezen van archieven hebben. Zolang men zich op het standpunt blijft stellen, dat administratieve deskundigheid de enige basis kan zijn voor de ordening van archieven, geeft men tegelijkertijd blijk aan de kern van de zaak voorbij te gaan. Archieven hebben hun eigen problematiek. De stelsels van ordening, die vandaag aan de dag opgeld doen, hebben hun voorgangers gehad, die men grondig moet kennen, alvorens te kunnen beoordelen, of de nieuwe stelsels beter zijn dan de oude. Het bestuderen van al die stelsels in heden en verleden en het doorgronden van hun systematiek behoort tot de voornaamste bezigheden van de archivaris. Door zijn bijzondere vakbekwaamheid en jarenlange training is hij in staat of behoort hij althans in staat te zijn er bepaalde grondprincipes in te ontdekken, waarvan de bruikbaarheid in de loop der eeuwen proef ondervindelijk is komen vast te staan. Principes, die de beste waarborgen leveren, dat zowel de administratie als de toekomstige onderzoekers het meest praktische en efficiënte gebruik van de archieven kunnen maken. Wanneer de administratie met die beginselen geen of onvoldoende rekening

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 18