27 26 de roulatie gehandhaafd zien, hij is echter van oordeel dat het niet nodig is dit in het reglement vast te leggen, wat door mejuffrouw Prins wordt voor gesteld. De heer de Vey Mestdagh zou de voorkeur geven aan een zittings termijn van vijf jaren en wel omdat deze dan overeen zou komen met de in de „Vereniging" bestaande regeling. Spreker vraagt zich af of verlenging van de termijn van drie tot zes jaren op zich zelf wel enige zin heeft. Zijn na drie jaren geen resultaten bereikt, dan kan men het met een nieuwe voorzitter proberen. Is er daarentegen na zes jaren wel iets tot stand gekomen, dan zou men, in de zin van het bestuursvoorstel doorredenerend, weer een nieuwe verlenging mogelijk moeten maken, wat spreker niet gewenst lijkt, in 't bij zonder wat betreft het voorzitterschap en dit nog te meer omdat er al een bestuurslid is dat reglementair steeds herkozen kan worden n.l. degene die als vertegenwoordiger bij de C.H.A. optreedt. De heer Ten Cate vraagt zich af of een oplossing zou kunnen gevonden worden in uitbreiding van het bestuur. De waarnemend voorzitter wil daar momenteel niet op in gaan, hij zegt toe een mogelijke uitbreiding in een bestuursvergadering ter sprake te brengen. De heer Fox benadrukt opnieuw dat buiten de continuïteit binnen het bestuur, gewaarborgd door de bestaande trapsgewijze aftreding, ook nog een persoon lijke continuïteit wenselijk kan zijn, zoals nu het geval is met de voorzitter. De heer De Vey Mestdagh vraagt of men niet kan volstaan met een incidentele verlenging van de zittingsduur van de huidige voorzitter. De waarnemend voor zitter is van mening dat een incidentele verlenging niet in overeenstemming is met de bedoelingen van het bestuur. Daar komt nog bij dat de statuten zouden moeten gewijzigd worden. Op een vraag van de heer Van de Klooster antwoordt de heer Fox, dat het bestuur het momenteel niet nodig vindt een statutenwijziging voor te stellen. De heer Panhuysen doet opnieuw een beroep op de aanwezigen het bestuurs voorstel te aanvaarden. De heer Brouwer geeft ten slotte nog te kennen dat z.i. een voorzitter steeds gecontinueerd moet kunnen worden, indien de om standigheden dit noodzakelijk maken. De waarnemend voorzitter dankt de sprekers voor de prettige wijze van discussie. Het bestuur zal de gang van zaken nauwkeurig aanzien en niet aarzelen met nieuwe voorstellen te komen indien dit nodig mocht blijken. De waarnemend voorzitter brengt het bestuursvoorstel in stemming. Door hand opsteken wordt vastgesteld dat het voorstel is aangenomen met 15 stemmen vóór en 1 stem tegen. De heer Fox wenst de heer Van der Poest Clement die intussen weer is binnengeleid geluk met zijn herbenoeming tot voor zitter. Hij spreekt de hoop uit dat het deze voorzitter gegeven zal zijn de doelstellingen die hij met zoveel volharding nastreeft, te volbrengen. Aan de orde is dan de herkiezing der bestuursleden. Het zittende bestuur, de heren A. van der Poest Clement, F. H. C. Weytens en J. Fox, worden bij acclamatie herkozen, de heer Weytens bovendien als vertegenwoordiger bij de C.H.A. De heer J. Visser te Leeuwarden wordt opnieuw aangesteld tot plaatsvervangend bestuurslid. Als opvolger van de heer B. J. A. M. van Son, die niet meer in aanmerking wenst te komen, wordt als plaatsvervangend lid van het bestuur op voorstel van het bestuur benoemd de heer N. M. Japikse te s-Gravenhage. Eveneens op voorstel van het bestuur wordt de heer mr. J. H. de Vey Mestdagh te Utrecht herkozen als plaatsvervangend vertegenwoordiger bij de C.H.A. en de heer Japikse tot tweede plaatsvervangend vertegenwoor- diger bij deze Centrale aangesteld. Van de rondvraag maakt geen der aan wezigen gebruik. De voorzitter sluit de vergadering om 12.10 uur. AFDELING GEMEENTE- EN W ATERSCH APS ARCHIEF AMBTENAREN Verslag der 39ste afdelingsvergadering, gehouden te Utrecht op 28 januari 1960. Om 11 uur opent de voorzitter, de heer H. M. Mensonides, de vergadering en verwelkomt de 33 aanwezige leden. De voorzitter brengt zijn verslag uit over het afgelopen verenigingsjaar, dat ditmaal gelopen heeft van 1 september 1958 tot 31 december 1959 ten gevolge van de tussentijdse overgang naar een verenigingsjaar identiek met het kalenderjaar. Op de eerste plaats noemt de voorzitter enige personalia: het overlijden van jhr. H. H. Röell, oud-archivaris der gemeente Haarlem, van mr. dr. J. W. Verburgt, oud-gemeentearchivaris van Leiden en archivaris van de Hervormde Gemeente te 's-Gravenhage en van A. E. d Ailly, oud adjunct-commies aan het Amsterdamse gemeentearchief. Vervolgens vermeldt hij het verheugende feit, dat mr. W. F. H, Oldewelt, gemeentearchivaris van Amsterdam, op 7 september 1959 het voorrecht te beurt viel bij de ontvangst van H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins der Nederlanden door het ge meentebestuur van Amsterdam te mogen spreken over „Het practisch nut en het wetenschappelijk belang van het Archief der Gemeente Amsterdam Vervolgens memoreert de voorzitter de verlening van de Bucheliusprijs 1958 aan mej. dr. I. H. van Eeghen door de Vereniging van Nederlandse Kunst historici, de promotie van de heer L. P. L. Pirenne, gemeentearchivaris van Den Bosch, op het proefschrift s-Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht het zilveren ambtsjubileum van mr. J. J. Beyerman, gemeentearchivaris van Dordrecht, en diverse benoemingen en bevorderingen in het archiefwezen. Met vreugde vermeldt hij de opening van het nieuwe gemeentearchief te Delft op 7 april 1959 met zijn stijlvol gerestaureerd administratiegebouw en aan alle eisen van deze tijd voldoende depot en spreekt de hoop uit, dat dit feit een voorbeeld voor andere, ook grotere gemeenten mag zijn. De afdeling telt thans 77 leden. Nieuwe aanmeldingen als lid vonden niet plaats. De actie voor salarisnormen vormt nog steeds een onderwerp van be sprekingen met de Centrale voor hogere gemeenteambtenaren. Het is te hopen dat deze slepende affaire onder de opvolgende voorzitter tot een concreet einde zal worden gebracht. De voorzitter adstrueert de noodzaak van een voldoende bezoldiging met een hem ter ore gekomen voorbeeld, waarin een positie in het archiefwezen voor een veelbelovende kracht niet aantrekkelijk bleek te zijn in financieel opzicht. Tenslotte ziet de voorzitter als een lichtpunt de bezorgdheid van de Commissie van rapporteurs uit de Eerste Kamer over de archiefwet op ditzelfde punt. De notulen van de 38ste afdelingsvergadering op 19 september 1958 te 's-Hertogenbosch gehouden worden, aangezien de tekst reeds in het Archie venblad gepubliceerd werd en geen opmerkingen worden gemaakt, gearres teerd. De penningmeester, dr. A. T. Schuitema Meijer, brengt het financieel verslag over 1958/59 uit. Er bestaat een voordelig saldo. De kascommissie bestaande

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 17