24 archief óiTw "T"9 T archief: het °Pb<™ het leende 25 plaats wordt beheerd door een aan bepaalde eisen voldoende archiefambtenaar, die de titel draagt van gemeentearchivaris, of, zo geen archivaris mocht zijn benoemd door de secretaris. we?7918bePalin9 Stemt °Vereen met de re9elin9. vervat in de thans geldende Archief- Naar de archiefbewaarplaats worden volgens het ontwerp overgebracht archief- bescheiden, welke ouder zijn dan 50 jaar (het z.g. oude archief). Bedoelde gemeentearchivarissen zijn thans veelal aangesteld in grotere gemeenten, mnn 'v-1eveef,Jvan het aantaI Nederlandse gemeenten. Voorts bestaat de óver een ne' mlfdels, een9Mieenschappelijke regeling, dat meer gemeenten tezamen over een gemeentearchivaris beschikken. n,vÓ!w e?ntWePfArChiefTet 1959,beyat ten aanzien der gemeenten echter ook een nieuw element ten opzichte van de thans geldende wet. In artikel 25, 2e lid, van het ontwerp is nl. gesteld, dat de gemeentearchivaris tevens toezicht uitoefent op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen, voor zover deze bescheiden nog niet zijn ondergebracht naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats (het zg. lopende archief). J betreekkióneteoftehriChKVriS ZOU belaSt worden met een toezichthoudende taak met etrekking tot het beheer van het gemeentearchief in het administratieve stadium. stadhim bepalende t°t he' bebeer van de archiefbescheiden in het administratieve Sr'„^Tterende T u ,secretarie der gemeente, meent ons bestuur, dat het brtekent vóÓ de" ,t0e2lcht do°r ee,n gemeentearchivaris een principiële afwijking seJóetaril Stelsel Va? de gemeentelijke bestuursinrichting is de secretaris hoofd van de Óns heT verantwoordelijk voor een doeltreffende administratie daarvan, zodat het ter sÏÓreterieTln deVz0° mt d tO0Zicht °P behe6r Van de arehiefbescheiden ter secretarie aan de zorg van de secretaris zou worden onttrokken Ziin 6JrfTntewretariS ZOV a,dus VOOr een deel van ziin taab praktisch ondergeschikt di hÓvel k 9emeentebestuur te benoemen ambtenaar, rechtstreeks staande onder de bevelen van burgemeester en wethouders. Deze verhouding zou zich kwalijk verstaan met de positie van de gemeentesecretaris kregen 9emeentewet is v-ankerd en in de praktijk haar gestalte heeft ve- vanfdeeZienemVepnihet hier sPrake zou 2i)n van een uitholling van de functie k k9emejntesecJ'etaris, moet voorts gesteld worden, dat ook om administratief- hnofd 6 rfdenen hef verre de voorkeur verdient, dat de gemeentesecretaris, als h k Van A secretarie' verantwoordelijkheid blijft dragen voor het toezicht op het et resldu van de administratie, gebonden aan de eisen van administratieve Ln enaÓebmiken w T T det3ilS ke"niS vereisende van de administratieve vor- n en gebruiken, waartoe de secretaris een apparaat ten dienste staat' de qemeenteliike aangesloten ^i^het reai t' f^"9 aUe aangesloten bij het registratuurbureau van de vereniging van Nederlandse nemeenten dat„op voortreffelijke wijze naar het decimale code-stelsel van voorlichtfng e'n bptÓnd kpPn tbeStUUa SPre5kt d^b°°P uit' dat u het bovenstaande in uw beoordelinq van 2e lid" Wer,d"f lefwet I9^9 betrekt en dat deze ertoe medewerkt, dat artikel 25 2e lid, van dit ontwerp wordt geschrapt. aruKei zo, Met verschuldigde hoogachting, Hilversum Het bestuur voornoemd, Pijnacker 6 oktober 1959. voorzitter (P. Bergsma) secretaris (J. M. M. Heijmerikx) AFDELING VAN RIJKSARCHIEF AMBTENAREN Verslag van de 42e afdelingsvergadering, gehouden te Utrecht op 28 januari 1960. De voorzitter, de heer Van der Poest Clement, opent om 11.10 uur de vergadering, die wordt bijgewoond door 18 personen, waaronder een niet- afdelingslid. De notulen der vergadering van 19 september 1958, afgedrukt in het N.A.B. jaargang 1958-'59 nr. 1, worden zonder opmerkingen aanvaard. De voorzitter brengt zijn jaarverslag uit over de periode september 1958- december 1959. Hij deelt mede, dat nauwer contact is tot stand gekomen tussen het bestuur van de Afdeling Rijksambtenaren, het bestuur van de .Museumdag" en het bestuur van de Vereniging van ambtenaren van Rijksinstituten en -laboratoria, alle aangesloten bij de Centrale van Hogere Ambtenaren. Hij brengt ter kennis van de aanwezigen, dat er vele malen besprekingen zijn gevoerd op de afdeling Oudheidkunde en Natuurbescherming van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die in zake onze belangen bij zonder actief is. Het jaar 1959, dat de behandeling van de Archiefwet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal bracht en tevens het voorlopig verslag van de commissie uit de Eerste Kamer der Staten-Generaal, gaf het bestuur aanleiding er naar te streven, dat de materiële belangen van de rijksarchief ambtenaren zoveel mogelijk ter sprake werden gebracht. Het bestuur meent, dat door publikalie en persoonlijke besprekingen deze materie zodanig in de belangstelling is komen te staan, dat met enig optimisme mag worden verwacht, dat de eensgezinde bemoeiingen van het Departement, waaronder het archief wezen ressorteert, de Centrale van Hogere ambtenaren en het bestuur van de afdeling Rijksarchief ambtenaren, tot belangrijke resultaten zullen leiden. Na een kort overzicht, gegeven door de penningmeester, wordt op voorstel van de kascommissie, bestaande uit de heren Avelingh en de Jongh, de rekening en verantwoording goedgekeurd en de penningmeester gedechargeerd. Aan de orde is dan het bestuursvoorstel tot verlenging van de zittingstermijn van de bestuursleden. Waar het hier in het bijzonder de continuering van de heer Van der Poest Clement als voorzitter betreft, die nu drie jaren als zodanig heeft gefungeerd, draagt deze het voorzitterschap over aan het bestuurslid de heer Fox en verlaat tijdelijk de vergadering. De waarnemend voorzitter zet uiteen waarom het bestuur met dit voorstel gekomen is. Een termijn van drie jaren is te kort gebleken om uitvoering te kunnen geven aan de plannen van het bestuur om een verbetering van de positie der rijksarchief ambtenaren te verkrijgen. Zoals de zaken nu staan moet aan het bestuur en speciaal aan de voorzitter de gelegenheid gegeven worden de lopende onder handelingen tot een goed einde te brengen. De heer ten Cate blijkt grote 'be zwaren te hebben tegen het voorstel. Hij memoreert toestanden die vroeger in de Vereniging van Archivarissen bestaan hebben en geeft als zijn mening te kennen dat het bestuur de klok terug wil zetten. De heren Brouwer en Pan- huysen daarentegen geven uiting aan hun bijval met het voorgestelde. Laatst genoemde spreekt uit eigen ervaring. Mejuffrouw Korvezee vraagt of de roulatie in het bestuur niet voldoende waarborg geeft voor de verlangde continuïteit. De waarnemend voorzitter is van mening dat het niet alleen om de continuïteit gaat, maar dat het bij het onderhouden van belangrijke contac ten vaak ook op een persoon kan aankomen. De waarnemend voorzitter wil

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 16