18 Op onze voorjaarsvergadering van 23 april 1959 te Groningen heb ik LI moeten meedelen, dat onze samenwerking met de 3.O.D., aan de cursussen in archiefverzorging der overheidsadministratie verbroken is; ik heb U toen uitvoerig de gronden, waarop dit geschied is medegedeeld. Ik behoef daarop nu dus niet opnieuw in te gaan. Alleen wil ik naar aanleiding van een op merking, die hierover is gemaakt op de Algemene Ledenvergadering van de S.O.D. van 26 oktober 1.1. nog eens uitdrukkelijk herhalen, dat onze samen werking met de S.O.D. aan de bedoelde cursus inderdaad volledig verbroken is, en dat de docenten en examinatoren in het vak „oud-archief" sindsdien geheel op eigen verantwoordelijkheid zonder enige bemoeiing van de zijde van onze Vereniging hun taak vervullen. Hiervóór heb ik U verhaald, hoe krachtig de Vereniging van Nederlandse Gemeenten art. 25 lid 2 (de inspectie door de gemeentearchivaris) van de nieuwe archiefwet bestreden heeft. Het is vanzelfsprekend haar goed recht om voor haar inzichten op te komen. Maar sinds vele jaren bestaat er een „Arohiefcommissie" door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ingesteld om haar in zaken betreffende de gemeentearchieven van advies te dienen. In deze commissie hebben vier leden van onze vereniging zitting, onder wie uw huidige voorzitter en ondervoorzitter. De genoemde aktie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten tegen art. 25 lid 2 is echter gehéél buiten deze archiefcommissie om en zonder enig overleg met deze commissie gevoerd. Het nut van deze commissie wordt op deze wijze wel zéér illusoir. Dit feit is voor uw voorzitter en ondervoorzitter aanleiding geweest om ontslag te nemen uit deze Archiefcommissie van de Vereniging van Nederlandse gemeenten. De diepere grond hiervoor was voor ons bovendien deze, dat wij menen te hebben ervaren dat het voor bestuursleden, en zeker voor de voorzitter en onder voorzitter van onze Vereniging, noodzakelijk is, volkomen vrij en onbelemmerd te blijven bij en in het verdedigen van de inzichten en ideeën, welke onze Vereniging voorstaat. Als belangrijke gebeurtenissen op ons gebied in ons eigen land moge ik hier Yermelden, de oprichting van het Streek-archivariaat „De Liemers en Doesburg" dat met ingang van 1 februari 1959 in werking is getreden in de vorm van een gemeenschappelijke regeling, waaraan wordt deelgenomen door de gemeenten Angerlo, Doesburg, Duiven, Wehl en Zevenaar; tot streek archivaris van deze instelling werd met ingang van de genoemde datum be noemd de heer W. Zondervan te Zutphen. In Delft werd op 7 april 1959 het nieuwe gebouw van het gemeentearchief aan de Oude Delft officieel geopend door de commissaris der Koningin in Zuid-Holland; aan de gemeentearchivaris dr. D. P. Oosterbaan nogmaals onze hartelijke gelukwensen. In onze internationale betrekkingen werden wij getroffen door de dood van graaf Riccardo Filangieri di Candida Gonzaga, algemeen inspecteur van de archieven in Italië, die aan velen van ons bekend is geworden als organisator van het derde Internationale Archiefcongres te Florence in 1956; hij is in sept. 1.1. op 67-jarige leeftijd overleden. Op 5 oktober 1958 is overleden dr. W. Winkler, de algemene directeur van het staatsarchiefwezen in Beieren, een zeer sympathieke persoonlijkheid, die 19 verschillende onzer zich zullen herinneren van de internationale bijeenkomsten. Charles Braibant, de directeur général des archives de France, stichter van de Conseil international des Archives, van de Table Ronde des Archives en van de Internationale archiefstage aan de Archives-nationales te Parijs is in september 1959 afgetreden; zijn opvolger werd de heer Chamson. In onze vereniging hebben wij ons op de vergadering van 19 september 1958 te Den Bosch bezig gehouden met een partiële reglementsherziening vooral betreffende de afdelingen in onze Vereniging; dezelfde kwestie zal ons vandaag opnieuw bezig houden. Op de vergadering van 23 april 1959 te Groningen heeft dr. W. J. Formsma voor ons een zeer instructieve voordracht gehouden over „De nieuwe Hand leiding. Opzet en uitvoering", waarin hij ons de stand van zaken op dat ogenblik heeft uiteengezet. In de discussies is er door verschillende leden op aangedrongen om de belangrijkste en meest principiële punten van de Hand leiding nogmaals in een daartoe speciaal te beleggen vergadering aan de orde te stellen. Uw bestuur heeft het voornemen zo mogelijk in de loop van dit nieuwe jaar aan dit verzoek te voldoen. Zelf heb ik erop gewezen, dat de beste waarborg voor een ernstige behandeling van eventueel aan de orde te stellen punten deze zou zijn, dat de leden die op een of ander gebied of in een of andere kwestie een bepaalde mening hebben, die iets nieuws brengt, hun zienswijze schriftelijk formuleren en ofwel in het Archievenblad publi ceren ofwel aan het Bestuur of aan de Commissie van de Handleiding toe zenden. Omdat tot nu toe niemand van de leden aan dit verzoek heeft voldaan, wil ik dat verzoek hier opnieuw dringend herhalen. Op 15 en 16 september hebben wij te 's-Gravenhage opnieuw de „Studie dagen voor archief ambtenaren' gehouden, welke voor de vijfde maal door de Algemeen Rijksarchivaris en onze Vereniging in nauwe samenwerking ge organiseerd werden. In deze dagen werd opnieuw de waarde van de archief bewaarplaatsen als instellingen van wetenschap zeer duidelijk belicht. De heer A. May, directeur van het Staatsarchief te Luxemburg, behandelde zeer gedetailleerd de betekenis van de archieven voor de gewestelijke en locale geschiedenis in Luxemburg. De betekenis van de archieven voor de gewestelijke en locale geschiedenis in Friesland, Limburg en Gelderland werden vervolgens op zeer boeiende en verdienstelijke wijze behandeld en toegelicht achtereenvolgens door onze medeleden dr. M. P. van Buijtenen, mr. drs. H. H. E. Wouters en P. J. Mey, hist. drs. Hun verhandelingen zijn inmiddels in het Archievenblad gepubliceerd en daaraan kon in dezelfde aflevering nog toegevoegd worden de tekst van een rede over „Het practisch nut en het wetenschappelijk belang van het archief der gemeente Amsterdam", die onze collega mr. W. F. H. Oldewelt had uitgesproken bij de ontvangst van H.M. de Koningin en Z.K.H. de Prins der Nederlanden door het gemeentebestuur van Amsterdam in de ambtswoning van de burgemeester op 7 september 1959. Het Nederlands Archievenblad, dat in 1956-1957 in een vergrote omvang van 160 bladzijden verschenen was, en in 1957-58 208 bladzijden telde, is in het bijzonder door de publikatie van de voordrachten welke op de studie dagen van 1958 en 1959 gehouden werden zeer belangrijk en zeer omvangrijk geworden: de jaargang 1958-59 lopende tot 31 december 1959 telt niet minder dan 264 bladzijden. Moge dit een gunstig voorteken zijn voor de nieuwe redacteur dr. W. J.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 13