16
de aandacht op de verantwoordelijkheid, welke de archiefambtenaren te dragen
hebben, en de niet geringe belangen, welke aan hun hoede zijn toevertrouwd.
Bestaat er bij het Departement van Binnenlandse Zaken steeds voldoende
begrip en waardering voor de hierbedoelde wetenschappelijke ambtenaren en
ondervinden dezen steeds de nodige medewerking bij de uitoefening van hun
taak? De leden, hier aan 't woord, vreesden namelijk, dat het Nederlandse
Archiefwezen binnen maar al te korte tijd met zeer grote moeilijkheden te
kampen zal krijgen.
Verscheidene leden verklaarden, dat ook naar hun mening de verwerkelijking
van de aan het wetsontwerp ten grondslag liggende gedachte, n.l. de zorg
voor bescheiden, welke niet teloor mogen gaan, te bevorderen, in belangrijke
mate mede afhankelijk is van de financiële aantrekkelijkheid van een archivale
werkkring en van de outillage, aan het archivariaat geschonken.
Vele andere leden vestigden in dit verband de aandacht op de toezegging
van de Staatssecretaris tijdens de mondelinge beraadslaging over dit wets
ontwerp in de Tweede Kamer, de aantrekkelijkheid van de functies in het
archiefwezen te zullen bevorderen (Handelingen dezer zitting, blz. 2030, lin
kerkolom). Zij stelden er prijs op, hun voldoening over deze toezegging uit te
spreken en zouden gaarne vernemen, of de bewindsman te dezen reeds stappen
heeft genomen.
Sommige leden voegden hieraan toe, dat het, wanneer het onderhavige ont
werp van wet het Staatsblad zal hebben bereikt, h.i. dés te meer noodzakelijk
zal zijn, de wijze van recrutering en de salariëring van het archiefpersoneel
van de beide categorieën (artikel 9) in studie te nemen en op basis van het
aldus verkregen inzicht met kracht de te dezen bestaande moeilijkheden aan
te vatten, welke zich alsdan in sterkere mate nog dan reeds thans het geval
is zullen voordoen.
Enige leden, zij, die eerder in dit deel van het verslag omstandig uiting
hadden gegeven aan hun bezorgdheid over de materiële positie van de archief
ambtenaren, verklaarden door de vorenbedoelde toezegging van de Staats
secretaris niet geheel gerustgesteld te zijn. Zij drongen er dan ook bij de
Regering op aan te bevorderen, dat de bewindslieden van de Departementen
van Binnenlandse Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op
korte termijn met vertegenwoordigers van de archiefambtenaren zouden samen
komen om te trachten tot bevredigende regelingen ter zake te komen. Zij
stelden de vraag, of de Regering hiertoe bereid is. Naar het oordeel van deze
leden bestaat er te dezen periculum in mora."
Ik meen, dat wij de bij het voorgaande betrokken leden van de Tweede
en Eerste Kamer erkentelijk mogen en moeten zijn voor de woorden, die
zij ter behartiging en verdediging van de belangen van het archiefwezen en van
de daarbij betrokken ambtenaren hebben uitgesproken en neergeschreven.
Hun opkomen voor deze belangen zal naar onze stellige verwachting van
des te meer nut zijn, omdat wij er van overtuigd zijn, dat zij een steun be
tekenen voor degenen, die op het Departement van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen met zoveel toewijding de zorg voor het archiefwezen dragen,
de Staatssecretaris en zijn ambtenaren. Wij moeten niet te gering denken
over de vele arbeid en inspanning, die van dezen gevraagd worden om tot de
samenstelling en het indienen van een verantwoord ontwerp van wet te ge
raken. De oprechte belangstelling en werkelijke zorg voor het archiefwezen,
17
die tot het opbrengen van deze arbeid en inspanning vereist waren, blijken op
het departement wel zeer positief te bestaan, zowel bij de Staatssecretaris als
bij degenen, die hem bijstaan op dit gebied. Wij mogen daarom met een gerust
hart vertrouwen dat de bepalingen van deze wet werkelijk geen dode letter
zullen blijven, maar in het belang van het archiefwezen in Nederland in daden
ten uitvoer gebracht zullen worden.
Nu moge de vermelding volgen van een aantal feiten, die verder op inter
nationaal en nationaal gebied voor het archiefwezen van belang zijn geweest.
Van 2 tot en met 5 juni 1959 werd in Lissabon en Estoril de ,,Vème Table
Ronde des Archives" gehouden, waaraan van Nederlandse zijde de Algemene
Rijksarchivaris en Uw voorzitter hebben deelgenomen. Er waren 38 deelnemers
uit 23 verschillende landen. Op de zittingen van deze Table ronde werden
achtereenvolgens behandeld:
1. La salie de travail et le régime de communications des archives.
2. Les archives centres de recherches historiques.
3. Le programme de travail des archives dans l'interêt des études historiques.
Bijzonder boeiend was een tentoonstelling die de restauratie van archief
bescheiden tot onderwerp had, en waaruit bleek, dat men daaraan in Portugal
zeer veel aandacht besteed. Aan het Rijksarchief in Lissabon is een restauratie
atelier voor archiefbescheiden opgericht, dat onder leiding staat van een
ingenieur, en waarin op wetenschappelijke wijze naar de beste methoden van
restauratie wordt gezocht.
Dat is, geloof ik, datgene, waaraan ook wij in ons land een zeer grote
behoefte hebben.
De restauratie van archiefbescheiden zal ook het onderwerp van bespreking
zijn op een der zittingen van het Vierde Internationale Archiefcongres, dat
van 17 tot en met 20 augustus a.s. in Stockholm gehouden zal worden: ,,Nou-
velles techniques, nouveaux matériels et nouvelles expériences depuis 1950
en matière de restauration (documents et sceaux), de conservation (cartes et
plans) et de photographie".
Ik moge er hier aan herinneren, dat men zich, wanneer men aan dit
Congres wil deelnemen, vóór 31 januari a.s. moet hebben opgegeven.
Aan het Elfde Congres van Nederlandse historici, dat op 16 mei 1959 in
Den Haag gehouden werd, hebben velen van ons deelgenomen. Bijzonder ver
heugend was dat niet minder dan vier der onzen door voordrachten die zij
hier hielden aan het slagen van het Congres zeer positief hebben medegewerkt:
zo sprak mr. H. Hardenberg. over Romeinse wegen en middeleeuwse geleide-
gerechten tussen Maas en Rijn; dr. W. van Hoboken, over ,,De politieke
achtergrond van opkomst en verval der West-Indische Compagnie; mevr. M.
A. P. Meilink-Roelofsz, over „De laatste phase van de vestigingen der Neder
landse V.O.C. in het gebied van de Perzische Golf", en drs. J. A. ten Cate,
over ,,De geschiedenis van het notariaat in het algemeen en het Noord-
Brabantse notariaat in het bijzonder als illustratie van de publiekrechtelijke
geschiedenis".
De heer Van Hoboken nam deel aan „the Netherlands-Oxford historical
Conference" welke van 12-16 januari 1959 in Oxford gehouden werd en
hield daar een voordracht, eveneens over de West-Indische Compagnie.