260
BOEKBESPREKING
archiefregeling getroffen voor het ministerie van Econ. Zaken, waaronder het
Centraal Bureau voor de Statistiek ressorteert. Dit Bureau acht het voor het
wetenschappelijk onderzoek nuttig het statistische materiaal langer dan tot nu
toe gebruikelijk is te bewaren. Het Algemeen Rijksarchief neemt op grond van
een intern vernietigingsbesluit van 1947 bepaalde akten tot 1918 op, maar
„lehnt es jedoch ab, irgendwelches Urmaterial von Primarstatistiken zu archi-
vieren, da für Genealogie, Landeskunde, Wirtschafts- und Sozialforschung
genügend andere Quellen vorhanden seien". De in druk verschenen statistische
publikaties maken de bewaring van het statische oermateriaal onnodig. Voor de
andere landen moeten wij belangstellenden naar het artikel verwijzen. Dr.
Hans Philippi behandelt n.a.v. de terugkeer van een deel van het archief van
de politieke afdeling van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Duitsland,
ingesteld in 1837, dat meer dan 10 jaar in vreemde handen is geweest, de
geschiedenis daarvan. Ook hierbij moeten wij verder naar de aflevering ver
wijzen.
Afl. 3 brengt weinig referabels. Dr. R. Pusching (Graz) behandelt „Zeit-
geschichtliche Sammlungen an Landesarchiven. Aufgaben und Möglichkeiten";
rabijn dr. B. Brilling „Judenakten in deutschen Archiven", resultaat van een
archiefreis in 1955/56. Daaruit vernemen wij dat tot 1938 in Duitsland slechts
twee zelfstandige, onder deskundig beheer staande joodse archieven aanwezig
waren: het algemeen archief der Duitse Joden in Berlijn en het archief der
synagoge-gemeente te Breslau, tevens provinciaal archief voor Silezië; beide
zijn door de Nazis geliquideerd. Dientengevolge hebben de Judenakten in
staats- en stedelijke archieven een tot dien onvermoede waarde gekregen. Het
artikel geeft daarvan een overzicht. ,,Presse und Dokumentation" behandelt
Egon Merker. Dr. F. WSchaafhausen herdenkt het 50-jarige Hamburgse
Welt-Wirtschafts-Archiv, eigenlijk een bibliotheek, „wenn auch besonderen
Gharakters Op eigenlijke archief bodem staan wij bij de volgende bijdragen-
Neuer Aktenplan für Werkarchive der Eisen- und Stahlindustrie, door dr. J.
Peine; Die 1. Sitzung der Vereinigung deutscher Werkarchivare, door dr. Ilse
Barleben, en een verslag van een Seminar für Werkarchivare in Ludwigs-
hafen, 24-28 Februar 1958 In genoemde „Sitzung" heeft ons medelid dr. C.
Groeneveld, voorzitter van de Ned. Vereniging van Bedrijfsarchivarissen, zijn
gedachten hierover medegedeeld. Zijn voordracht zal volledig in het orgaan
der Duitse organisatie, Tradition, worden opgenomen; er zal dus gelegenheid
zijn hierop terug te komen. - Het eerste stuk van een bibliografie over het
archiefwezen over 1955 en 1956, door dr. Gisela Vollmer, besluit de aflevering.
Afl. 4 brengt de schokkende mededeling dat dr. W. Winkler, General-direktor
der Beierse Staatsarchieven en een der leidende archivarissen in Duitsland,
in okt. 1958 op 65-jarige leeftijd, en prof. dr. L. Beutin, de leider van het
Rheinisch-Westfaliches Wirtschaftsarchiv te Keulen, op 55-jarige leeftijd ge
storven zijn. Zij is verder grotendeels gevuld met het verslag van de 36e Duitse
Archivtag te Konstanz: de openingsrede „Gestaltenwandel der Archive, seine
Krafte und seine Gefahren" van prof. dr. G. W. Santé, en met beschouwingen
over het hoofdthema der bijeenkomst, de „Wirtschafts- und Werksarchive"
Vooreerst een anregend artikel: „Wirtschafsgeschichtliche Quellen in Deutschen
Archiven van de hand van de directeur van het Fugger-Archiv prof. dr. Götz
Freiherr von Pölnitz; een nuttig overzicht van „Der gegenwartige Stand der
wirtschaftsgeschichtlichen Forschung an Schweizerischen Archiven" van de
261
staatsarchivaris dr. W. Schnyder te Zürich; een uitvoerig artikel van Werks-
archivarin dr. Hedwig Behrens: Voraussetzungen und Aufgaben der archiva-
lischen Arbeit in der Wirtschaft, een uitnemend overzicht van de ontwikkeling
der Wirtschaftsarchive en Werksarchive in Duitsland en van de taak van de
Werksarchivar en de eisen, waaraan hij moet voldoen; een kort artikel: Die
Bedeutung des Aktengutes der staatlichen Wirtschaftverwaltung im 19. und
20. Jahrhundert, van dr. F. Facius, van het Bondsarchief te Koblenz, waarin
op het aandeel der staatsarchieven op het terrein der economische archieven
wordt gewezen. Bij de discussie kwamen belangrijke mededelingen over het
Ehrvervsarkivet (Wirtschaftsarchiv) te Aarhus en over de ontwikkeling in de
Deutsche Demokratische Republik naar voren, die ook onze aandacht verdienen.
Verder brengt de afl. verslagen van de jaarvergadering 1958 over onze
Duitse zusterorganisatie, van de „Kommunalarchivare" waar bezoldigings-
en vernietigingsvraagstukken aan de orde kwamen en waar de problemen van
moderne akten in het stadsarchief van Duisburg werden besproken en van
de vergaderingen der kerkelijke archivarissen. Ten slotte een tweede stuk van
de bibliografie over 1955 en 1956.
Mr. J. E. J. Geselschap. Inventaris van de archieven van de Buurten in
's-Gravenhage. 1958. 108 blz. (gestencild).
Mr. J. E. J. Geselschap heeft verdienstelijk werk verricht met het her
inventariseren van de Haagse buurtarchieven. De inventaris van Servaas van
Rooyen uit 1902 voldeed niet meer aan de huidige eisen van archiefordening
en was onvolledig. Geselschap beschrijft de archieven van niet minder dan
75 Buurten verenigingen van stadsgedeelten welke zich in Den Haag
meer dan elders ontwikkeld hebben. De archieven der 70 Buurten en 5 Jonge
Buurten omvatten tezamen slechts 214 inventarisnummers, d.w.z. gemiddeld nog
geen drie per archief. Het hoofdbestanddeel van elk der archiefjes is doorgaans
een bewaard gebleven buurtbrief en daarnaast vaak een buurtboek, dat sedert
de tweede helft van de achttiende eeuw dienst deed als bevolkingsregister;
voor de genealoog ontlenen de archieven hieraan hun belangrijkheid.
De samensteller heeft zijn inventaris (sen) uitgebreid met gedetailleerde
beschrijvingen van elk der Buurten en opsommingen der data en vindplaatsen
(veelal in het Oud-Archief van de Gemeente s-Gravenhage) van alle bekend
zijnde buurtbrieven. Ook de van de buurten afkomstige voorwerpen, vnl. buurt-
penningen, worden door hem genoemd.
In de bijlagen worden overzichten gegeven van de ontwikkeling der Haagse
bevolkingsboekhouding in de achttiende eeuw, van de in de verzamelingen van
het Koninklijk Penningkabinet en Haagse Gemeente Museum voorhanden buurt-
penningen en van de overeenstemmende nummeringen der oude buurten en
latere stadswijken (1795-1856).
Het is jammer dat de wijze van uitgave van deze inventaris hij is ge
stencild het niet mogelijk maakt enige variatie aan te brengen in lettertype,
cijfertype enz. Enigszins hinderlijk is dat de Buurten en de inventarisstukken
eenvormig genummerd zijn. Het zou beter geweest zijn wanneer in een van
beide gevallen gebruik gemaakt was van Romeinse cijfers of van letters. Overi
gens kunnen wij het Haagse Gemeentearchief geluk wensen met deze nieuwe