252
roepen en de samenstelling van de gezinnen. Tenslotte berust in het z.g.
Franse archief het Régistre civique uit 1811-13, waarin de mannelijke be
volking met beroep en leeftijd opgenomen is. Dit archief uit de Franse tijd
bevat trouwens zeer veel aardige gegevens op allerlei gebied, zoals infor
maties bijv. naar plaatselijke gebruiken en folklore, en de statistieke beschrij
ving van de steden en het platteland van Gelderland uit 1808, waarvan
regelmatig een gedeelte in de Bijdragen en Mededelingen van ,Gelre wordt
uitgegeven door de heer P. D. Keijmel.
De grotere administratieve archieven zijn voor de geschiedenis van het
platteland ongetwijfeld van belang. In het archief van de Gelderse Reken
kamer bevatten de stukken betreffende het domeinbeheer vele gegevens om
trent de gang van zaken op de goederen; de proces-dossiers in het Hofarchief
geven eveneens inzicht in de toestanden ten plattelande.
Over de bronnen voor de historie van de verschillende delen van het
platteland, de dorpen en de huidige gemeenten, volgen nog enige opmerkingen.
In het Kwartier van Nijmegen is het administratief bestuur buiten de steden
uitgeoefend door de ambtlieden en de ambtsjonkers in de ambten (die daar
ook de hogere rechtsprekende colleges vormden), en door de geërfden in
de kerspelen of buurschappen. De taak van het ambtsbestuur is voor een
deel overgenomen door de polderdistricten, en de ambtsarchieven worden in
de districtshuizen bewaard, behoudens enkele, die ten Rijksarchieve berusten.
De archieven, die in de kerspelen gevormd zijn, gingen over op de dorps
polders, die de voortzetting en dan met nadruk op de waterstaatszorg
zijn van de middeleeuwse maalschap, die tot dorp werd. Men vindt er derhalve
dorpsarchief, waarin vooral de rekeningen van belang zijn. De dorpspolders
zijn nu opgeheven, en hun taak en hun archieven zijn overgegaan op de
polderdistricten. Wat men in de huidige dorpen aan gemeentearchief vindt,
gaat niet ver terug, omdat zij hun oorsprong hebben in de veel jongere
mairieën. In het Zutphense Kwartier, waar de jonkers zich niet tot ambts-
besturen hebben geconstitueerd, hadden vooral de geërfden in de marke
(adellijke en niet-adellijke) het bestuur in handen. De meeste markearchieven,
ook die van het Kwartier van Arnhem, zijn in het Rijksarchief bijeengebracht
en nog steeds wordt er naar gestreefd de verzameling vollediger te maken
met aanwinsten, veelal uit particulier bezit. De indeling in ambten in het
Kwartier van Zutphen droeg vooral een justitieel karakter, maar de gecom
mitteerden uit de marken vergaderden ook wel ambtsgewijs.. Het Kwartier
van Arnhem was verdeeld o.m. in scholtambten, waarvan de huidige ge
meenten de opvolgers zijn. Van de archieven der ambtsjonkercolleges in die
scholtambten is in de gemeentearchieven een en ander bewaard, maar ook
hier dient erop gewezen te worden, dat de ambtsjonkers vaak stukken onder
zich gehouden hebben, die dus in de huis- en familiearchieven gezocht
kunnen worden. De gegevens over de kleine gemeenschappen zoeke men ook
hier in de markearchieven.
De rechterlijke archieven zijn in dit verband ook van zeer veel betekenis,
alsmede die van de heerlijkheden, waar gezag op ieder gebied uitgeoefend
werd.
En vervolgens van het dorp naar de stad. Voor de stedelijke geschiedenis
kan ik twee grote ondernemingen noemen waarbij de archieven betrokken
zijn, en wel in de eerste plaats de uitgave van de stadsrekeningen. Onder
253
auspiciën van het Instituut voor Middeleeuwse geschiedenis te Utrecht en
het gemeentearchief van Arnhem wordt een volledige uitgave van de zo
belangrijke reeks van de Arnhemse stadsrekeningen voorbereid, een werk,
dat voor de plaatselijke èn de gewestelijke geschiedenis van groot nut zal
zijn. Een stadsrekening van Zutphen over 1472/73 heeft onlangs het licht
gezien.
Een tweede opmerkelijke onderneming is de stede-atlas. De Kleefse stads
archivaris dr. F. Gorissen is de ontwerper van deze atlassen, die hij heeft
samengesteld voor de steden Kleef en Kalkar, en daarna voor Nijmegen. Ze
geven in kaarten en toelichting een historische topografie van de stad, waar
bij het z.g. huizenboek de grondslag vormt. Dit huizenboek is een kaart
systeem, waarin alle gegevens over de huizen in de stad uit de oorspronkelijke
bronnen aangetekend zijn. Voor Nijmegen waren deze bronnen vooral de
schepenprotocolboeken uit het rechterlijk archief, die van 1410 af aanwezig
zijn, en verder het oorkondenbezit van het Oud-Burgerengasthuis, de broeder
schappen en de kloosters. Dit huizenboek van de stad uit de 14e tot de
19e eeuw vormt de basis voor de juiste weergave van de binnenstad, maar
het is slechts een middel, het is niet gepubliceerd.
Het lijkt ons nu een taak te zijn voor de lokale historiëbeoefening om
een soortgelijk werk ook voor andere plaatsen te verrichten. De gemeente
archivaris W. Zondervan stelt een dergelijk „historisch kadaster" van Does
burg samen.
Het huizenboek is de grondslag, waarop de overzichtskaarten moeten
berusten. In de atlas moeten de kaarten worden voorzien van een beknopte,
zakelijke historische toelichting. Daarnaast behoren kaarten gemaakt te wor
den van allerlei historische aspecten, die zich maar in kaart laten brengen,
zoals Gorissen voor Nijmegen deed, nl. van het schependom, de kerkelijke
indeling en het marktgebied. Ook nam hij statistieken op van het inwonertal
(in de atlas van Kleef kaartjes van de molenban, de gruitban en het accijns-
gebied). Zoveel mogelijk dienen de oorspronkelijke archiefbronnen, niet
alleen die uit het eigen stadsarchief, en de beschikbare litteratuur geraad
pleegd en gecontroleerd te worden. Het onderzoek van de genoemde aspecten
leidt weer tot historische beschouwingen, die in de atlas afgedrukt kunnen
worden. Men kan dan spreken van een stadsgeschiedenis, geborduurd op
een topografisch stramien. Wij hopen dat er meer stede-atlassen samen
gesteld zullen worden. Het zal aanbeveling verdienen hierbij verschillende
deskundigen te laten samenwerken, die de omvangrijke taak verdelen en in
overleg een objectieve en veelzijdige behandeling toepassen.
Tenslotte nog enige overwegingen. In Gelderland is het dus zo gesteld,
dat de grotere ondernemingen, zoals die van de vereniging „Gelre", in samen
werking met de archiefdiensten uitgevoerd worden. De archieven hebben leven
dig contact met allerlei commissies en instellingen, die op historisch gebied
werken, met hoogleraren en studenten. Stimulering van het onderzoek door
handleidingen voor bepaalde onderdelen, of inleidingen in het gebruik van
bepaalde ingewikkelde archieven is gewenst; belangrijker nog is de persoonlijke
leiding, en de correctie ten aanzien van de ingeleverde studies, die vaak on
ontbeerlijk blijkt. Gebrek aan werkstukken is er verwonderlijkerwijze eigenlijk
nooit, eerder tekort aan uithoudingsvermogen bij het betrekkelijk kleine aantal