237 236 deels verouderde literatuur besloten ligt stilzwijgend voorbijgaan en ons tot de aanduiding van enige belangrijke publicaties in boekvorm van meer recente datum bepalen. Een wetenschappelijk verantwoorde geschiedenis van het ge west welke op zelfstandige bronnenstudie berust bestaat niet en zal nog wel een tijd op zich laten wachten. Voor de samenstelling van het tweedelig boekwerk „Limburgs Verleden een door het Genootschap geredigeerde uit gave van het Provinciaal Bestuur, waarvan de eerste band in het begin van 1960 zal uitkomen, wordt van niet-gepubliceerde archivalia en handschriften geen gebruik gemaakt, zodat zij voornamelijk de tegenwoordige stand van het onderzoek hetgeen wij weten en vooral hetgeen ons nog te doen staat - weergeeft. Afgezien van o.a. het reeds vermeld artikel over de vorming van de heerschappijen op het Limburgs grondgebied (1911) en de nog onmisbare doch weinig betrouwbare „Dictionnaire historique du Limbourg" door Louis baron de Crassier 1930-1937)kunnen wij voor de vroege middeleeuwen wijzen op de vooroorlogse publicatie van dr. P. Boeren over de oorsprong van het hertogdom Limburg aan de Vesdre, van Gelre, Kleef en de Landen van Overmaas (1938)°"); voor de Franse tijd op de uitvoerige inleiding op de Inventaris van mr. Hardenberg (1946) en de decadaire rapporten van de commissarissen van het Directoire in het departement van de Nedermaas uitgegeven door de gouverneur van Belgisch-Limburg mr. L. Roppe, dr. G. Pan- huysen en dr. Elis. Nuyens'"); voor de daarop volgende periode op het proefschrift van mej. Nuyens over de staatkundige geschiedenis van de pro vincie Limburg vanaf 1814 tot de afscheiding van België en Belgisch-Limburg in 1839l,s). Beide laatstgenoemde monografieën uit 1956 vormen tevens de twee eerste delen van een nieuwe serie: Werken uitgegeven door Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap. Voor de economische geschiedenis volstaan wij met een verwijzing naar de dissertatie van prof. Th. Thurlings over de Maashandel tussen Venlo en Roermond in de middeleeuwen"9). Ziet men af van het vruchtbare species van de populaire, in de meeste gevallen compilerende geschiedschrijving, dan moeten wij ook voor de drie oude Limburgse steden het gemis constateren van een geschiedenis die de volledigheid zelfs vanuit de verte benadert. Venlo moet het nog altijd stellen met de „Bijdragen" van H. Uyttenbroek, een tussen 1908 en 1931 verschenen mengelwerk in vijf delen'"); Roermond met twee, overigens uitstekende ge denkboeken uit 1932 en 195171)Ook voor Maastricht ontbreekt een aan de hand van archivalische bronnen opgestelde historische samenvatting. Wel be schikken wij over een aantal publicaties die bepaalde facetten van de ont wikkeling van deze handels- en vestingstad belichten, zoals de nog steeds actuele geschiedenis van haar tweeherige regeringsvorm in de loop der eeuwen door dr. L. J. Suringar (1873)'-). de studiën over Maastricht in de dertiende eeuw door dr. G. Panhuysen 19333prof. Niermeyer's onderzoekingen over Luikse en Maastrichtse oorkonden 1935)71); de studie van prof. B. Vlekke over de vestiging van het staats gezag in de jaren 1632 tot 1639, die in 1938 te Antwerpen onder de titel „Van 't gruwelijck verraet in den jare 1638 op Maestricht gepractiseert verscheen; de naoorlogse dissertaties van dr. H. Roemen over de sociaal-geografische geschiedenis en situatie van de stad75); van dr. J. Spekkens over de Ecole Centrale van het departement van de Nedermaas (1951)'"), van dr. A. Maenen over Petrus Regout, eerste uitvoerige bijdrage tot de sociaal-economische ontwikkeling in de 19e eeuw (1959); ten- slotte een aantal gedenk- en gelegenheidsschriften van sociale instellingen en organisaties te Maastricht, samengesteld door het Sociaal-Historisch Cen trum77). Na de oorlog verscheen een vrij groot aantal geschiedenissen van kleinere steden en dorpen, waarbij aan de 19e eeuw een belangrijke plaats werd in geruimd. Dat voor de samenstelling veelal doelbewust gebruik werd gemaakt van archivistisch materiaal zegt intussen niet alles over de kwaliteit. Als voorbeelden van kritische lokale geschiedschrijving noemen wij het gedenkboek van Geleen bij het zevenhonderdjarig bestaan in 195478), de historie van de vesting Stevensweert door W. Sangers O.S.C. en A. Simonis die in 1955 onder de poëtische titel „Er ligt een eiland in de Maas" verscheen70); de geschiedenis van het kasteel van Valkenburg door J. M. van de Venne80) en in het bijzonder zijn recente geschiedenis van Heer, welke het verleden van dit voorstadje van Maastricht volledig en als van regel tot regel gedocumenteerd beschrijft81). Kloosters en kapittels vormen intussen een categorie die dringend om verdieping en aanvulling van de 19e eeuwse publicaties vraagt. Met de studies van dr. Boeren over de abdij Rolduc82) is de voorraad van moderne, afzonderlijk verschenen uitgaven op dit gebied vrijwel uitgeput. Overschouwen wij in een laatste samenvattende blik de stand van de ge westelijke en lokale geschiedschrijving, dan blijkt, dat nog slechts fragmen tarische facetten van het verleden van ons gewest op verantwoorde en afge ronde wijze te boek zijn gesteld, dat wij daarnaast echter beschikken over een grote, moeilijk overzienbare massa bouwmateriaal, die enerzijds uitermate waardevol en voor de moderne historicus onmisbaar is, aan de andere kant zonder systeem en in vele gevallen ook zonder de nodige zin voor kritiek werd bijeengebracht. Het is een onloochenbaar feit, dat iedere onderzoeker die zich b.v. in de geschiedenis van Venlo of Maastricht, het land van Horn of de Landen van Overmaas verdiept voortdurend op hiaten, soms van eeuwen stuit, waarover nog vrijwel niets bekend is. Deze teleurstellende ervaringen mogen wij slechts gedeeltelijk aan het falen van vroegere bewerkers of aan verouderde methoden toeschrijven; de wezenlijke oorzaak vormen de moeilijk heden welke aan het speciaal voor Limburg zo belangrijk archiefonderzoek verbonden zijn en vooral verbonden waren; de vernietiging van omvangrijke bestanddelen in de Franse tijd, de langdurige ontoegankelijkheid in de 19e eeuw, de eerst thans opgeheven spreiding van Limburgse archieven over plaatsen waar zij niet thuis behoorden en vergeten werden, het blijvend berusten tenslotte van belangrijk bronnenmateriaal in het buitenland. Voor het stilzwijgen over Limburgs verleden in de vaderlandse geschied schrijving en hiermee zijn wij wederom op ons uitgangspunt teruggekeerd kunnen verschillende redenen en motieven worden aangevoerd. De voor naamste reden echter is het ontbreken van voldoende kritische bronnen uitgaven en synthetische werken over de ontwikkelingsgang van het gewest, een gemis dat verklaarbaar is doch tevens verklaart, dat de historicus op het nationaal of internationaal plan die ingewikkelde legkaart van staten en pro blemen in het Limburgse Maasdal zorgvuldig uit de weg ging. Ook in dit opzicht begint de kentering steeds sneller en sterker door te werken. Nadat Limburg voor Nederland eeuwen lang terra incognita is geweest, blijkt vooral in de naoorlogse jaren zowel in als buiten de Provincie een opvallende be langstelling voor het nog weinig ontgonnen verleden van dit veelzijdig ge-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1960 | | pagina 31