227
226
leer, leidde voor het eerst over de gehele lijn tot een markante caesuur tussen
oud en lopend archief, tussen de administratieve en rechterlijke bescheiden.
De bestaande decreten en wetten op het beheer der achieven van de opge
heven colleges en instellingen, die mét hun goederen staatseigendom waren
geworden, kregen gelding en werden door nieuwe voorschriften gevolgd. Enkele
bepalingen zijn in dit kader van bijzonder belang: De feodale titels en alle
bestanddelen van de domaniale archieven, die voor de administratie geen prak
tisch nut meer hebben, worden verwijderd. Van de rechterlijke archieven --
die der schepenbanken dus, die veelal ook bestuurscolleges waren worden
alleen die stukken bewaard, die nodig zijn voor de vaststelling van publieke
of private eigendomsrechten. De charters en handschriften die tot het domein
van de geschiedenis en de wetenschappen behoren worden naar de Ecole Cen
trale, de departementale hogeschool te Maastricht, de belangrijkste naar de
Bibliothèque Nationale te Parijs overgebracht.
Hoeveel en vooral wat in deze jaren als afval. rebut de siècles barbares
verkwanseld en vernietigd werd, zal wel nooit te achterhalen zijn. De sortering
was weliswaar opgedragen aan „citoyens versés dans la connaissance des
chartes, des lois et des monuments", doch het feit dat zij onder de verant
woordelijkheid van de Minister van Financiën werkten wettigt de somberste
vermoedens. De schifting van de bibliotheken van de opgeheven Limburgse
kloosters door de vroegere boekhandelaar Cavelier liep in ieder geval uit op
een culturele ramp: de veiling van 30.000 handschriften, inkunabels en andere
boekwerken, in 1801. Van de archieven die in de ogen van de verlichte burgerij
nog méér „quantité négligeable" waren, weten wij, dat in hetzelfde jaar voor
een 100.000 pond oude papieren geen afnemer gevonden werd. Wat hiermee
en met andere partijen vervolgens is gebeurd, laat zich raden. In 1803 bracht
de verkoop van 14.000 pond rebutpapier nog 315 livres op. Dat meerdere
kloosterarchieven in het Rijksdepot te Maastricht slechts uit één register of
oorkonde bestaan; dat het archief van het rijke St. Servaaskapittel een toch
nog indrukwekkende fractie vormt van wat het geweest is; dat een tachtig
procent van de Maastrichtse stadsrekeningen vanaf de 14e eeuw en het archief
van de momboir-fiscaal van het Overkwartier onvindbaar zijn, moet waar
schijnlijk op rekening van de evacuatie en verspreiding, de schifting en ver
nietiging in de Franse bezettingstijd geschreven worden.
Bovendien doorkruisten ijverige commissarissen de departementen op zoek
naar bullen, koningscharters en manuscripten die zij een plaats in de Bibliothèque
Nationale te Parijs waardig konden keuren. Weliswaar werd Frankrijk bij de
tractaten van 1814 en 1815 tot de teruggave van deze gestolen stukken ver
plicht, doch hiervan is, althans voor wat Limburg betreft, niet zo heel veel
terecht gekomen. Nog steeds berusten in Parijs o.a. een 170 originele diplomen
van pausen en koningen en enkele cartularia, afkomstig van het Sint Servaas
kapittel en kloosters in en bij Maastricht. De reden wordt met veel begrip
blootgelegd door de Franse filoloog Pauiin Paris, wanneer hij van de be
heerders van de Bibliothèque Nationale in die jaren zegt: ,,Hatons-nous d'ajouter
qu' ils surent alors, par une succession de fraudes pieuses et honorables, puisau
'elles étaient inspirées par l'amour du devoir et de la patrie, tromper fréquem-
ment les réclamations qui semblaient les mieux fondées \28) Als het moet.
kunnen de luchtige Fransen even vasthoudend zijn als wie dan ook!
In algemene zin ontwikkelt zich het archiefwezen in Limburg na 1814 op
dezelfde wijze als elders in het land, de woelige voorgeschiedenis werkt echter
in bepaalde nuanceringen na. Dat ons gewest als laatste eerst in 1866 tot de
benoeming van een provinciale archivaris overging, hangt ongetwijfeld samen
met het zwakke eenheidsbesef dat vooralsnog door regionale en plaatselijke
particularismen overwoekerd werd. Evenals in de andere provinciën nam, in
1881, het Rijk het beheer over en betrok de eerste rijksarchivaris, de autodidact
pastoor Josef Habets, zijn bureau in de gerestaureerde Franciscanerkerk te
Maastricht, het fraaiste voorbeeld van Frans beïnvloede gotiek in het Limburgse
Maasdal. In dit depot werden kort na elkaar uit het Provinciehuis en de Recht
bank overgebracht: de archieven van de na 1794 opgeheven instellingen, het
Frans archief en de rechterlijke archieven van het Ancien régime. Wat pastoor
Habets, tevens geschiedschrijver, archeoloog, kunsthistoricus en wat U maar
wilt, met behulp van zijn chartermeester Auguste Flament in deze jaren heeft
gepresteerd, grenst aan 'het ongelofelijke. Niet alleen werd orde geschapen in
een chaos van tienduizenden pakken en registers, werden beschrijvingen opge
steld en de documenten in tientallen studies aan de geschiedschrijving dienstbaar
gemaakt, doch tevens haalde hij overal in Limburg uit kerktorens, pastorie- en
raadhuiszolders, kastelen en scholen lang vergeten brokstukken van kerkelijke-
en schepenbanks archieven naar Maastricht. In 1883 waren nauwelijks zeven
kasten in zijn depot gevuld, bij zijn dood, tien jaar later, bevatte het een der
rijkste verzamelingen van ons land.
Evenmin toevallig is het optreden omstreeks het midden van de 19e eeuw
van stadsarchivarissen in Maastricht, Sittard, Venlo en Roermond. In Maas
tricht was het de latere archivaris van de Provincie, mr. G. Franquinet, die
in 1849 het oud archief als een vervuilde stapel paperassen ergens in het
stadhuis ontdekte. In Roermond was het de vruchtbare schrijver J. B. Sivré,
tevens rijksbeheerder van omvangrijke gedeelten der archieven van het Over
kwartier die in 1849 uit Brussel via Maastricht naar het stadhuis aldaar waren
overgebracht. De beslissing van de Minister na zijn overlijden in 1889 om deze
archieven onder beheer van de rijksarchivaris in Maastricht te deponeren gaf
aanleiding tot de zg. archievenoorlog die tot 1901 het Gemeentebestuur van
Roermond en de rijksarchivarissen Habets en Flament scherp tegenover elkaar
stelde. De strijd werd gevoerd met chicanes, betogingen en processen; men
ging zo ver een beroep te doen op art. 18 van het Barrièretractaat van 1715
dat Roermond als bewaarplaats voor de archieven van het Overkwartier aan
wees. Over het internationale aspect van deze onverkwikkelijke zaak, met
name over pogingen tot interventie van de zijde van Pruisen vindt U nadere
bijzonderheden in het artikel van de heer Woltring in de twee laatste afleve
ringen van het Archievenblad. De regering gaf haar ontevredenheid te kennen
door de stad bij het koninklijk staatsiebezoek aan Limburg in 1895 over te slaan.
Tenslotte zijn in 1901 de betwiste archieven naar Maastricht overgebracht,
doch in Roermond was voor de eerste dertig jaren alle belangstelling gedoofd.20)
Bijzondere inspanning hebben pastoor Habets en zijn opvolgers zich getroost
voor de reconstructie van het Limburgse archievenbezit. De aanwinstlijsten van
de jaarverslagen tonen het resultaat van een onafgebroken reeks aankopen en
schenkingen van particulieren, van speurtochten naar kerkelijke registers en
bescheiden van allerlei aard op de meest onwaarschijnlijke plaatsen, van de
uitwisseling tussen de rijksbewaarplaatsen in Nederland krachtens de ministe
riële beschikking van 1886. Opmerkelijk doch niet verwonderlijk is het grote