218
anders georganiseerd dan in de overige provinciën, in de periode van 1795
tot 1814 is het grondpatroon bij alle aanzienlijke verschillen gelijk, doch dat
het voorafgaand tijdperk een wirwar van colleges, autoriteiten en bevoegd
heden heeft opgeleverd, zal niemand verwonderen. Het samentreffen in Limburg
van zovele bestuursmechanismen in al hun verscheidenheid naar tijd en plaats
heeft zulke ingewikkelde verhoudingen geschapen, dat wij hierop niet kunnen
noch mogen ingaan, doch ons tot enkele indrukken moeten bepalen. In tegen
stelling tot de meeste rijksheerlijkheden had het Overkwartier een eigen staten-
vertegenwoordiging, evenals trouwens de drie Landen van Overmaas. Doch
de staten van Valkenburg, Dalhem en Hertogenrade vergaderden afzonderlijk,
óf gezamenlijk ófwel tezamen met die van het hertogdom Limburg. Het Souve-
reine Hof te Roermond was voor het Overkwartier hoogste bestuurs- én
rechterlijk orgaan, de drie hoofdgerechten van Overmaas hadden vrijwel uitslui
tend met de justitie ten doen en moesten van hun vonnissen reformatie door de
Raad van Brabant toelaten. In de afzonderlijke plaatsen, doch soms voor gehele
ambten, hadden de schepenbanken rechtsmacht én administratie en werden
zij voor deze laatste in de steden door burgemeesters en gezworenen, in een
aantal dorpen door burgemeesters alléén vervangen of bijgestaan. Alles bij
elkaar tellen wij op het tegenwoordige grondgebied van de provincie een 130
hoven, hoofdgerechten en schepenbanken, een dertigtal leenhoven en een niet
te tellen menigte laathoven. In het minuskule dorpje Veldwezelt bij Maastricht
zijn er vier, naast de schepenbank! Bovendien ging men in appel of ter hof
vaart bij ongeveer zestien buiten Limburg gelegen rechtscolleges.3)
Hoe centrifugaal deze instellingen werkten leert ons het voorbeeld van de
instanties welke in de 18e eeuw het proces over een huis of akker in vier
aan elkaar grenzende plaatsen kon doorlopen. In Maastricht besliste naar de
nationaliteit van partijen de Luikse of Brabantse schepenbank, krachtens het
jus de non evocando ging hoger beroep niet verder dan de Luikse of Brabantse
commissarissen-deciseurs, die als vertegenwoordigers van de soevereinen om
de twee jaren de stad bezochten. In het Luikse Sint Pieter wees de schepen
bank vonnis; had men veel geduld en veel geld, dan kon men de zaak achter
eenvolgens voor de schepenen van Luik, de Geheime Raad van de bisschop
en het Rijkskamergerecht van Wetzlar brengen. Heugem behoorde tot het
rijksgraafschap Gronsveld; hier waren de instanties; de heerlijkheidsbank, de
schepenbank van Aken, het Rijkskamergerecht. Vanuit Borgharen in Staats-
Valkenburg ging men van de schepenbank naar het leenhof van het stadje aan
de Geul, waarna reformatie door de Raad van Brabant te 's-Gravenhage
mogelijk was. Terwijl in Midden-Limburg voor de steden en dorpen van het
Overkwartier het Souverein Hof van Roermond de laatste instantie vormde,
moest men vanuit Beegden in het naburige graafschap Hom een geheel andere
route nemen, nl. naar de bank van Vliermaal en de leenzaal van Curingen in
het graafschap Loon het tegenwoordige Belgisch-Limburg en zo nodig
nog naar het Rijkskamergerecht. En dit was geen theorie. Er zijn voorbeelden
te over van dorpjes, die zich in eindeloze processen tot in Wetzlar toe ge
ruïneerd hebben en vervolgens hun burgemeesters voor de kosten aanspraken,
waarna het spel van voren af kon beginnen.
In zijn jaarverslag over 1893 merkt de rijksarchivaris Flament op; „Geen
provincie biedt zoveel moeilijkheden onder het oogpunt van de oude politieke
indeling van haar grondgebied en dientengevolge ook voor het archiefwezen
219
als Limburg. In geen provincie hebben de archieven zulke lotswisselingen ge
kend en zijn zij met zulke onkundige vernielers in aanraking geweest als hier.
Geen gewest heeft zijn archieven van zoveel verschillende plaatsen bijeen zien
brengen".4) Na hetgeen over de territoriale en institutionele verbrokkeling
werd gezegd, zal de eerste uitspraak weinig sensatie wekken. Alvorens echter
op de gewraakte lotswisselingen van de Limburgse archieven in te gaan, zouden
wij de aandacht willen vragen voor een typische bijzonderheid bij het historisch
onderzoek in Limburg, de noodzakelijkheid nl. om in veel ruimere mate dan
voor gewesten met een meer uniforme structuur is vereist, van buiten de pro
vincie gelegen archiefdepots gebruik te maken.
Het afwijkend patroon van de staatkundige geschiedenis verplicht iedere
gewestelijke en meestal ook iedere plaatselijke geschiedschrijver in Limburg zijn
blik over de grenzen te richten. De talrijke en nauwe betrekkingen over en
weer langs de langgerekte grenslijn vragen al aanstonds om een afronding van
het materiaal met aan de overzijde berustende gegevens. Doch vooral, de meeste
landelijke bestuurscolleges op verschillend niveau hadden slechts over kleine
stukken van de provincie gezag en waren, met hun archieffondsen, buiten het
tegenwoordige gewest gevestigd. Bovendien zijn grote partijen heerlijkheids
bescheiden, opgenomen in de huisarchieven van uit de vreemde afkomstige
eigenaars, her en der over West-Europa verspreid.
Een uitgewerkt overzicht van deze vindplaatsen en hun inhoud zou van de
toehoorders een eindeloos geduld, van de spreker een kennis eisen welke ver
vooruitloopt op een onvervulde wens van allen die bij de Limburgse geschied
schrijving betrokken zijn. Een systematisch onderzoek zoals dit in 1951 door
de heer M. Smeets voor de historische bronnen van Roermond werd ingesteld
en waarvan men de resultaten aantreft in de bundel „Historische Opstellen over
Roermond en Omgeving",5) is voorlopig nog een uitzondering. Voor het overige
moet men de gegevens sprokkelen uit gedrukte jaarverslagen, inventarissen en
overzichten, waarbij het zeer gedetailleerd „Bestandsübersicht der Landes- und
Gerichtsarchive von Jülich-Berg, Kleve-Mark, Moers und Geldern im Staats-
archiv Düsseldorf" van Friedr. Oediger") bijzondere vermelding verdient.
Speciaal voor de middeleeuwen vinden wij belangrijk materiaal in Rijssel
en Arnhem. Weliswaar behoorden de landjes in het Maasdal niet tot he* ressort
van de rekenkamer welke in 1386 door Philips de Stoute in Rijssel gevestigd
werd, doch de rekeningen met hun 60.000 bijlagen van de Récette Générale
vormen de neerslag van een centrale controle van bepaalde ontvangsten in alle
Bourgondisch-Nederlandse gewesten. De trésor des chartes, het fonds van
rechtstitels dat voor iedere rekenkamer een onmisbaar hulpmiddel was, bevat
nog steeds, zoals uit de inventaris van Max Bruchet blijkt,7) talrijke voor onze
provincie belangrijke stukken, onder meer een aantal oorkonden van de heren
van Valkenburg uit de 13e en 14e eeuw.
Van het hertogelijk archief tot 1543 in het rijksdepot te Arnhem is zoals
bekend een groot gedeelte toegankelijk gemaakt door de eerste provinciale
archivaris I. A. Nijhoff, in het oorkondenboek van Sloet en in de regesten
van de Gelderse acten door P. van Doorninck. Een blik in deze indrukwekkende
reeks van bronnenuitgaven toont hoeveel materiaal voor de wording en de
geschiedenis van het Overkwartier in deze verzameling, die onlangs nog met een
groot aantal Gelderse charters uit Miinchen is aangevuld, schuil gaat. Na de
afstand aan het rijksdepot te Maastricht van typisch-Limburgse bestanddelen