214
DE BETEKENIS VAN DE ARCHIEVEN VOOR DE
GEWESTELIJKE EN LOKALE GESCHIEDENIS
IN LIMBURG
De streek tussen Noordzee en Schelde tijdens de Romeinse overheersing, door
prof. dr. Pieter Lambrechts.
Oude wegen, door Daniel Verstraete.
Uitbarstingen en grondbezit in Meigem (1571-1787). Een methodologisch artikel,
door Paul Deprez.
Zie verder ook:
Yf" Riel- ViJf decennia jaarboek Amstelodamum. Jaarboek Amstelodamum 50
(1958), blz. 1-22.
13) J. Huizinga, De wetenschap der geschiedenis, Haarlem, 1937, p. 77.
14) Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot uitgaaf der bronnen van het
oud-vaderlandsche recht, X, Utrecht, 1952, p. 304.
i®) M. P. van Buijtenen. De grondslag van de Friese Vrijheid, Assen, 1953.
^'955al'fa' Pré"droit et Procédures dans la Frise du moyen age, Estrikken IX, Grins,
17P. Glazema, Gewijde plaatsen in Friesland, Meppel, 1948.
15) M. P. van Buijtenen, St. Vitus van Oldehove, Utrecht, 1950.
R. Feenstra, Keizerrecht en Romeins Recht in Friesland, Kanttekeningen bij de
jongste literatuur over dit onderwerp in verband met een onuitgegeven geschrift
<>u\ 7*annS' van. Idsinga, Verslagen en mededeelingen, XI, Utrecht (1958), p. 177.
M. P. van Buijtenen, Hindeloopen, Frieslands elfde stede, Heemschutserie XVII
Amsterdam, 1942.
-1) J. Houwink, De staatkundige en rechtsgeschiedenis van Ameland tot deze eeuw
Leiden, 1899.
22Aangezien een archief als geheel vrijwel nooit ongeschonden door de tijd komt
volgt uit de definitie „archief", dat kennis van bepaalde archiefstukken, in één
archief ontbrekend, uit een ander soms kan worden aangevuld. Naast de bewaard
gebleven archieven van de verschillende organen en instellingen, zijn die van
j°95Je en la9ere instanties, waarmede zij in contact staan, dus van belang. Voor
de M.E. moet er daabij rekening mee worden gehouden, dat de grenzen van Frl.
ruimer moeten worden genomen. Voor de perioden waaruit weinig archief in Frl.
bewaard is gebleven, lette men op de volgende (schematisch weergegeven) ver
bindingen, waar de archieven ter plaatse stukken kunnen opleveren:
a- middeleeuws Frl- (wereldlijk): Graafschap Holland <-> Bisdom Utrecht (we
reldlijk) Groningen O. Frl. Aurich.
b. middeleeuws Frl. (kerkelijk, seculier): Utrecht (bisdom en aartsdiacona-
ji <-> Munster (bisdom en proosdijen) Rome (Vaticaans Archief). Mid
deleeuws Frl. (kerkelijk, regulier): generale kapittels en moederstichtingen van on
derscheiden kloosterorden, o.a. Prémontré, Cïteaux, enz.
c. Saksische tijd, 1498-1515: Frl. Saksen <-> Dresden.
d. Gelderse tijd: Frl. Gelderland. Arnhem.
e Bourgondische tijd, 1515-1580: Frl. <-> 's Gravenhage <-> Brussel <-> Me-
chelen Simancas.
f. Republiek, 1581-1795: Frl. 's-Gravenhage.
g. Franse tijd, 1795-1813: Frl. <-> 's-Gravenhage Parijs.
215
Het is opvallend en op het eerste gezicht ietwat raadselachtig, dat Limburg
in de vaderlandse geschiedschrijving zo n erg bescheiden plaats inneemt. In
Romein s Geschiedenis van de noord-nederlandse historiografie in de middel
eeuwen komt onze provincie niet aan bod; de roemruchte handboeken uit
onze studiejaren: Blok, Gosses en Japikse, ook het achtdelige standaardwerk
onder leiding van prof. Brugmans, zouden de indruk kunnen wekken, dat zijn
geografische vorm het gewest ook in de historische wetenschap heeft voor
bestemd tot de rol van de blinde darm, waarvan men het practisch nut nog
steeds niet kon ontdekken. De klein-nederlandse opvatting alléén kan dit stil
zwijgen moeilijk in de schoenen geschoven worden: in de zo juist afgesloten
Algemene Geschiedenis der Nederlanden kan men de ontwikkelingsgang van
de andere gewesten sprongsgewijs en met enig combinatievermogen wel af
lezen, doch hoe het verloop bij de elfde provincie van ons land is geweest
blijft ook hier een vaag en duister geval.
Men moet toch veronderstellen, dat het verleden van het Maasdal zowel
voor de romantische historicus van de 19e eeuw als voor zijn zakelijke opvolger
van onze tijd een aantrekkelijke schotel vormde. Iedere geschiedschrijver moest
toch geboeid zijn door de lotgevallen van dit kastelenland waar, tussen het
Romeinse Maastricht en de Hanzestad Venlo, Romaanse en Germaanse cultuur
elementen in de Maaslandse kunst samensmolten, waar de handelstrek van
Vlaanderen naar de Rijn de enige brug over de Maas op Nederlands grond
gebied passeerde, waar de worsteling tussen Graaf Adolf en de keizer bij de
vrijheidsstrijd van onze voorouders inhaakte. Hier kan men het uiteenvallen
van de Karolingische stamlanden en hun overwoekering door de feodale heer
schappijen soms op de voet volgen, terwijl de rechtshistoricus te Maastricht
op de voor ons land unieke bestuursvorm van de ongedeelde Luiks-Brabantse
tweeherigheid stuit en op het Limburgse platteland op instellingen die zich
elders reeds lang hadden overleefd. De aanloop tot een verklaring geeft
wellicht een recente publicatie van de Luikse hoogleraar Jean Lejeune1), waar
van de titel „Land zonder Grens" de ineengestrengelde historische betrekkingen,
de gelijkgeaardheid in de culturele en artistieke sfeer tussen drie oppervlakkig
zozeer verschillende steden als Luik, Maastricht en Aken dekt. Een uitgave,
die men met enkele variaties op ieder stedenpaar ter weerszijden van de
Belgisch-Limburgse en de Limburgs-Duitse grens herhalen kan. Het is een slechts
schijnbare tegenspraak, dat Limburg het land zonder grenzen kan worden ge
noemd, juist omdat het tot 1795 een door tientallen grenzen gearceerd grens
land is geweest; zoals prof. Rogier het uitdrukt: „een eeuwenlang verbrokkeld
gewest, waar de souvereiniteiten als pepernoten over de kaart lijken gestrooid
en dat eerst in de 19e eeuw gevangen werd in de zachte zoete band der in
naam van Oranje geregeerde Nederlanden"2).
Wie de lappendekenkaart van laten wij zeggen 1770 bekijkt, zoekt tever
geefs naar een politiek territoir waaruit de elfde provincie van ons land is
of moest ontstaan. Zelfs de naam Limburg heeft historisch gezien hoogstens
een paar vierkante kilometers met zijn tegenwoordige omschrijving gemeen. Hij