168
Dr. W. J. Formsma. De oude archieven der gemeente Hasselt. Van Gor-
cum's Archief der archieven no. 3. Assen 1959. -371 blz.
Er is tegenwoordig zo zou men geneigd zijn te denken enige moed
voor nodig om onder alle gerechtvaardigde en ongerechtvaardigde kritiek die
over de Handleiding wordt uitgestort, publice te durven uitspreken dat een
archief inventarisatie volgens de in dat werk neergelegde regels is uitgevoerd.
Zelfs al is er dan, gelijk hier het geval was, in dat archief geen oude orde
meer te ontdekken (ideale toestand!), zodat men 16 en andere pijnlijke
punten veilig kan uitrangeren. De naam van de schrijver, die zijn sporen op
het gebied van de inventarisatie waarlijk heeft verdiend en die bovendien de
merites en de feilen van onze Honderd Regels zal kennen als weinig anderen,
is er ons trouwens borg voor dat een inventaris van zijn hand met of zonder
Handleiding een goed stuk werk en een betrouwbare gids zal zijn.
De inventaris van de oude archieven van Hasselt is een omvangrijk deel
geworden, want het archief van de kleine Overijselse stad is verrassend groot
en er schijnt niet veel verloren te zijn gegaan; zij is ook zeer uitvoerig, zo zelfs
dat men zich afvraagt of ze niet nog gewonnen zou hebben door enige be-
beperking, met name in de 170 nummers tellende rubriek Particuliere Stukken.
Aan de omvang wordt ook belangrijk bijgedragen door de rubriek Kerkelijke
Zaken, aangezien hier de bij de stad berustende stukken betreffende de
Hasseltse kerk met alle onderhorigheden, als broederschappen, memoriën en
vicarieën, zijn opgenomen. Formeel is dat zeker te verdedigen; het blijft voor
mij een onbeslist punt, of het niet de voorkeur zou hebben verdiend het
als afzonderlijk archief te beschouwen. De onbevredigende en onduidelijke
scheiding met het onder de kerkvoogdij berustende gedeelte wreekt zich hier
wellicht. Dat dit geen kerk (meesters) archief zou zijn, omdat de kerkmeesters
door het stadsbestuur werden benoemd en daaraan financiële verantwoording
schuldig waren, zal de schrijver wel niet aldus bedoelen.
Er is in deze inventaris gelukkig veel geannoteerd, verklaard en aangevuld,
hetgeen een dergelijk werk nog wel niet tot lichte, maar stellig tot verstaan
bare en instructieve lectuur maakt, ook al heeft men het archief zelf niet
bij de hand. Enkele vragen blijven voor de belangstellende lezer altijd nog
wel te stellen. Zo zou men willen weten waar het burgerboek (1463-1606)
is, dat in de noot van no. 729 wordt genoemd en dat men dus hier zou ver
wachten, maar niet vindt? Behoren de nos. 795 en 796 betreffende nachtwacht
en klepperwacht onder Militaire Zaken? En is het geen overmaat van vol
ledigheid zelfs de fragmenten van missalen, al hebben ze tot archiefbanden
gediend, tot het archief te rekenen?
Van Gorcum te Assen heeft de uitvoering van het boek verzorgd, en niet
in alle opzichten gelukkig. Zeker, een inventarisuitgave behoeft geen kunst-
typografie te zijn, maar het valt op hoe weinig fraai de bladspiegel is (wegens
papierbesparing?) en hoe gering de differentiatie in lettertype. Dit laatste
hindert vooral bij de regestenlijst; overzichtelijkheid en leesbaarheid hebben
daaronder te lijden. Overigens moet men er de uitgever dankbaar voor zijn,
dat hij dit werk het licht heeft doen zien; het had al lang op verschijning
gewacht en zou die zonder deze volhardende medewerking wellicht nog niet
hebben beleefd.
Aan de bruikbaarheid van dit uitstekende werk doen de voorvermelde
punten, die van geen essentieel belang zijn, niet af. Een veel groter bezwaar
169
is dat de index ontbreekt; de inventaris is namelijk niet volledig. De wel ge
reedliggende regestenlijst op de brieven kon wegens gebrek aan geldmiddelen
niet worden afgedrukt, en zo bleef ook de index, die mede de tref
woorden uit de brievenlijst had moeten omvatten, achterwege. Dat deze zo
noodzakelijke afsluiting van inventaris en regestenlijst nu mist, zal de schrijver
zelf zeker het meest betreuren. Men moet dan ook hopen dat een vervolgdeel,
brievenlijst en index bevattende, deze inventaris zal vervolmaken; mogelijk is
dit een taak voor dr. Avis, die ook bij dit eerste deel het nauwgezette en
ondankbare werk van het persklaar maken heeft verricht. Een zo bij uitstek
belangrijke bijdrage tot de ontsluiting van de Overijselse archiefschatten en
daardoor tot de geschiedschrijving van dat gewest verdient een volledige uitgave.
M. M. DOORNINK-HOOGENRAAD
Bernhard Vollmer. Inventare von Quellen zur deutschen Geschichte in
niederlandischen Archiven. München, 195/. XV en 180 blz.
Toen het laatste werk van wijlen dr. Vollmer mij in handen kwam, meende
ik daarin menselijkerwijs gesproken volledige opsomming te zullen vinden
van die archiefbestanddelen, ressorterende onder beheer van Nederlandse
archivarissen, die van belang zijn voor de Duitse geschiedenis. Nadere kennis
neming van het boek leerde mij echter, dat Vollmer s onderzoek zich slechts
beperkt heeft tot het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en het Rijks
archief in Gelderland te Arnhem.
Degenen onder ons, die de laatste wereldoorlog hebben meegemaakt, zullen
de oorzaak van deze beperking begrijpen. Vollmer, die gedurende de oorlogs
jaren hier te lande in een funktie werkzaam was, om welker vervulling goede
Nederlanders hem niet gevraagd hadden en die een uitvloeisel was van de
Duitse bezetting van ons vaderland, heeft wat de tijdsduur van de oorlog
betreft: gelukkig geen gelegenheid gehad de beschikbare inventarissen van
archieven, berustende in de andere Rijksarchiefbewaarplaatsen, te bestuderen.
Intussen moeten wij Vollmer dankbaar zijn, dat hij deze Inventare von
Quellen zur deutschen Geschichte in niederlandischen Archiven" het licht heeft
doen zien. Deze dankbaarheid spruit vooral voort uit de gedachte, dat Duitse
historici, die onze archieven willen bezoeken, althans ten aanzien van de twee
genoemde archiefbewaarplaatsen, beschikken over een hulpmiddel om zich
enigszins te oriënteren voor zij met hun onderzoek beginnen.
Toch moeten mij nog enkele opmerkingen van het hart, die uit de aard der
zaak niet het Rijksarchief in Gelderland raken al zal vermoedelijk de Rijks
archivaris in Gelderland mijn mening wel delen -maar het Algemeen Rijks
archief, waar ik zelf werkzaam ben, betreffen. Vollmer heeft zich bij zijn
werk ter zake alleen gebaseerd op de inventarissen van de verschillende
archieffondsen, om het even of zij in druk verschenen dan wel in manuscript
voorhanden waren. Het is te begrijpen, dat Vollmer aldus te werk is gegaan.
Zijn methode had zeker geen bezwaren, wanneer het ging om archieven,
waarvan op degelijke wijze tot stand gekomen inventarissen, al dan niet gedrukt,
bestaan. Maar met de oude inventarissen, soms slechts in één manuscript
exemplaar voorhanden en in geen geval krachtens de beginselen van onze
Handleiding samengesteld, is het toch een ander geval. Daarin nl. worden
vele titelbeschrijvingen aangetroffen, die niet overeenstemmen met de inhoud.