BOEKBESPREKING 166 staatsarchieven, bevat diverse verslagen. Vooreerst verslag over de 78 staats archieven bovendien zijn er 16 in statu nascendi 9 rijksinspecties en 20 sottosezioni met bijbehoren o.a. 13 scholen voor paleografie enz. over 1957. Verder verslag van het 7e congres van onze Italiaanse zuster organisatie, de Associazione nazionale archivistica Italiana, gehouden te Perugia in okt. 1957 in presentie van diverse buitenlandse archivisten (o.a. de Belgische algemene rijksarchivaris prof. Sabbe). Volgen de toen gehouden voordrachten: van A. Lombardo over internationale ruilingen tussen archieven of over de methode van archivistische onderzoekingen in het internationale kamp, van L. Sandri, La storia degli arohivi, en over ruil van archivisten tussen Italië en Duitsland door G. W. Santé. Verder het verslag van de eerste bijeenkomst der kerkelijke archivarissen, gehouden te Rome in nov. 1957, waarachter de toespraak van de Paus bij de opening. De inhoud van afl. 2 is zeer gevarieerd. Zij opent met het verslag van de opening van de sottosezione van het staatsarchief te Prato in het v.m. Palazzo Datini; de kern ervan wordt gevormd door het Datini-archief, „gemma la piü preziosa del nuovo archivio pratese (Francesco D. was een belangrijk koopman in het Prato uit de overgang van Middeleeuwen en Renaissance en bouwheer van dit paleis). Het artikel van L. Cassese, Gli archivi e la storia dell economia degli stati Italiani prima dell LInita, brengt waardevolle mede delingen over de „economische archieven" vóór 1870. L. A. Pagano be handelt ,,La scuola di paleografia, diplomatca e archivistica dell' Archivio di Stato di Palermo P. Durye behandelt „Les nouveaux rayonnages mobiles du type „dense" ou „compact" aux Archives Nationales de France" (met afbeeldingen), wat bij het toenemend ruimtegebrek ook hier te lande aandacht moge vinden. Enkele artikelen van meer specifiek Italiaans belang gaan wij stilzwijgend voorbij. Afl. 3 opent met een lezenswaardige beschouwing van Letterio Briguglio over het begrip: archief, met name in verband met de geschiedschrijving. Het artikel van Elio Lodolini: Identificazione dell' archivio, sluit zich hierbij aan; het behandelt de culturele en juridische functie der archieven. G. Bascapè, Le raccolte de sigilli, behandelt de vragen betreffende de ordening, de classi ficatie en de beschrijving met voorbeelden van zegels. Daar geen be schrijving deugdelijker kan zijn dan de afbeelding bepleit schr. het opnemen van reprodukties bij iedere catalogus. Ook het vraagstuk der falsificaties komt ter sprake. De overige bijdragen zijn van meer intern-Italiaanse aard: over de strijd tegen de termieten, over een verslag betr. de Toscaanse archieven van 1849/50, over het archief der commune Ariccia en dat van Bobbio (beide met inventaris), over het familie-archief Scarampi Tizzoni. Afl. 1 van jg. XXIX (1959) van ons Belgische zustertijdschrift Archives, Bibliothèques et Musées de Belgique is zeer interessant -o.a. artikel van G. Despy, Donations de manuscrits au moyen age, van T. Heyse over de oude Congo, van Philippe, La peinture murale du XVIe siècle en Belgique maar brengt weinig op ons terrein. Vermeld worde een huldiging van dr. J. Lefèvre, 1 mei 1958 afgetreden als conservator aan het Algemeen Rijksarchief, bekwaam archivaris en uitgever van belangrijke bronnenpublikaties. Verder een uitvoerig verslag van de vierde internationale „Table ronde des archives", 167 gehouden te Wiesbaden in mei 1958, van de hand van madelle M. Martens, archivaris van Brussel. Afl. 2 brengt de Inventaire sommaire der archieven van de stad Ath door L. Verriest. Het verslag van de vergadering van onze Belgische broeders en zusters bevat een belangrijk resumé van de mededeling van dr. M. Gysseling over de kerkelijke archieven (van bisdom en kapittel, in 1952 aan het rijks archief te Gent in bewaring en ter bewerking gegeven, van kerken en kloosters, in 1955 met het stadsarchief geruild), waarvan hij de bewerking met kracht ter hand heeft genomen. U. Mr. E. Geselschap. Inventaris van de archieven van de ambachtsgilden, de bussen, het college van stadsdoctoren en de confrérie Pictura [te 's-Graven- hage]. 1958. 68 blz. (gestencild). Mr. Geselschap heeft door zorgvuldige inventarisatie in de archieven van de Haagse ambachtsgilden en die van de gildebussen een in de jaren 1913-' 15 begonnen inventaris werd niet voltooid thans een definitieve orde aangebracht. Hij deed meer dan dat: het zal de vorser op het gebied der gilden zeer welkom kunnen zijn, dat de bewerker bij ieder gilde afzonderlijk mede deling doet inzake datum van oprichting, alsmede aanwijzingen geeft waar gildebrieven enz. zijn te vinden. Voorts wordt door hem gewezen op voor werpen het gilde betreffende, welke zich in het Haagse gemeentemuseum bevinden. Deze bijzonderheden zijn tevens vermeld van gilden, waarvan geen archivalia worden beschreven. Na de opheffing der gilden zijn ook in Den Haag de voorschriften tot inlevering der archieven onvoldoende nageleefd.-Vele archivalia zijn dienten gevolge verloren gegaan. Maar ongetwijfeld zal ook in vroegere tijden het vaak wisselende beheer door de elkaar opvolgende gildebestuurders niet gunstig zijn geweest voor volledige bewaring. In deze uitgave worden voorts beschreven de archiefstukken van het Collegium medicum (1657-1806), alsmede die van de confrérie Pictura (1656-1820). Daar deze archieven eigenlijk in geen verband staan met de gilde- archieven, die in het verleden - na de inlevering tezamen als één collectie zijn beschouwd en behandeld, hebben zij een afzonderlijke nummering ge kregen. Was het dan ook niet beter geweest, wanneer het woord inventaris in de titel in het meervoud was genomen? Het beoordelen van beschrijvingen van archiefstukken, welke men zelf niet in handen heeft gehad, acht ik vaak een hachelijke onderneming. Toch meen ik te mogen opmerken, dat het mij niet bevredigt een tweetal inven tarissen van Pictura (nr. 6 f en h), nl. van het meubilair en van schilderijen, beide van 1763 en bijgehouden resp. tot c. 1797 en c. 1770, met andere stukken, waarmede zij één band vormen, omschreven te zien als ingekomen stukken. Op ruime wijze heeft de heer Geselschap deze inventaris van begeleidende informaties voorzien. Jammer, dat stencilwerk in het algemeen onvoldoende mogelijkheden biedt om de tekst van inventarissen duidelijk te doen „spreken". Het ontbeert het pit van drukwerk ten enenmale. A. T. SCHUITEMA MEIJER

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 14