164 onderging groot verlies door een brand in 1892, maar die van het hooggerechts hof, de koloniale secretarie en de gouverneur bleven gespaard. De oudste stukken dateren van 1749, brievenboeken, die echter ook tal van andere zaken bevatten. Van 1825 af is de correspondentie van gouverneur en koloniaal secretariaat bewaard. Veel is daarbuiten nog in particulier bezit, m.n. firma's; daarvan zijn, in verwachting van deponering der originelen, mikrofilms ge maakt. Door de Kamer van Koophandel zijn minuutboeken 1834-1875 ge deponeerd. Betreurenswaardig is de lacune in de bestuursarchieven: „one had to know Newfoundland's stormy political history to understand the unwilling ness of its politicians to leave a full record"! De archiefdienst is druk doende het reeds aanwezige geschikt te maken voor het gebruik der bezoekers. Het opstellen van een archiefwet is in voorbereiding. Afl. 2 opent met een artikel van de stadsarchivaris van Philadelphia Charles E. Hughes: The Philadelphia Program. Reeds in 1700 vinden wij hier sporen van archiefzorg, en in de 18e en 19e eeuw werden hiervoor diverse goede voorschriften gegeven. Sinds 1854 echter, toen een groter Philadelphia in het leven werd geroepen, minderde deze zorg; dat duurde tot 1950, toen onder de energieke leiding van Joseph S. Clark, „city controller en daarna burge meester, een wedergeboorte begon, in de Amerikaanse archiefwereld bekend als „the Philadelphia Program behoorlijke inventarisatie, verantwoorde ver nietiging (niet minder dan 60 Voor de Charter Commission kwam een Departement of Records „that would deal with all the city's record problems" Vastgesteld werd in 1951 het „Home Rule Charter", waarbij dit alles werd geregeld. „We were on our way voor details moeten wij naar de afl. verwijzen. Vermeld zij nog dat in mei 1.1. „A Guide to the Municipal Archives' verscheen, en dat wekelijks een radio-uitzending wordt verzorgd. Seymour V. Connor behandelt „The Problem of Literary Property in Archival Depo sitories Ernest P. Taubes „The Future of Microfilming", dat aldus begint: The age we live in is commonly called the Atomic Age, but there is probably just as much justification to call it the Age of Recordkeeping. Steeds meer archivalia confronteren de archivist met de noodzaak daarvoor bergruimte te vinden, mikrofilming is daarvoor aangewezen. Schr. geeft over de nieuwste ontwikkeling, m.n. over de minicard van 16 x 32 mm, een beschouwing. 1 Harold T. Pinkett geeft een uitvoerige uiteenzetting van de ontwikkeling van het administratief bedrijf in de States over 1887-1906. Miss Kate Stewart schetst in afl. 3 „James Madison as an archivist". Archivist niet als ambtenaar M. was president der V.S. in het begin der 19e eeuw maar in de specifieke Amerikaanse zin van vormer van archief van een overheidspersoon1). President Jefferson heeft hem daartoe aange- Zoals men weet beschouwt de Amerikaan de correspondentie van iedere burger en dus ook van de president als diens persoonlijk bezit, en sinds Washington is het in de V.S. gebruik dat de afgetreden president ingeval van diens dood de familie de gehele correspondentie meeneemt. Een deel ervan (nl. van 16 presidenten) is, door schenking of aankoop, in de Library of Congress terecht gekomen. President Hoover (1929-1933) brak met deze traditie. Hij liet zijn papieren na aan een afzon derlijke stichting, de Hoover-Library. Roosevelt ging een stap verder; hij stichtte een brandvrij gebouw in Hydepark, dat naast diens papieren het bronnenmateriaal voor de Roosevelt-era bevat (o.a. van R's medewerkers Morgenthau en Hopkins). Zijn opvolger stichtte zich een Truman-memoryhouse, waarin een filmzaal. Ook voor Eisen hower hebben zijn vrienden reeds een dergelijk monument voorbereid (naar notitie in Der Archivar 1958 kol. 267). 165 moedigd. Opmerkelijk zijn twee gebreken: hij kon niet nalaten de ondertekening van brieven af te knippen ten behoeve van bevriende verzamelaars, en ontzag het niet in zijn eigen brieven later, in de tijd van zijn otium, veranderingen aan te brengen! Ook zijn nalatenschap berust grotendeels in de Library of Congress; een publikatie ervan is in voorbereiding. Y. P. Katphalia, lid van de staf van de Nationale Archieven van India, behandelt de daar ge bruikelijke „Hand laminaton with cellulose acetate"; James L. Gear, chef van de Document Restoration Branch der Nationale Archieven van de States, voegt er een commentaar aan toe. Wij mogen belangstellenden naar het tijdschrift verwijzen. Van speciaal Amerikaans belang is het artikel van Bess Glenn: The Taft Commission and the Government's Record Prac tices. E. L. Binsfeld draagt een bibliografie bij over de kerkelijke archieven in de V.S. en Canada. Uit de boekbesprekingen vermelden wij twee publikaties over een in 1647 in New York gekomen Nederlander, Willem Beekman, en zijn nakomelingen, van groot belang voor de business history, beide verzorgd door Philip L. White: The Beekmans of New York in Politics and Commerce, 1647-1877 (1 deel), en: The Beekman Mercantil Papers, 1746-1799 (3 delen), verschenen bij de New York Historical Society. Het verslag van deze instelling over 1956 vermeldt de aanwinst voor haar ver zamelingen van 10 schilderijen, 4 miniaturen en ruim 150 fotografieën van 8 generaties der familie Stuyvesant. R. W. Krauskopf behandelt in afl. 4 „The Hoover Commissions and Federal Recordkeeping"; het artikel is vooral van Amerikaans belang zodat wij ons onthouden van uitvoeriger vermelding. E. O. Alldredge, Archival Training in a Record Center, knoopt aan een opmerking van Schellenberg hierover aan. J. E. Caswell, Archives for Tomorrow's Historians, geeft belangwekkende opmerkingen over modern archiefbeheer -keus inzake bewaring of ver nietiging van materiaal, de mikrofilmering, nieuw archiefmateriaal (films, fonogrammen, soundrecordings e.d.), bescherming tegen atoombommen) waarop in ruimer verband ware terug te komen. Joe D. Thomas behandelt „Photographic Archivesuitgaande van de daguereotypen, gemaakt in 1854 bij de Amerikaanse expeditie naar Japan en dienende ter illustratie van het rapport van de commandant. De Records Disposal Act van 1943 heeft de plaats van dergelijke archiefstukken in het Amerikaanse archiefwezen vast gelegd; in Engeland toont men jongstelijk ook begrip in deze richting. Schr. geeft treffende voorbeelden van het nuttig effect van dit soort „records", bv. identificatie van vermiste vliegeniers. T.a.v. bewaring resp. vernietiging lopen de normen enigermate parallel met de van „textual records". Groot verschil echter tussen beide wat betreft de bewaring; evenzo t.a.v.. de identificatie. Een nieuwe tak van archivisten is in being: „archivists in charge of photo graphic records". Uit de boekbesprekingen nemen wij over dat in juli 1957 aan Sir Hilary Jenkinson n.a.v. zijn aftreden in 1954 een „Festschrift" van bijna 500 blz. is aangeboden door 25 van zijn leerlingen en collegae. Aan deze opstellen, voor 2/3 van historische, voor 1/3 van archivistische aard, is toegevoegd een „Memoir of Sir Hilary Jenkinson", waarin zijn carrière van 1906 tot 1954 wordt geschetst. Afl. 1 der Rassegna degli Archivi di Stato 1958, het orgaan van de Italiaanse

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 13