IN MEMORIAM H. BONDER
160
Het was op 1 januari 1905 dat Bonder als tijdelijk ambtenaar bij het rijks
archief in Drente werd aangesteld, nadat hij, zoals de rijksarchivaris
mr. Joosting mededeelde, sedert een paar jaren veel had bijgedragen om de
ordening de nodige voortgang te doen hebben.
Enkele jaren later, in 1909, volgde zijn benoeming tot klerk in vaste dienst;
hij had zich in dit en de voorgaande jaren beziggehouden met de beschrijving
van de archieven van Gouverneur en Gedeputeerde Staten en tevens met
administratieve werkzaamheden
In de korte spanne tijds, tussen 'het vertrek van jhr. mr. de Jonge van
Ellemeet op 1 april 1921 en de komst op 1 mei d.a.v. van de nieuwbenoemde
rijksarchivaris dr. Waller Zeper, werd het beheer van het rijksarchief door
de klerk Bonder gevoerd.
Na op 14 juli het diploma voor wetenschappelijk archief ambtenaar 2e klasse
te hebben behaald, ontving hij op 1 juli 1922 zijn bevordering tot adjunct
commies, waarna in mei 1926 zijn benoeming tot commies volgde.
De ver doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen van 1924 lieten ook het
archiefwezen niet onberoerd. De rijksarchivaris in Drente dr. Waller Zeper
werd met ingang van 1 april 1924 in dezelfde functie overgeplaatst naar het
rijksarchief in Friesland, en de functionaris in Friesland dr. Poelman naar het
rijksarchief in Groningen, waarbij hem tevens het beheer over het rijksarchief
in Drente werd opgedragen.
Het spook van de bezuiniging bedreigde ook Bonder; hij zou op 1 juli 1927
op wachtgeld worden gesteld. Dank zij het feit, dat er op de lie afdeling van
het Algemeen Rijksarchief een vacature ontstond, werd hij met ingang van
genoemde datum in deze vacature benoemd.
Is het echter te verwonderen, dat Bonder, geboren en getogen Drent, op
de hoogte met 'het Drentse archief als geen ander, na ruim 22 jaar aan dit
archief werkzaam te zijn geweest, met diep leedwezen zijn taak daar be
ëindigd zag?
Zoals we boven vermeldden was de rijksarchivaris in Groningen tevens
belast met het beheer van het rijksarchief in Drente; hij besteedde aan dit
beheer één dag per week. Over -Donder s werkzaamheden vermeldt de rijks
archivaris; „natuurlijk kwam ook voor zijn rekening het grootste gedeelte der
onderzoekingen, mondeling en schriftelijk gevraagd, en was hij de aangewezen
steun voor die bezoekers van het archief, welke bij hun onderzoek hulp
nodig hadden."1) Voeg daarbij de mening van de algemene rijksarchivaris
prof. mr. Fruin, dat Bonder was bekwaam, werkzaam en gewoon tot zelfstandig
werken, dan kan men zich afvragen: was er nu geen andere oplossing mogelijk
geweest?
Veel inventariserings- en indiceringsarbeid heeft Bonder in Drente verricht,
en het was dan ook wel te verwachten, dat zijn Haagse ambtelijke periode
er een zou zijn van grote activiteit en productiviteit. Deze verwachtingen
werden niet beschaamd; in de kortst mogelijke tijd was hij ingewerkt.
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1924, dl. II, blz. 560.
161
Hulpvaardig, werkzaam, intelligent, werd hij (op 1 september 1934 tot
hoofdcommies bevorderd) met zijn ongeëvenaarde kennis van de archiefbestand
delen van de He afdeling de vraagbaak voor de raadplegers van de tot die
afdeling behorende archieven.
Voor vele wetenschappelijke publikaties leverde hij belangrijk materiaal,
waarvoor hem talrijke bewijzen van grote waardering ten deel vielen.
Hoewel de onderzoekingen vaak zeer veel tijd vorderden, vond hij toch ook
nog gelegenheid zich in belangrijke mate met inventariseringswerkzaamheden
bezig te houden.
De voornaamste van zijn verschenen inventarissen zijn:
Inventaris van de Staatssecretarie en het Kabinet des Konings, 1813-1897;
Inventarissen van de Departementsarchieven betreffende de Eerediensten
1805-1870;
Inventaris van de archieven van het Departement van Justitie, 1813-1876;
Inventaris van de archieven van Inspecteurs en Commissies van de Water
staat in Nederland vóór 1850.
Met veel liefde en toewijding heeft hij altijd zijn werk verricht.
Ook als mens is er niets dan goeds te vermelden: door zijn opgewektheid,
bescheidenheid en hulpvaardigheid was hij bij het personeel van het Algemeen
Rijksarchief van hoog tot laag een geziene persoonlijkheid.
Hoewel hij hoopte na zijn pensionering in februari 1952 nog veel te kunnen
doen, maakte de ziekte, die hem in december 1951 overviel, en waarvan hij
niet meer zou herstellen, de uitvoering van dit voornemen onmogelijk. Nog
tot 10 augustus 1959 zou het duren voor hij het tijdelijke met het eeuwige
verwisselde.
H. BROUWER