104
Onder leiding van de heren Formsma en Schuitema Meijer worden ver
volgens bezoeken aan het aangrenzende gebouw voor rijks- en gemeentearchief
gebracht, waarna onder de eminente leiding van laatstgenoemde een bustocht
door Groningen en naar Paterswolde volgt.
DE NIEUWE HANDLEIDING. OPZET EN UITVOERING.
Hoewel de herziening van de handleiding reeds een lange geschiedenis heeft
en verschillende commissies in de loop der jaren zijn gevormd om deze her
ziening te ondernemen, meen ik, dat het tijdverspilling zou zijn op deze ge
schiedenis thans in te gaan. Ik geloof echter, dat het uitblijven van een resul
taat tot nu toe, ook zekere voordelen heeft meegebracht. Want al is het
commentaar op de oude handleiding niet zo veelvoudig geweest als de samen
stellers, Muller, Feith en Fruin zich waarschijnlijk hebben gedacht, toch is
er in de laatste jaren een polemiek in het Archievenblad gevoerd, die misschien
niet tot volledige opheldering heeft geleid t.a.v. de betwiste punten, maar
die toch voor de huidige commissie, Fockema Andreae, Panhuysen en onder
getekende, een vingerwijzing is geweest in welk opzicht zij vooral duidelijk
moesten zijn. Men zou uit het open zijn van verschillende vraagstukken ook
af kunnen leiden, dat een nog langer uitstel wenselijk zou zijn, dat dus het
tijdstip nog niet rijp is voor een nieuwe handleiding, maar dat geloven wij
nu ook weer niet. Wij menen juist, dat de leden van onze vereniging het nu
eindelijk tijd vinden, waarschijnlijk al lang tijd gevonden hebben, dat de com
missie spreekt en dat er iets op tafel komt.
Ik zal daarom thans een overzicht geven van de stand van zaken, wat de
commissie heeft gedaan en wat ze nog denkt te doen.
De commissie dan, is begonnen met zich rekenschap te geven in welke
vorm de nieuwe handleiding gegoten moest worden. Moest deze dezelfde zijn
als die van de oude handleiding, met slechts wijzigingen waar dat nodig was
of moest het een totaal nieuwe handleiding worden, zij het ook met hand
having van de oude beginselen? De commissie besloot tot het laatste, dus tot
een nieuwe handleiding. Zij meende, dat de opzet van de oude handleiding
niet overal even logisch was, dat er in verschillende gedeelten onderlinge
tegenstrijdigheid bestond, dat er teveel verouderde polemiek in was verwerkt
en dat in de 60 jaren na haar voltooiing zovele andere, ook nieuwere
archieven onder de aandacht van de archivarissen zijn gekomen, dat een
nieuwe indeling, rangschikking en aanvulling van de stof geboden was. Ten
slotte schiet de oude handleiding ook in didactisch opzicht te kort. Al hebben
we de stof anders gegroepeerd dan in de oude handleiding, dan wil dat niet
zeggen, dat we niet grote stukken daarvan konden overnemen, zij het ook
in gemoderniseerde vorm.
Hoe moest nu de nieuwe opzet zijn? Moest het boek een beginselverklaring
zijn of een leerboek (v. d. Gouw, N.A.B. 1948/9 blz. 58 e.v.Beide volgens
de commissie, want theorie en praktijk zijn moeilijk te scheiden. Wij meenden,
dat de nieuwe handleiding de huidige stand van de Nederlandse archivistiek
weer zou moeten geven, maar dat zij daarnaast aan de leerlingen aanwijzingen
zou moeten verstrekken voor het leren van het vak. Dus een boek dat uit
twee gedeelten zou bestaan? Eerst een theoretisch en dan een didactisch ge-
105
deelte? In zekere zin wel, maar bij het rangschikken van de stof bleek het
toch niet mogelijk een volkomen scheiding tussen theoretisch en praktisch
gedeelte door te voeren.
Bij het bepalen van de opzet van het boek was de vraag van belang voor
wie de inhoud bestemd zou zijn. Uiteraard voor de archivisten en de aspirant-
archivisten. Het peil van ontwikkeling van de laatste groep zal, wanneer de
nieuwe archiefwet zal zijn aangenomen, heel wat hoger komen te liggen dan
tot nu toe, met name voor de tweedeklassers. Voor hen, de toekomstige mid
delbare archiefambtenaren, zal een diploma van een middelbare school vereist
zijn. Daarmee zijn ze te vergelijken met aankomende studenten; hun voor
opleiding behoort zodanig te zijn, dat ze zich bij het begin van hun studie
de vraag zullen stellen: wat is een archief eigenlijk en wat is het doel van
onze werkzaamheden. Daarom is de commissie met de afleiding en de definitie
van het begrip archief begonnen in een hoofdstuk dat Bepalingen" werd
genoemd. In dit hoofdstuk blijkt al dadelijk de samenhang tussen archief en
administratie en daarom volgt een tweede hoofdstuk, getiteld „Administratie
en archiefvorming", waarin de groei van de administratie en de verschillende
wijzen waarop zij kon en kan worden ingericht in het kort worden behandeld,
van de eerste ontvangstarchieven van de middeleeuwen af tot de registratuur
plannen van heden toe.
Een archief krijgt echter naast zijn functie voor de instantie waarvan het
afkomstig is nog een ander doel, n.l. een historisch of in het algemeen weten
schappelijk doel. Zo zal in een derde hoofdstuk worden behandeld hoe deze
wetenschappelijke, historische belangstelling heeft geleid tot een betere mate
riële verzorging van de archieven, tot openbaarheid en tot de wetenschap der
archivistiek. Kortom in dat derde hoofdstuk zal de geschiedenis van het
archiefwezen worden behandeld, waarbij we al gaan stuiten op het herkomst-
beginsel en de oude handleiding, die al geschiedenis geworden is. Tevens zal
daarin een kort overzicht worden gegeven van de inrichting van het Neder
landse archiefwezen, d.w.z. van de principes, waarop deze inrichting berust
en van de verdeling van de archieven over de depots.
Nadat aldus in de eerste hoofdstukken deze algemene beschouwingen zijn
gegeven, komen we in het volgende hoofdstuk tot de eigenlijke archivistiek,
n.l. de beginselen en de praktijk van de ordening. Daarover straks meer.
Vervolgens komen successievelijk de beschrijving der stukken, het ineen
zetten van de inventaris en de vernietiging aan de orde.
Nauw verbonden met de beschrijving van de stukken is de terminologie.
U weet waarschijnlijk, dat hiervoor een afzonderlijke commissie is ingesteld
- niet door onze vereniging. De heer Panhuysen is de gelukkige schakel
tussen deze commissie en ons, zodat er een prettig contact is geweest. In een
afzonderlijk hoofdstuk zal de lijst van vaktermen aan de handleiding worden
toegevoegd. Deze lijst is echter veel uitvoeriger dan die in de oude handleiding
en het gevaar dreigt van een te groot perfectionisme: de uitbreiding van het
aantal vaktermen zal het inventariseren aan strengere banden leggen, terwijl
zij toch een nadere uitleg niet overbodig zullen maken, aangezien de gebruikers
van de inventarissen -niet vakmensen ze niet kennen en het niet doenlijk
is in elke inventaris deze lijst op te nemen. Daarmee wil ik het nut van deze
lijst geenszins ontkennen, integendeel. Maar met deze lijst is het eigenlijk
evenzo gesteld als met de nieuwe en oude handleiding zelf. Ook wij willen