102 moeilijkheden te zoeken. In deze bijeenkomst is onzerzijds de basis Voor samenwerking met de S.O.D. in een 7-tal punten nader gestipuleerd: 1. de cursussen worden georganiseerd in onderling overleg tussen en met instemming van de besturen van onze beide verenigingen; 2. enige leden van onze vereniging zullen als docenten de lessen over de oudere overgebrachte archieven blijven geven; 3. enige leden van onze vereniging zullen zitting blijven houden in de examencommissie; 4. bij eventuele vacatures in de functies genoemd onder 2 en 3 zullen op verzoek van het bestuur van de S.O.D. nieuwe docenten of nieuwe leden van de examencommissie uit de leden van onze vereniging door ons bestuur worden aangewezen; 5- op de bijeenkomsten van de docenten van de cursus zullen de leden van onze vereniging, welke door ons als docent zijn aangewezen, onze vereniging vertegenwoordigen en hun oordeel over de stof van de cursus en de gevolgde methoden kunnen uitspreken; 6. één van de docenten en één der leden van de examencommissie, die namens onze vereniging optreden, zullen op de jaarvergadering onzer vereniging verslag over de gang van zaken betreffende de cursus kunnen uitbrengen.. 7. de vereniging van archivarissen is door een lid in de opleidingscommissie vertegenwoordigd. Uit de gehouden bespreking onder leiding van het Curatorium is gebleken, dat de S.O.D. geen volledig zelfstandige vereniging is; enerzijds is zij geïncorpo reerd in het Instituut voor Bestuurswetenschappen en anderzijds, wat de op leidingen betreft, staat zij onder toezicht van het Curatorium. Een regeling betreffende de opleidingen, zoals aanvankelijk was verondersteld, kan derhalve door de S.O.D. niet zelfstandig met de vereniging van archivarissen worden getroffen. Ook de boven het diploma vermelde samenwerking van S.O.D. met onze vereniging is door de feitelijke situatie achterhaald. Op grond hiervan zullen verdere pogingen tot samenwerking met de S.O.D. t.a.v. de opleiding weinig effectief kunnen zijn. Aansluiting van onze vereniging bij het I.B.W. is evenmin opportuun. Onze vereniging staat op haar zelfstandigheid. Bovendien hebben de heren Graswinckel en Hardenberg zitting in het Curatorium en de belangen van de archiefopleiding zijn bij hen in goede handen. De voorzitter leest vervolgens het schrijven voor van het bestuur aan het Curatorium d.d. 28 maart 1959, waarbij wordt medegedeeld, dat onzerzijds iedere bemoeiing van het bestuur van de vereniging van archivarissen met de cursussen in archiefverzorging der overheidsadministratie, welke door de S.O.D. gegeven worden, als geëindigd wordt beschouwd. Hieruit volgt o.a., dat de docenten en examinatoren in het vak „oudarchief" voortaan geheel op eigen verant woordelijkheid zonder enige bemoeiing van onze zijde hun taak zullen aan vaarden en vervullen. Ook volgt hieruit, dat de vermelding van de „samen werking met de vereniging van archivarissen in Nederland" op de diploma's archiefverzorging, welke de studiekring voor overheidsdocumentatie uitreikt, Zal moeten vervallen. Vervolgens deelt de voorzitter mede, dat de z.g. archiefstudiedagen in september a.s. zullen worden gehouden. De commissie voor de moderne archieven heeft medegedeeld, dat zij, na het uitbrengen van haar herziene conclusie van het praeadvies inzake het 103 registratuurstelsel, haar taak voorlopig als beëindigd beschouwt. De voorzitter stelt voor de commissie op te heffen en in voorkomende gevallen een com missie ad hoc in te stellen. Aldus wordt besloten. De voorzitter dankt de commissieleden voor hun initiatieven en de daaruit voortgekomen rapporten. In deze heeft de commissie belangrijk en vruchtbaar werk verricht. Vervolgens stelt de voorzitter dr. W. J. Formsma, rijksarchivaris in de pro vincie Groningen, in de gelegenheid tot het houden van diens referaat over de Handleiding in opzet en uitvoering. Van deze gelegenheid maakt de heer Formsma gebruik ter inleiding een korte historische schets te geven van het Huis der Provincie en van de Statenzaal, waarin thans wordt vergaderd. Zie voor het in extenso gedrukte referaat deze aflevering van het N A B blz. 104-110. Op dit referaat volgt een korte bespreking, die zich inzonderheid beweegt om de werkwijze bij de totstandkoming en de vaststelling van de uiteindelijke tekst dezer handleiding. De heren mr. H. Aa en dr. C. Groeneveld pleiten voor behandeling van de concept-handleiding in een ledenvergadering, zij het dan op principiële punten. Deze zouden vooraf aan de leden ter bestudering kunnen worden toegezonden. Discussie zou verhelderend kunnen werken en de leden worden in de materie betrokken. De leden moeten niet voor een fait-accompli worden gesteld. De voorzitter merkt op, dat in een ledenvergadering geen leerboek is samen te stellen. Ook de bestaande handleiding, ontworpen door drie personen, is weliswaar in de vergadering, maar niet in discussie gebracht. De te volgen procedure is, dat door de commissie voor de handleiding haar ontwerp aan het bestuur zal worden aangeboden. Dit neemt het ontwerp in studie en kan zich daarbij laten adviseren door daartoe bevoegden. Ook zal het bestuur uiteindelijk de handleiding in druk uitgeven. In dit stadium van voorbereiding is het referaat van de heer Formsma van bijzondere betekenis. Dit kan voor de leden aanleiding zijn opmerkingen te maken, die ongetwijfeld ernstig zullen worden overwogen. De voorzitter wekt de leden tevens op tot het publiceren van hun standpunt of zienswijze. Dit leerboek pretendeert niet de steen der wijzen te zijn, doch een bijdrage in de ontwikkeling en de kennis der archiefleer. Het wil zeker geen druk op de ambtgenoten uitoefenen. Mejuffrouw Jurriaanse stelt voor de leden aan te bevelen hun zienswijze over de nieuwe handleiding of wel bepaalde criteria schriftelijk aan de com missie of het bestuur voor te leggen. Na bestudering en schifting kunnen de naar voren gekomen principiële punten in een ledenvergadering worden be sproken. De voorzitter zegt overweging toe. De heer Groeneveld geeft in overweging, gelet op de thans geringe beschik bare tijd enerzijds en het belang van de materie anderzijds, de kwestie hand leiding op de agenda van de volgende vergadering te plaatsen. De voorzitter acht het juister zulks te doen in een later stadium van voorbereiding. Het een en ander zal in een bestuursvergadering worden overwogen. Hij dankt tenslotte de heer Formsma voor zijn gedegen referaat, dat een duidelijk inzicht in het werk van de commissie heeft gegeven. In verband met de wijziging in het verenigingsjaar zal de volgende leden vergadering in januari 1960 worden gehouden. Tijd en plaats worden aan het bestuur overgelaten. Hierna sluit de voorzitter de vergadering.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1959 | | pagina 2