7 6 daarbij niet nodig. Het College zou het integendeel kwalijk nemen wanneer men het een vakvereniging op het dak zou sturen. De voorzitter wil het voorstel van de heer Van der Gouw wel overnemen en stelt voor allereerst over te gaan tot stemming over artikel 21a, luidende volgens voorstel: „Leden van de afdeling van archiefambtenaren in dienst van het Rijk zo deze bestaat zijn de leden van de Vereniging, die in archief dienst van het Rijk werkzaam zijn". Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aanvaard. Vervolgens brengt de voorzitter artikel 21b in stemming, luidende volgens voorstel: „Leden van de afdeling van archiefambtenaren in dienst van gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder zo deze bestaat zijn de leden van de Vereniging, die in archiefdienst van gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder werkzaam zijn". Uit de gehouden stemming blijkt, dat 38 personen hebben vóór gestemd, 20 tegen en 5 blanco, zodat dit voorstel geen 2/3 meerderheid heeft behaald en dus verworpen is. De voorzitter stelt voor de plaats voor de volgende vergadering te laten vaststellen door het bestuur, waartoe wordt besloten. Bij de rondvraag vraagt de heer Mensonides om goedkeuring van de door de afdeling van gemeente- en waterschapsarchiefambtenaren in haar vergadering van 25 april 1958 aangenomen wijziging van het huishoudelijk reglement, waar bij de afdelingscontributie is gebracht op f 10.-Deze goedkeuring wordt zonder hoofdelijke stemming verleend. Nadat de heer Unger het bestuur heeft bedankt voor het in hem gestelde vertrouwen in de jaren dat hij redacteur van het Nederlands Archievenblad was, sluit de voorzitter de vergadering. Na afloop van de vergadering werd een excursie ondernomen naar het kasteel Heeswijk. Helaas moest deze tot een uiterlijke bezichtiging beperkt blij ven, doordat geheel buiten de schuld van het bestuur het bericht van onze komst niet was doorgegeven. TOESPRAAK VAN DE VOORZITTER Waarde Collega's Gedurende het 67ste levensjaar van onze Vereniging is dit leven verlopen langs ongeveer dezelfde lijnen als waaraan wij in de twee voorafgaande jaren gewoon zijn geraakt. Wij hebben onze najaarsvergadering gehouden in Amsterdam op 27 septem ber 1957. De heer H. H. M. Dinkgreve, chef van het documentatiebureau van de gemeente Amsterdam, hield op deze vergadering voor ons zijn instructieve en boeiende voordracht over „De ontwikkeling van de registratuur bij de ge meente Amsterdam waarvan de tekst in het Archievenblad werd gepubliceerd. Op onze vergadering van 25 april 1958 is het rapport over het stelsel van archiefordening der Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dat door de Commissie voor de moderne archieven was opgesteld, in behandeling genomen en onderwerp van uitvoerige discussie geweest. Van de „Herziene conclusie' der genoemde Commissie heeft U inmiddels eveneens in het Archievenblad kennis kunnen nemen. Naast de behandeling van problemen, waarvoor de moderne en jongste archieven ons stellen, hebben wij in het afgelopen jaar echter eveneens aan dacht besteed aan onderwerpen, welke voortkomen uit het karakter van wetenschappelijke instelling, dat onze archieven essentieel eigen is, omdat hierin de bronnen voor het wetenschappelijk historisch onderzoek en voor de geschiedschrijving worden bewaard en beheerd en omdat dit historisch onder zoek in de bronnen en deze geschiedschrijving ook van uit onze archieven als instellingen van wetenschap moeten worden gestimuleerd en voor een belang rijk deel ook behoren te worden geleid. Zo heeft onze Vereniging dan, dank zij de krachtige en daadwerkelijke steun van de Algemeen Rijksarchivaris, mr. H. Hardenberg, weer in samenwerking met hem de „Studiedagen voor archiefambtenaren" kunnen organiseren, die op 9 en 10 juli 1.1. te 's-Gravenhage gehouden zijn, en waaraan ongeveer 60 leden van onze vereniging deelnamen. Achtereenvolgens hebben hier gesproken: prof. dr. Et. Sabbe, Algemeen Rijksarchivaris te Brussel, over „Belgische bronnen voor de Nederlandse ge schiedenis"; dr. A. J. Veenendaal over „Enkele aspecten van het uitgeven van historische teksten"; en prof. dr. B. H. Slicher van Bath over „De archieven als bron voor de agrarische geschiedenis Tot actuele archivistische problemen bracht ons weer terug mr. H. Hardenberg, die de „Vaktermen uit de Neder landse archivistiek" behandelde, voorzover deze voorlopig door de Commissie voor de Nederlandse archivistische terminologie zijn vastgesteld. Evenals in 1957 zal ook ditmaal de tekst van de gehouden voordrachten in het Nederlandse Archievenblad gepubliceerd worden. De „Studiedagen" zijn nu reeds drie jaren achterelkaar georganiseerd en wij mogen nu wel zeggen, dat de opzet geslaagd is en dat deze studiedagen zeer nuttig en vruchtdragend zijn. Zij geven ons volop de gelegenheid ons te ver diepen in kwesties en problemen, waarvoor op een huishoudelijke vergadering (als b.v. deze) niet voldoende tijd beschikbaar is. Wij hopen dan ook van harte dat deze „Studiedagen" een blijvend instituut in het leven en in de aktiviteiten van onze Vereniging zullen worden en dat wij ons in de medewer king van de Algemene Rijksarchivaris, die het slagen der Studiedagen voor een groot gedeelte waarborgt, en waarvoor wij hem, ik herhaal het, zeer er kentelijk zijn, zullen mogen blijven verheugen. Ook op de „Quatrième Table Ronde des archives", die van 20 tot 22 mei 1.1. te Wiesbaden gehouden werd, kwam ditmaal als hoofdthema in behandeling de grote waarde, welke archiefbewaarplaatsen als de instellingen, waarin de oorspronkelijke bronnen bewaard en beheerd, geordend en voor het onderzoek toegankelijk gemaakt worden, hebben voor iedere vorm van de historische wetenschap. Speciaal is o.a. behandeld de waarde, welke de archieven bezitten voor de geschiedenis van de letterkunde en voor de geografische wetenschap. Aangedrongen werd op de samenstelling van speciale gidsen op deze beide gebieden, die de belanghebbenden de weg zouden moeten wijzen naar de in onze bewaarplaatsen aanwezige bronnen. Met anderen ben ik van mening dat dergelijke speciale gidsen, waarop men vooral in Frankrijk sterk de nadruk legt, zouden moeten worden samengesteld door specialisten op het gebied waarover de gids handelt, en niet door de archivarissen ex professo. Ik meen dat deze het historisch onderzoek voor elke tak van wetenschap het beste dienen door zo goed en zo veel mogelijk te inventariseren en door zodoen de op den duur alle archieffondsen in hun geheel voor elke vorm van historisch

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 7