4 5 De heer Van der Gouw zegt, dat het hem gebleken is, dat de cursussen van de S.O.D. doorlopend worden veranderd, maar dat de examinatoren zich weinig van het veranderde aantrekken en blijven voortborduren op het oude stramien, met alle gevolgen van dien voor de cursisten. Hij verzoekt het be stuur ook dit in gedachten te willen houden. De heer Van Hoboken vraagt of dit slaat op de cursus in het algemeen of op het vak oudere archieven". De heer Van der Gouw antwoordt, dat het de cursus in het algemeen be treft. De Vereniging is echter voor de gehele cursus verantwoordelijk. Spreker vindt het een vreemd verschijnsel, wanneer de cursist geïnstrueerd moet wor den, dat het in werkelijkheid zó is, maar dat hij op het examen iets anders moet zeggen, wil hij niet zakken. De voorzitter stelt een tweetal reglementswijzigingen der Vereniging aan de orde. Hij stelt voor deze afzonderlijk te behandelen. De vergadering gaat hiermede akkoord. De wijziging van artikel 9, thans luidende: „Het verenigingsjaar vangt aan op 1 september", wordt z.h.s. gewijzigd in: „Het verenigingsjaar vangt aan op 1 januari". Vervolgens stelt de voorzitter voor artikel 21, thans luidende: „Tot de afdelingsvergaderingen hebben alle gewone leden der vereniging toegang. Stemrecht hebben in de vergadering van de afdeling der archiefambtenaren in dienst van Rijk of Provincie de leden, die in Archiefdienst van Rijk of Provincie werkzaam zijn, in de vergaderingen van de afdeling van archief ambtenaren in dienst van gemeente, waterschap, veenschap of veenpolder de leden, die in archiefdienst van gemeente, waterschap, veenschap of veen- polder werkzaam zijn", te wijzigen in: „Leden van de afdeling van archief ambtenaren in dienst van Rijk of Provincie zo deze bestaat zijn de leden van de Vereniging, die in archiefdienst van Rijk of Provincie werkzaam zijn; van de afdeling van archiefambtenaren in dienst van gemeente, water schap, veenschap of veenpolder zo deze bestaat de leden van de Ver eniging, die in archiefdienst van gemeente, waterschap, veenschap of veen polder werkzaam zijn. Tot de afdelingsvergaderingen hebben alle gewone leden der Vereniging toegang". De voorzitter zegt, dat de opmerking is gemaakt, dat de provinciale amb tenaren nimmer in een afdeling georganiseerd zijn geweest, aangezien hun aantal te gering is. Hij stelt voor de woorden „of Provincie" uit het voorstel weg te laten. Later zal dan wellicht bezien kunnen worden hoe wij met deze ambtenaren moeten handelen. Dit amendement wordt door de vergadering aangenomen. De voorzitter geeft vervolgens aan hoe in het verleden deze afdelingen ont staan zijn. Het is steeds een verplichting geweest lid te zijn van deze afdelingen. Door het bedanken van een aantal leden is echter gebleken, dat het reglement van de Vereniging sedert de wijziging van art. 20 op 18 september 1954 (N.A.B. 1954/5 p. 3) deze verplichting niet meer voldoende tot uitdrukking brengt. Hetgeen hier wordt voorgesteld is dus niet iets nieuws, maar slechts een nadere precisering van iets dat steeds traditie is geweest in onze Vereniging. De heer Lohmann antwoordt, dat het niet zijn bedoeling is het bestaan van de afdelingen te ondermijnen, al wordt dit zo door het bestuur van zijn af- deling gevoeld, maar dat het hem begonnen is om losmaking van de Centrale voor hogere gemeenteambtenaren. De heer Don meent, dat men dit dan in de vergadering van de afdeling aan hangig had moeten maken. De heer Lohmann zegt, dat men dit getracht heeft, maar dat het bestuur hem verwezen heeft naar de vergadering van de Vereniging. De heer Van Hoboken ontkent dit. De heer Brekelmans zegt, dat dit inderdaad zo is. Enige leden vallen hem bij. De heer Brekelmans geeft vervolgens een overzicht van het gebeurde in de laatste afdelingsvergaderingen en laakt de houding van het afdelingsbestuur tegenover enige leden. Hij legt de nadruk op de persoonlijke vrijheid zich aan te sluiten waar men wil. Wanneer dit voorstel wordt aangenomen, zullen sommige leden zich ernstig moeten beraden of zij wel lid van de Vereniging kunnen blijven. De voorzitter meent, dat hier geen sprake is van vrijheidsbeperking. Het lidmaatschap van een vereniging brengt nu eenmaal bepaalde verplichtingen met zich mede, die men vrijwillig op zich neemt. Wanneer men principiële bezwaren heeft, zou men ook voor het lidmaatschap der Vereniging moeten bedanken. Deze is toch immers ook een neutrale vakvereniging. Wanneer sommige leden ons zouden willen verlaten, zou dit ons zeer spijten. Wij kunnen echter niet afwijken van de ingeslagen weg. De heer Hardenberg vraagt zich af, of het verstandig is te gaan discussiëren over het al of niet voortbestaan van de afdelingen, terwijl nog nooit gebleken is dat deze enig nut hebben. De heer Fox betuigt adhaesie namens de afdeling der rijksarchiefambtenaren aan het bestuursvoorstel. De heer Van der Gouw moet de heer Hardenberg tegenspreken wat betreft het nut van de afdeling voor de rijksarchiefambtenaren. Het is hem gebleken, dat deze afdeling nuttig kan zijn en dat de samenwerking met de Centrale voor hogere Rijksambtenaren zeer vruchtdragend was. Spreker is daarom niet bijster gelukkig met het bestuursvoorstel. In de hedenmorgen gehouden vergadering van zijn afdeling is namelijk gebleken, dat men unaniem prijs stelt op het in stand houden van de afdeling en dat men niet het risico wil lopen, dat de afdeling van de rijksarchiefambtenaren te gronde gaat door dit voorstel. An derzijds kan hij zich voorstellen, dat de gemeenteambtenaren van de verplich ting tot aansluiting af willen. Hij stelt daarom voor artikel 21 in twee delen te splitsen. De heer Van Hoboken zegt, dat weliswaar de gemeentelijke afdeling weinig heeft kunnen bereiken, maar dat men nu op het ount staat de door haar voor gestelde salarisnormen aangenomen te krijgen. Wanneer men echter het lid maatschap facultatief gaat stellen en een aantal leden weg loopt, zal de Cen trale er weinig voor voelen zich in te spannen voor een paar mensen. De heer Pirenne meent, dat bij de gemeenten de situatie anders liat dan bij het Rijk. De rijksambtenaren vormen ten eerste een homogene groep en ten tweede treden zij zelden of nooit in persoonlijk contact met hun werkoever. Bij de gemeenten, uitgezonderd misschien de heel grote, is dit anders. Wan neer de verhouding goed is, kan het archiefpersoneel aaan praten met het Col lege van B. en W„ dat tenslotte heeft te beslissen. Een Centrale heeft men

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 6