52
verzorgde druk van dit grondige stuk werk is: niet een uitgave in offset van
de gemeente Gouda, zoals oorspronkelijk het plan was, maar een uitgaaf bij
de Staatsdrukkerij door het ministerie van O., K. en W., met steun van de
gemeente Gouda. Dat de publikatie in deze vorm tot stand kon komen is een
bijzonder gelukkige oplosing, die mede te danken is aan het feit, dat een groot
gedeelte van de stukken door het Rijk aan de gemeente Gouda in bewaring
zijn gegeven.
Deze kloosterarchieven, die zoals gebruikelijk voor het merendeel betrekking
hebben op eigendomsrechten, had men op het Algemeen Rijksarchief mogen
verwachten, daar in 1953 een overeenkomst tussen de Staten van Holland en
Gouda is gesloten, waarbij de goederen van de voormalige conventen aan de
Staten kwamen, met uitzondering van die van de Collatiebroeders en van het
S.-Maria-Magdalenaconvent, die reeds resp. in 1573 aan de Heilige Geest-
meesters te Gouda en in 1574 aan het Gasthuis te Gouda waren overgedragen.
De meeste stukken van de Goudse kloosters, die thans zijn bewaard, hebben
echter een andere weg gevolgd. Een groot deel ervan is met vele andere stuk
ken betreffende de kloosters in ons land in handen van verzamelaars gekomen
en tenslotte in Cheltenham beland, vanwaar ze in 1889 voor het Algemeen
Rijksarchief zijn aangeworven. Dan zijn nog een aantal stukken bij de Oud
Bisschoppelijke Clerezie terecht gekomen, die door bemiddeling van het Al
gemeen Rijksarchief eveneens in Gouda in bewaring zijn gegeven. Enkele
stukken werden met andere archivalia betreffende de domeinen en de geeste
lijke goederen van Holland op de plaats, waar men ze mocht verwachten, op
het Departement van Financiën, bewaard. Tenslotte waren nog enkele stuk
ken op het Goudse archief terecht gekomen.
Het enige kloosterarchief, dat een min of meer normale archiefweg heeft
afgelegd, is dat van de Collatiebroeders, dat bij het archief van de Heilige
Geestmeesters kwam, en zelfs deze stukken hebben sedert dien nog weer
merkwaardige omzwervingen gehad, zoals men uit de inleiding van de inven
taris leert. Van het S.-Maria-Magdalenaconvent had men hetzelfde mogen
verwachten, maar de stukken van dit convent moeten uit het gasthuisarchief,
waar ze aanvankelijk stellig hebben berust, zijn verdwenen, daar ze groten
deels uit Cheltenham zijn gekomen. Daarbij valt wel op, dat van dit archief
net als van dat der Collatiebroeders veel meer bewaard is dan van de andere.
Uit het bovenstaande zal men begrijpen, dat het reconstrueren van de ar
chieven een moeilijke opgaaf is geweest, die met veel zorg moest geschieden.
Deze reconstructie had ook zijn voordelen. De bijzondere belangrijke nummers
105, 110, 111 en 112 werden zelfs nog niet zo lang geleden uit particulier
bezit aangeworven.
Behandeld worden alle kloosters binnen de stad Gouda. De Regulieren van
Stein, die hier na het verbranden van hun convent buiten Gouda sedert 1551
woonden, zijn uiteraard daartoe niet gerekend. Ik laat hier een opsomming
van de Goudse kloosters in de volgorde van de inventaris volgen: Cellebroeders
pag. 7-8, Minderbroeders pag. 9-12, Collatiebroeders pag. 13-33, S.-Marga-
rethaklooster (Reg. Kanunnikessen) pag. 34-39, S. Mariaklooster (Reg. Kan.)
pag. 40-44, S.-Catharinaklooster (Tertiarissen) pag. 45-47, S.-Maria-Magda-
lenaklooster (Regularissen) pag. 48-57, S.-Agnietenklooster (Regularissen)
pag. 58-61, Brigittenklooster pag. 62-65, Clarissenklooster pag. 66-68.
Van alle conventen is iets bewaard, zij het soms slechts een enkel stuk.
53
Het S.-Barbaraklooster, dat eenmaal in een stuk wordt genoemd, is waar
schijnlijk nooit meer dan een gasthuis geweest. De heer Taal geeft telkens een
uitvoerige inleiding met bijzonderheden over het klooster alvorens de inven
taris daarvan te beginnen.
Na de inventarissen van de verschillende kloosters volgt een afdeling „Va
ria Gouda". Hierin zijn de stukken uit bovengenoemde collecties onderge
bracht, die niet met een bepaald convent in verband zijn te brengen, echter
wel uit de kloosterarchieven afkomstig moeten zijn.
De inventarissen tellen 278 nummers, de daarop volgende regestenlijst 995
nummers, beginnend met het jaar 1303 (het oudste oorspronkelijke stuk da
teert van 1324) en eindigend met het jaar 1635. Dit grote aantal regesten is
te danken aan de vele cartularia, die bewaard bleven. Een uitvoerige index
(pag. 351-397) en een lijst van schouten en schepenen van Gouda besluiten
dit werk, dat voor de te weinig bekende middeleeuwse geschiedenis van de
stad Gouda een uiterst belangrijke bron is. Het zal voor de nauwgezette be
werker een grote voldoening zijn, dat hij dit werk kort voor het beëindigen
van zijn loopbaan in deze vorm heeft zien verschijnen.
I. H. VAN EEGHEN
W ij ontvingen:
Als uitgave van de Gemeentelijke archiefdienst Amsterdam: De oudste last
geldrekeningen van directeuren van de Levantse handel (1625-1631), door
mr. W. F. H. Oldewelt, bevattende een belangrijke aanvulling op de bekende
werken van dr. K. Heeringa (R.G.P. nrs. 9 en 10).
Cahiers/Mededelingen, (uitgegeven door het) Interuniversitair centrum voor
hedendaagse geschiedenis, I-III (1957).
Als gevolg van contacten, in het voorjaar van 1954 in België ontstaan tussen
hoogleraren in de moderne geschiedenis en archivarissen, daarin gespeciali
seerd, is een Universitair centrum voor moderne geschiedenis gesticht, dat
ten doel heeft bronnen aan en uit te geven, bibliografieën op te stellen, con
tacten te leggen tussen vorsers e.d. Zij geeft daartoe de boven vermelde
Cahiers uit. Afl. 1 bevat: Rapport sur les archives contemporaines conservées
dans les dépots publics, door dr. A. Cosemans (m.n. betr. het Algemeen Rijks
archief, sectie moderne archieven), met een complementaire memorie over de
papieren van staatslieden; een bericht van J. Willequet over de archieven van
het ministerie van Buit. Zaken, gezien vanuit de gezichtshoek der binnenlandse
politiek; een lijst van privé-archieven, bewaard bij particulieren, door H. Haag,
Rapport over de bewaring van contemporaine rechterlijke archieven (hun
belang, de noodzaak van vernietiging); Rapport relatif a l'utilisation des ar
chives des juridictions militaires pour l'étude de l'histoire de la période 1939-
1945, door prof. dr. J. Gilissen; voorlopig rapport van R. Demoulin over be
drijfsarchieven, n.a.v. een daarover ondernomen enquête. Verder werkplannen
over het opstellen van een repertorium der statistische publicaties, verschenen
in België in de 19e en 20e eeuw (R. Bouwmans), en een voorlopig rapport
over de pers (J. Bartier). Afl. 2 brengt een belangrijke bijdrage van ka-