32
33
wordt mondelinge. Ik vind dit een verwarringwekkend procédé. Humeurbe-
dervend werken verder de afkortingen voor daerinne, vernemen en verricht in
regel 3 en 14. De leestekens werken de juiste opvatting van de zin eerder
tegen dan dat ze die bevorderen. De punt in regel 7 achter demoedelijck. ge
volgd door een hoofdletter, werkt bepaald zinstorend.
Onderaan vindt men dezelfde tekst, genormaliseerd volgens de Regels van
het Historisch Genootschap. De afkortingen zijn opgelost; de spelling van de
aanvullingen kan door tekstvergelijking gemakkelijk vastgesteld worden bv
dagehcx door vergelijking met jaerlixc in regel 14. De onnodige en hinderlijke
hoofdletters zijn verwijderd, de v is in enkele gevallen veranderd in u, de ij
in y. In de leestekens is meer afwisseling gebracht en ze zijn zo geplaatst, dat
ze de werkelijke geleding van de zinnen zichtbaar maken. Naar mijn mening
is hier niets wezenlijks veranderd, maar de tekst is oneindig veel leesbaarder
geworden.
Mijn conclusie is dat de Amerikaanse methode voor 17e-eeuwse Nederlandse
teksten onbruikbaar is. Wel te verstaan: teksten bestemd voor historici. Filo
logen stellen andere eisen. Laten zij hun toevlucht nemen tot facsimilé's. Maar
voor historici is een hyperconservatieve bronnenuitgave niet nodig en niet
wenselijk. Voor een kleine studie reeds moet de historicus soms een grote
massa bronnen doorlezen. Die lectuur moet hem niet nodeloos zwaar gemaakt
worden. De bronnenuitgever moet hem tegemoet komen, zover als met de
eisen van een strenge kritiek te verenigen is. Een voorzichtige en deskundige
normalisering op ondergeschikte punten, zoals de Regels van het Historisch
Genootschap die voorschrijven, is m.i. onmisbaar.
8. Het collationeren.
Een zorgvuldige vergelijking van de transcriptie met het origineel is een
van de essentiele onderdelen in het proces van bronnenuitgeven. De collator
is uiteindelijk verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de tekst. De be
werker zal dit werk dus zelf moeten doen. Er zijn verschillende methoden van
collationeren, mm of meer tijdrovend, min of meer doeltreffend. Men kan de
transcriptie van woord tot woord en van letter tot letter vergelijken met het
origineel; dit is zeer vermoeiend en zeer tijdrovend, maar het kan soms nodig
zijn. De bewerker kan ook het origineel voor zich nemen en een ander de
transcriptie laten voorlezen. De minst tijdrovende methode (die ik toch niet
ge eel verwerpen wil) is dat de bewerker de transcriptie doorleest, en alleen
als hij stuit op onbegrijpelijke passages, verdachte woorden of spellingen, on
logische wendingen, het origineel erbij haalt.
9. Het rangschikken van de stukken.
Er zijn in hoofdzaak twee manieren om documenten te rangschikken de
chronologische en de systematische. In het algemeen zal de historicus de voor-
keur geven aan de chronologische volgorde, omdat hij vrij wil staan tegenover
^i'.n. stof' W chronologische volgorde is objectief en geeft hem de gelegenheid
zelf samenhangen te zoeken, verbanden te leggen. De systematische volgorde
bevat een subjectief element, zij suggereert zekere samenhangen of dringt deze
zelfs op Maar men behoeft van de chronologische volgorde geen wetenschap
pelijk geloofsartikel te maken. In bepaalde gevallen kan de systematische rang-
schikking gewenst zijn. Bij zulk een ordening past dan een chronologische lijst
van stukken, zoals bij een chronologische volgorde een systematisch register
past.
Een moeilijkheid vormen natuurlijk altijd de ongedateerde stukken, waarvan
de datum zo goed mogelijk moet worden vastgesteld, door inwendige en uit
wendige kritiek.
10. Het annoteren.
Ik wil niets kwaads van deze bezigheid zeggen, maar het is niet het belang
rijkste onderdeel. Een bewerker die uitsluitend gepreoccupeerd is met zijn toe
lichtende annotaties, begrijpt zijn taak niet. De historische bron is primair,
wat de bewerker er bijschrijft ter toelichting, is secundair. De tekst van de
documenten moet vaststaan voor eens en altijd, de annotatie is onvermijdelijk
na verloop van tijd verouderd. Een ongeannoteerde uitgave met een betrouw
bare tekst kan men gemakzuchtig noemen, niet slecht. Ik heb hier natuurlijk
het oog op noten die de tekst toelichten. Maar er is nog een andere soort
noten, die de tekst zelf betreffen en die dus wel essentieel zijn. Ze bevatten
opmerkingen over moeilijk leesbare woorden, varianten in andere hss., aan
wijzing van verschillende handen, van doorgestreepte woorden, latere toe
voegingen enz. Deze noten kan men aanduiden door letters. Een zekere mati
ging is ook hier aan te bevelen. Het lijkt me onnodig om van ieder door-
halinkje of veranderingetje in de tekst zorgvuldig rekenschap te geven.
De noten die commentaar op de tekst bevatten, worden gewoonlijk aange
duid door cijfers. Ofschoon niet essentieel, kunnen ze de gebruiker zeer van
dienst zijn. Maar grote soberheid is gewenst; alleen datgene moet worden toe
gelicht wat werkelijk verklaring behoeft. Overbodige uitweidingen, bijzonder
heden die ieder kan naslaan in een handboek of biografisch woordenboek
moeten vermeden worden. Wel kunnen opgenomen worden gegevens die nodig
zijn voor het juist begrip van een document, verklaringen van duistere toespe
lingen, verwijzingen naar andere stukken, z.g. cross references. Algemeen
wordt ook noodzakelijk geacht de identificatie van obscure personen en
plaatsen. Bij dit alles kan niet van de bewerker geëist worden dat hij voor
zijn commentaar ongedrukt materiaal gebruikt. Hij kan volstaan met hand
boeken, encyclopedieën, woordenboeken, monografieën enz.
De annotaties moeten van strikt zakelijke en feitelijke aard zijn. Er mag
geen subjectief element insluipen. Historische oordeelvellingen late men aan
de geschiedschrijver over. Volkomen misplaatst zou een annotatie zijn als
deze: X. was de slechtste minister van Buitenlandse Zaken die Nederland ooit
gehad heeft. Toegelaten zou zijn: X. was minister van Buitenlandse Zaken
van dat jaar tot dat jaar.
11. Het corrigeren van de drukproeven.
Een vraag die zich hierbij voordoet is: corrigeert de bewerker aan de hand
van de kopij, of aan de hand van de originele documenten? Het laatste lijkt
me niet noodzakelijk. De bewerker die goed gekopieerd en nauwgezet gecol
lationeerd heeft, weet dat hij op zijn kopij vertrouwen kan. Hij zal in 't alge
meen geen behoefte voelen, de documenten er opnieuw bij te halen. Trouwens,
ze zijn ook niet altijd voor hem bereikbaar.