172 ooit ergens de inboeking zal completeren met aantekening van de definitieve plaats van de stukken (meest v.v.v. trouwens)? Hoopt de Commissie werke lijk, dat men weer B. en W.-vergaderingen in pleno zal gaan notuleren in het belang van de geschiedschrijving? Het was vruchtbaarder geweest als zij ons een inzicht had verschaft in wat er t.a.v. de G. S.-notulen en de B.enW.- notulen feitelijk gebeurt in ons land; wij hadden dan eens wat geweten. Spr. somt een aantal tegenwoordig in de praktijk gevolgde notulerings- methoden op en concludeert: misschien ligt hier nog een gebied waarop wij, maar dan met zakelijke argumenten, invloed ten goede kunnen uitoefenen. Ook omtrent de neveningangen is de Commissie slecht ingelicht: zij denkt steeds maar aan de doorschrijfagenda's, die zoveel niet worden gebruikt als zij denkt. Voorzover de registratoren neveningangen maken, b.v. op de grote reeksen bouwvergunningen, gebeurt dat op goed materiaal. De vernietiging van stukken voor de overbrenging is eveneens een wens van de Commissie. Bij de gemeenten, die geen eigen archivaris hebben, weet niemand precies wat formeel is overgebracht, dus in de zin van art. 15 der Archiefwet. Wel weet iedereen dat van veel, wat in feite naar de archief bewaarplaats is overgebracht, de voorgeschreven termijn nog niet is ver streken. Door gebrek aan feitenkennis wil zij ook hier iets onmogelijks. De Commissie spreekt tenslotte een wens uit aan het adres van de leiding van de rijksarchiefschool. Aan elke suggestie tot verbetering daarvan zal spr. gaarne steun verlenen. Het bevreemdt hem wel, dat de Commissie uit sluitend een wenk meent te moeten geven aan de rijksarchiefschool, waarmee de Vereniging niets te maken heeft, maar dat zij vergeet het bestuur der Vereniging in overweging te geven te trachten allerlei zaken, die zijzelf ver keerd vindt, op een betere wijze behandeld te krijgen in de cursussen van de S.O.D., waarvoor de Vereniging van Archivarissen, blijkens in deze ver gadering gedane mededelingen, mede de verantwoordelijkheid draagt. Het spijt spr., dat hij zo'n hard oordeel over de arbeid en de resultaten der Commissie moet vellen, maar het belang van de zaak vordert, dat wij er geen doekjes om winden. Dr. Formsma zegt dat een eenvoudige code indertijd door de kleine ge meenten niet is geaccepteerd. In zijn jarenlange ervaring bij de inspectie in Overijsel en Groningen heeft hij betere resultaten opgemerkt dan de heer Van der Gouw. Hij uit tenslotte zijn waardering voor het werk der V.N.G. inzake de zorg voor de gemeentearchieven. Mr. Naudin ten Cate verzoekt de vergadering zich erop te bezinnen, dat de ideeën over de moderne archiefordening in de loop der jaren geen stap tot elkaar gekomen zijn. Ieder blijft op zijn eigen standpunt. Hij pleit voor een verzoening der denkbeelden. De heren Ribberink en Bloemen vragen wat men nu verder met het preadvies gaat doen. Dr. Formsma zegt er geen bezwaar tegen te hebben het gehele preadvies nog eens te bezien om gebleken onduidelijkheden weg te nemen. De voorzitter sluit met het oog op het vergevorderde uur de discussie. Na mens de leden en het bestuur der Vereniging dankt hij de Commissie voor de gedurende de laatste jaren verrichte moeilijke arbeid en inzonderheid voor de samenstelling van het preadvies. „Ook deze arbeid is niet zonder gebreken, maar de betekenis van Uw studie ligt ook hierin, dat Uw commissie de aan dacht heeft gevestigd op waardevolle archivistische elementen. In het door U 173 uitgebrachte preadvies hebt U niet gestreefd naar het volmaakte maar ge wezen op punten, die voor verbetering in aanmerking komen". Inzonderheid dankt de voorzitter dr. Formsma voor de wijze, waarop deze de discussie, geheel onvoorbereid, heeft geleid. Hij sluit gaarne aan bij de suggestie van dr. F. het gehele preadvies nog eens in de Commissie te bezien. Er kan dan vervolgens met het bestuur worden overlegd hoe verder hiermede te handelen. Besloten wordt de najaarsvergadering te 's-Hertogenbosch te houden. De voorzitter sluit daarna om 17.45 uur de vergadering. BIJLAGE HERZIENE CONCLUSIE DER COMMISSIE VOOR DE MODERNE ARCHIEVEN INZAKE HET REGISTRATUURSTELSEL Naar aanleiding van de besprekingen van het preadvies, uitgebracht door de Commissie voor de moderne archieven betreffende de bruikbaarheid van het registratuurstelsel van de Vereniging van Ned. gemeenten, op de ver gadering van de Vereniging van archivarissen op 25 april 1958 heeft de Com missie haar in dit preadvies opgenomen conclusie verduidelijkt en thans geformuleerd als volgt: Het stelsel van zaaksgewijze ordening van archiefbescheiden en van rang schikking der dossiers aan de hand van een decimale code is voor de archivaris aanvaardbaar. Weliswaar zijn er theoretische bezwaren aan te voeren tegen een indeling van de stof in tien groepen en van deze weer in tien subgroepen et usque ad infinitum, maar de praktische mogelijkheden, welke dit systeem biedt voor het invoegen van nieuwe onderwerpen op een juiste plaats, wegen ruimschoots op tegen de theoretische bedenkingen. Het principieel bezwaar tegen het systeem, dat het niet in overeenstemming zou zijn met het organisch beginsel, opgevat in de betekenis van een ordening naar de organisatie van het bestuur of een inrichting van de administratie als organisch gelede werkorganisatie, kan niet worden erkend, aangezien deze opvatting van het organisch beginsel in de kring der archivarissen geenszins algemeen geldend is en de wenselijkheid van een dergelijke ordening evenmin algemeen wordt ingezien, ja zelfs wordt bestreden door hen, die menen dat een archief onafhankelijk moet zijn van de wisselende taakverdeling der afdelingen. De kwestie van centralisatie of decentralisatie heeft bovendien op zichzelf niets te maken met een zaaksgewijze ordening of decimale code. Zaaksgewijze ordening en decimale code brengen voor het historisch on derzoek zowel voor- als nadelen, al naar gelang van het onderzoek. Aangezien men in de dynamische periode niet kan weten voor welk historisch onderzoek bepaalde stukken eventueel zullen worden geraadpleegd, kan men met onge kende wensen moeilijk rekening houden. Wel moet worden geconstateerd, dat bij de raadpleging van oude archieven de vraag van historici naar bundels of dossiers betreffende een bepaald onderwerp een zekere overhand heeft. Zaaksgewijze ordening en decimale code sluiten bovendien het maken van andere ingangen geenszins uit. Op grond van het feit, dat zaaksgewijze ordening en decimale code steeds meer in de administratie worden toegepast en niet meer als een gril kunnen worden beschouwd, terwijl van de zijde der archivarissen geen algemeen aan vaardbare principiële bezwaren kunnen worden aangevoerd, mag bij de over-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 7