KRONIEK
188
hebben gevonden in de letters op deze papieren. Als wij deze mensen nog eens
konden spreken, wat 'n misverstanden zouden er aan onze kant dan blijken te
bestaan, ook zelfs na zorgvuldige bestudering van hun nagelaten archieven.
Hieruit volgt, dat een zekere congenialiteit van administrateur en archivaris
zeer wenselijk is, al is het dan geen volstrekte eis. Een rooms-katholiek kan
beter het archief van een instelling van die Kerk beschrijven dan een niet-
katholiek. In het verband met de doopsgezinde archieven rijst de vraag of het
niet wenselijk en mogelijk is ook al wegens gebrek aan voldoende perso
neel in sommige depots dat deze archieven beschreven worden door een
doopsgezinde archivaris alvorens ze in bewaring te geven.
Overigens niets dan lof voor de arbeid van de heer Wijnbeek. De uit
voerigheid ervan is voor de onderzoeker bizonder prettig. Of het hiervoor
nodig was bepaalde „broederlijke hulp" te vermelden als „diaconie-geval" met
naam en toenaam, is toch eigenlijk geen vraag. Een dergelijke uitvoerigheid
in de inventaris zou misschien sommige kerkeraden kunnen weerhouden hun
archieven in bewaring te geven.
Men heeft mij meegedeeld, dat deze uitvoerige beschrijving van dossiers en
afzonderlijke stukken tegenwoordig gewoonte is, anders dan 30 jaar geleden.
Wanneer ik indertijd deze archieven had beschreven, zou de omvang van het
geheel naar schatting nauwelijks een vierde van de voor mij liggende inventa
rissen hebben bereikt, toch ook met historische inleiding en literatuuropgaaf
compleet. Zeker, deze uitvoerigheid is voor de historicus wel prettig; zij is
een loslaten van de oude stelling, dat de archieven moeten worden beschreven
uit het gezichtspunt der oude administratie, en niet als een grazige weide voor
de historici, al zijn zij er hartelijk welkom. De regestenlijsten waren een con
cessie aan hun belangen. Ook zo'n klein doopsgezind archief kan voorzien
worden van een regestenlijst, die dan toch nog veel minder plaatsruimte zou
innemen dan dit sterk gedetailleerde werk.
Deze tegenwoordige uitvoerigheid is dan waarschijnlijk ook de oorzaak, dat
dergelijke inventarissen niet meer gedrukt worden, en zelfs niet meer gestencild.
Toch is het ook van grote waarde als alle inventarissen gedrukt worden, zodat
iedere belangstellende langs eenvoudige weg kan weten wat aanwezig is. Nu
zijn er van de besproken inventarissen, zover mij bekend, slechts twee exem
plaren: één op de Sassenpoort, en één bij de kerkeraad. Dat is toch wel heel
erg weinig. En dat is toch ook wel heel jammer van de vele uren arbeids, die
de heer Wijnbeek met bekwaamheid eraan heeft gegeven, en waarvoor de
bovengenoemde Commissie ook hartelijk dankbaar is.
ABR. MULDER
INTERROGATORIUM
Prof. dr. J. Smits van Waesberghe, die in opdracht van de Unesco een cataloog
beschrijving samenstelt van middeleeuwse handschriften met muziektheoretische
traktaten, verzoekt vriendelijk opgave van alle eventueel aanwezige, tussen de
jaren 900 en 1400 geschreven, handschriften, die geheel of gedeeltelijk verhandelin
gen over muziek bevatten.
Opgaven te richten aan het Instituut voor middeleeuwse muziekwetenschap,
Staalstraat 19, Amsterdam.
189
SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN WATERSCHAPSARCHIEVEN
Zoals men weet is in de laatste tijd, wij mogen niet zeggen alom in den
lande, maar toch in diverse streken, op verschillende manieren samenwerking
ten behoeve van het beheer van gemeentearchieven te constateren1). Ook op
een gebied, waar dit nog nodiger is, dat van de polder- en waterschapsarchie
ven, zijn in dit opzicht opmerkelijke en te waarderen initiatieven bekend ge
worden. Van één daarvan maakt de heer J. L. van der Gouw melding in een
artikeltje in Waterschapsbelangen van 30 april 1958, waarvan wij hier onze
lezers in kennis willen stellen.
Dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland hebben, op initiatief van hun
griffier en oud-archivaris mr. S, J. Fockema Andreae, ongeveer 125 polder
archieven in bewaring genomen, die voor een groot deel door hun archivaris,
de heer W. F. van der Burgh, zijn geïnventariseerd. De polders dragen zelf de
kosten van de materiële verzorging van hun archief; het provinciaal bestuur
van Zuid-Holland verleent een subsidie van f 6 per strekkende m (cf. tarief
K.B. van 19 april 1929 S. 170 voor de rijksarchieven).
Een andere methode van samenwerking is toegepast door de stichting van
een gemeenschappelijke archiefbewaarplaats te Puttershoek. In het leeg ge
komen ketelhuis van het gemeenschappelijk stoomgemaal van de polders, ge
legen aan de Oostzijde van de Hoeksche Waard, hebben de samenwerkende
polders een brandvrije archiefbewaarplaats laten bouwen. Daar hier geen
mogelijkheid was voor een gemeenschappelijk archiefbeheer zijn in de be
waarplaats boxen van harmonikagaas geconstrueerd, waarvan elke polder er
één in eigen beheer heeft. Het beheer en de exploitatie is in handen van een
door de polders in het leven geroepen „Stichting Archiefbewaarplaats Putters
hoek", waarvan het bestuur wordt gevormd door de voorzitters der samen
werkende polders. De provincie heeft voor 20 jaar een subsidie toegestaan
tot bovengenoemd bedrag. De enige vrij gebleven box is gehuurd door de
gemeente Puttershoek voor de bewaring van haar oud-archief.
Zoals men ziet geldt ook hier: variis modis bene fit.
HET ITALIAANSE ARCHIEFWEZEN
In Der Archivar van aug. 1956 geeft dr. J. Papritz, Staatsarchivdirektor te
Marburg/Lahn, een uitvoerige beschouwing over het archiefwezen in Italië.
Getroffen door het belang, dat dit onderwerp ook voor ons heeft, geven wij
daarvan hier een résumé.
Na de oorlog hebben de staatsarchieven zich sterk uitgebreid; er zijn er nu
87, te onderscheiden in drie typen: archivi di Stato (22), de archivalische neer
slag bewarend van eertijds zelfstandige territoriën, bij het Risorgimento in
de Italiaanse staat ingelijfd; sezioni sekties) di archivio di Stato (50), ge
vestigd in de provinciën, waar geen staatsarchief was (waarvan 19 in het
koninkrijk Napels); sottosezione ondersekties) di archivio di Stato (15,
na de oorlog opgericht, terwijl 10 in voorbereiding zijn, bestemd om de nota
riële en gemeentearchieven op te nemen)Dat alles gebaseerd op de archief-
wet-1939 de eerste regeling was van 1874 -, die in 1953 is vervangen.
P Zie Ned. Archievenblad 1955/56 p. 128 vlg.