BOEKBESPREKING
150
tot wat wij „publikaties" noemen. J. bepleit voortgaan op de oude weg, be
moeilijkt door de schaarsheid van niet- of onderbetaalde werkers en de duurte
van het drukwerk. ..but it must be upon a carefully restricted basis". Thans
immers kunnen fotografische reprodukties met een spoed, in hoeveelheden en
tot een prijs de werkers bereiken, die in waarheid revolutionair is. Publikatie
van gidsen en beschrijvende lijsten dient gestimuleerd; hiermede is nog voor
jaren urgent werk te doen. In die richting wordt sinds 1951 gewerkt in
Canada, waar de afstanden fnuikend zijn voor archief bezoek. „Service to the
Scholar" wordt verhaald door W. Kaye Lamb. De Search Room in het staats
archief in Ottowa is 24 uur per dag open, alle dagen! Mikrofilms worden
vermenigvuldigd en kunnen worden uitgeleend! Neville Williams beschrijft
het werk van Peter Le Neve (1661-1729) in het Chapter House te West
minster, „one of the greatest record keepers that England has ever known";
belangstellenden mogen wij naar het artikel verwijzen. Miss Ida Darlington
bespreekt „Methods adopted by the London County Council for the preser
vation or disposal of modern records", waarop in ander verband ware terug
te komen. Een nieuwe kant van ons beroep belicht Roger H. Ellis: The
Archivist as a Technician. Maar daar de talloze kundigheden, hiervoor vereist,
uiteraard niet bij één persoon aanwezig zijn, heeft onze Engelse zustervereni
ging een technische commissie ingesteld uit leden der Socitev en de British
Records Association, waar men om raad kan vragen. Ter navolging!
No. 6 (okt. 1957) opent met een belangrijk artikel: The Formation of the
Archives of Parlement, 1497-1691, door M. F. Bond, dat ieder archivaris
en ieder historicus zal interesseren. Prof. W. C. Richardson behandelt
„Records of the Court of Augmentations" (bij de kroonlanden), opgericht
in 1536.
U.
De aandacht der archivisten worde gevestigd op:
Tijdschrift voor Overheidsdocumentatie jan. 1958, waarin artikel van de heer
P. Noordenbos n.a.v. een artikel van collega Verharen in het Tijdschrift voor
Efficiëntie en Documentatie, en artikel: De ordening van afgevoerde dossiers in
het archiefdepot, n.a.v. een stuk van de heer Ph. F. Ruygh in het juli/aug. nr.
van het tijdschrift voornoemd. Afl. febr. '58, waarin artikel van de heer P. Noor
denbos: Het registratuurplan miskend; n.a.v. het artikel van mr. H. Hardenberg
in het Archievenblad 1957/58 p. 50 vlg. Afl. maart '58, waarin uitvoerig artikel
van de heer C. Bloemen: Opleiding van bestuursarchivarissen, vervolg op het
artikel, hiervóór p. 113 vermeld. Thans wordt nader uiteengezet welke de leerstof
zou moeten zijn voor opleiding tot bestuursarchivaris en op welke wijze deze stof
zou kunnen worden gedoceerd. Doel der opleiding voor bestuursarchivaris zou op
twee zaken gericht moeten zijn: vorming tot archivistisch denken, en vaardigheid
in de beoefening van archivistische technieken. In 100 lessen zullen moeten worden
behandeld archivistiek, archiefbeheer, methodiek van het onderzoek. Afl. april '58,
waarin artikel van de heer H. Vlug, Het ontwerp: Nieuwe archiefwet, vrnl. weer
gave van de rede van de voorzitter hierover in de jongste jaarvergadering. Schr.
onthoudt zich van commentaar, doch constateert de „grotere belangstelling, begrip
en waardering voor de problemen der moderne archieven dan enkele decennia
geleden waarneembaar was". De hierop te geven kanttekeningen bewaart Schr.
voor later.
Het artikel van dr. C. Groeneveld, Overheidsarchiefbeheer in de Ver. Staten en
zijn betekenis voor de bedrijfsarchivaris, (n.a.v. het boek van Schellenberg) in: Tijd
schrift voor Efficiëntie en Documentatie afl. april 1958 (wordt vervolgd).
151
M. P. van Buytenen en H. T. Obreen, Westergo's IJsselmeerdijken. (I.
Dijkage in ontwikkeling II. Inventarissen van de archieven). (XVI) 468 blz„
met krtn en afb., Bolsward 1956.
Dit dikke boek heeft betrekking op de zorg voor de zeewering langs Fries-
lands westkust van Makkum tot de hoge grond van Gaasterland. Met deze
zorg waren in de afgelopen vier eeuwen vier waterschappen belast, die in
1938 tot het éne: „Westergo s IJsselmeerdijken" zijn samengevoegd. Van de
besturen der vier opgeheven lichamen vindt men hier de archiefinventarissen,
in totaal c. 2175 nummers, met uitvoerige historische en rechtshistorische ver-
hahdelingen eraan voorafgaande. Het nieuwe waterschap heeft dit werk in
overwegende mate bekostigd, want in Friesland pleegt het inventarisatiewerk
der provinciale archiefinspectie grotendeels ten laste der desbetreffende licha
men te komen. Het waterschapsbestuur heeft zich hierin zeer onbekrompen
getoond.
Het inventarisatiewerk hebben de auteurs onderling verdeeld, doch met
aanhouding van één stelsel. Dit stelsel betekent een uitvoerigheid die, naar
wij hopen, niet als een algemeen-dwingend voorbeeld zal gelden (de uitgave
is als eerste ener reeks waterschaps-inventarissen bedoeld); eenvoudiger kan
het ook. Maar laten we de uitvoerigheid prijzen waar zij bijv. er toe leidt,
onder de hoofden Kaarten ook die grafische weergaven te vermelden die geen
aparte archief-eenheden vormen.
Voor de tekst, die met 300 bladzijden te groot is om Inleiding te heten en
die aan mr. Obreen gelegenheid gaf op zijn gedeelte1) het doctoraat in de
rechtswetenschap te verwerven, hebben de schrijvers zich kennelijk veel moeite
gegeven. Hun werkverdeling dr. Van B. een historisch verhaal tot in de
17e eeuw, mr. Obreen een rechtsgeschiedenis van de aanvang tot 1938 is
niet geheel bevredigend, want te vaak vindt men dezelfde stof tweemaal be
sproken (maar bij welk collectief werk is dit gevaar geheel ontgaan?), zonder
dat een essentieel verschil in behandelingswijze de rechtvaardiging ervoor
geeft. Over het algemeen is de lectuur wat vermoeiend. Van Buytenen, histo
ricus, deelt zijn stof naar perioden in; Obreen, jurist, volgt een begripsindeling,
die dus de lezer meermalen van de 16e eeuw of soms van de middeleeuwen
tot het heden voert. Periodisering ware o.i. te verkiezen geweest; zij was wel
licht, in het kader van hetgeen de beide schrijvers elk voor zich ten doel had
den gesteld, niet goed te verwezenlijken.
Wij konden een nieuw historisch boek over Friese waterschapsbesturen zeer
goed gebruiken. In het jongste decennium zijn dikke boeken verschenen over
het oude Friese waterstaatsrecht, de binnen- en slaperdijken en het boezem-
beheer, doch niet over de besturen (waarbij we niet te kort willen schieten
in waardering voor het deeltje Friesland der Beschrijvingen, behorende bij de
Waterstaatskaart, 1948). Hier was een leemte.
Maar het is met die besturen toch een ongewoon geval, tenminste naar
P Apart verschenen met de titel: H. T. Obreen, Dijkplicht en Waterschappen
aan Frieslands Westkust, 264 blz., Bolsward 1956. De inhoud van dit laatste werk
vindt men in het eerder genoemde geheel terug, doch in iets afwijkende samen
stelling en volgorde. Deze samenhang blijkt niet uit elk der werken afzonderlijk.