148
BUITENLANDSE ARCHIVISTISCHE LITERATUUR
II
Archivum 1955, verschenen voorjaar 1957, hebben wij nog steeds niet ont
vangen, zodat wij tot onze spijt hiervan geen verslag kunnen geven.
The American Archivist 1957 afl. 1 opent met een interessant artikel van
Ernst Posner: What, then, is the American Archivist, this New Man?, titel
ontleend, met een kleine variant, aan een geschrift uit 1782, het begin der V.S.
Het artikel, dat zich slecht leent voor een referaat, worde aan onze lezers
warm aanbevolen. „Thoughts on Oral History", die typisch Amerikaanse
„uitvinding", geeft Helen Mc Cann White. Het „local record program'
van de staat New-York wordt besproken door Howard W. Crocker. „Some
legal problems in preserving records for public use" behandelt F. W. Ford,
van het departement van justitie. -David S, Mac Millan behandelt de ar
chieven in Nieuw Zuid Wales. Het begin van de archiefdienst dateert van
1887, toen aan James Bonwick werd opgedragen te Londen de belangrijkste
stukken te copiëren, gewisseld tussen de Britse en de koloniale administratie
vóór 1800. Van een eigenlijke archiefdienst was echter vooreerst geen sprake;
toen in 1899 een frenetiek verzamelaar, D. Scott Mitchell, zijn collecties, be
staande uit gedrukte werken, gouvernementsarchivalia en particuliere stukken
met een som gelds voor onderhoud aan de staat aanbood, werd als onderdeel
der Public Library in 1910 de Mitchell Library geopend. Deze werd meer en
meer het depot in Australië voor historische bescheiden, maar stond en staat
de stichting van een eigen „state archives depository" in de weg: the records
in the M. L. are organised on library lines! In 1954 een begin van verandering.
De Universiteit van Sydney, sinds haar ontstaan in 1850 een bewaarplaats van
handschriften, begon ook archieven te bewaren, met name bedrijfsarchieven:
in 1954 werd de Business Archives Council of Australia (New South Wales
Branch) gevormd. Andere branches" zijn in overweging. De geringe activiteit
der overheid in archiefzaken steekt hierbij wel zeer af. De verhouding der
Staten tot de Commonwealth en financiële moeilijkheden schijnen hieraan in
in de weg te staan. -Uit de bibliografie vermelden wij het lijvige werk:
Bibliography of Mauritius (1502-1954), covering the printed record,
manuscripts, archivalia and cartographic material, door A. Toussaint, archivaris
van Mauritius (dat van 1638-1710 Nederlands bezit is geweest).
Afl. 2 brengt de Amerikaanse visie op het archiefcongres te Florence van
de hand van Robert H. Bahmer, die de uiterst geringe deelneming der Ameri
kaanse landen niet verheelt: het verslag brengt leerzame mededelingen over de
gevoerde discussies. Thornton W. Mitchell behandelt The Illinois Record
Management Survey. - Dr. Fritz T. Epstein, Archives administration in the
Soviet Union, geeft een belangrijk overzicht van de ontwikkeling van het
archiefwezen in Rusland sinds 1917, toen Franklin Jameson hierover met de
Russische historicus Lappo-Danilevskii correspondeerde. Het Russische archief
wezen gaat terug tot Peter de Grote, die in 1724 de buitenlandse archieven in
het Kremlin centraliseerde; in de 19e eeuw kwamen verschillende territoriale
archieven naast het centrale. Het Sovjetregiem bracht een totalitaire unificatie.
De „Marxistische" ideologie legt, geheel anders dan wij het zien, de nadruk op
de politieke (en propagandistische) rol der archieven: op de in 1930 gestichte
149
archiefschool wordt opgeleid om de archivisten rijp te maken „to overcome
the bourgeois conception in archival science and to initiate and to develop
a Soviet science of archives"Met recht mag dr. E. hieraan toevoegen
dat het begrijpelijk is dat door de Ecole des chartes en de Marburgse archief-
school dit soort instituut niet als gelijke kan worden beschouwd. Wil men
nog meer? De centralisatie der archieven in Duitsland en de V.S. na Wereld
oorlog I had volgens de Grote Sovjet Encyclopaedie ten doel de overheersende
positie der bourgeoisie te bevestigen; de Internationale Archiefraad wordt af
geschilderd als een instrument der V.S. voor controle over de archieven der
kapitalistische landenInderdaad, met dezulken is geen gesprek mogelijk!
Paul L. Horecky geeft enige bijzonderheden over het archiefwezen in Yoego-
Slavië en Tsjecho-Slowakije. Ook bier bracht de centralisatie van staats- en
regionale archieven verwarring mee naar arc.hivistiek inzicht. In de laatste
jaren zijn verscheidene inventarissen en gidsen gepubliceerd. Uiteraard ook
hier de denkbeelden en overwegingen t.a.v. de archieven als boven.
Afl. 3 brengt drie korte artikelen over archieftoestanden in landen achter
het IJzeren Gordijn: „The preservation of the State Records in Poland", door
dr. Janina Wojcicka, „Past and present Hungrian archival collections", door
E. Bako, en „Archives in East Germany" door John Gagliardo, waarvoor wij
belangstellenden naar het tijdschrift mogen verwijzen. Opwekkende literatuur
is het niet; al ontbreken enkele lichtpunten niet (met name ruime personeels
bezetting), de archiefleer is daar ver heen! Aan „The Overseas Record
Program of the Department of State", een groots opgezet werkplan t.a.v.
Amerika's buitenlandse betrekkingen van de jongste tijd, wijdt miss Frances
T. Bourne een uitvoerig artikel. Over de publikatie van de papieren na
latenschap van Henry Clay (t 1852) bericht James F. Hopkins. Een uiter
mate praktisch onderwerp behandelt Peter Scott: Developments in rapid-
copying machines, waarin een verbijsterend aantal reproduktiemethoden wordt
besproken. Robert W. Lovett doet verslag van een onderzoek naar „Busi
ness Records in Libraries" (men weet dat in de V.S. de lijn tussen archieven
en bibliotheken niet zo scherp getrokken wordt als ten onzent).
„Archival Sampling" wordt in afl. 4 ter sprake gebracht door P. Lewinson,
chief archivist aan de National Archives. Het artikel, dat volgens de auteur
gelezen moet worden met dat van Schellenberg, The Appraisal of Modern
Public Records (National Archives Bulletin van okt. 1956) leent zich slecht
tot een kort referaat: wij mogen belangstellenden dan ook naar beide verwij
zen, William H. Runge bericht over „The Madison Papers", de schriftelijke
nalatenschap van de „father of our (nl. der V.S.) constitution", met een
merkwaardige geschiedenis; een publikatie ervan is in voorbereiding. „To
Repair or Despair" door Robert W. S. Turner, met commentaar van James L.
Gear, brengt ons op het terrein der materiële verzorging, .Tape-recorded In
terviewing" door Corinne Lathrop Gilb, op dat der nieuwste bronnen voor
de geschiedenis. Jerry Mc Donald. „The case against Microfilming", be
kijkt deze vinding eens van de andere kant, „the shortcomings of microfilming
een beschouwing, die de aanbidders van deze Errungenschaft der moderne
techniek te denken zal geven, en waarop wij hopen terug te komen.
Het Journal of the Society of Archivists I 5 (april 1957') brengt de openings
rede van Hilary Jenkinson: Archivists and Printers, de verhouding van archivaris