142
taak, het conserveren van de hem toevertrouwde archieven, ernstig opvat,
zich voor bijna onoplosbare problemen geplaatst ziet. Om deze op te lossen
zou hij chemicus, technicus en vakman op het gebied van de papier- en per-
kamentfabrikatie tegelijk moeten zijn. Daar dit niet mogelijk is, kunnen de
problemen van de restauratie alleen worden opgelost in nauwe samenwerking
van de archivaris en de restaurateur met technisch wetenschappelijk deskundi
gen en de industrie.
Aangaande de ook bij ons algemeen toegepaste methode van cacheren van
stukken met Japans papier of chiffon zijde wordt in Marburg uitdrukke
lijk vastgesteld dat men deze, zoals men daar zegt klassieke, methode voor
belangrijke kostbare stukken in elk geval wil handhaven.
Men zal zich afvragen waarom wij naast deze oude beproefde methode nieu
we wegen moeten gaan zoeken waarvan wij nog niet met zekerheid kunnen
aannemen, dat zij op den duur zullen voldoen. De bezetting van de meeste
archiefbinderijen is over het algemeen van dien aard, dat alle tijd heengaat
met het restaureren van die stukken waarvan blijkt, dat herstel niet langer kan
worden uitgesteld. Voor het systematisch conserveren van bepaalde omvang
rijke archieven ontbreekt het nodige personeel; hiervoor zou een uitgebreide
staf van vakkundige binders nodig zijn, waarover wij nu eenmaal niet be
schikken.
Teneinde vele omvangrijke archieven voor verder verval te behoeden is het
noodzakelijk te zoeken naar een verantwoorde mechanische wijze van restau
reren met kunststoffoelies. Deze mechanische wijze wordt in het verslag uit
voerig besproken en aan de hand van diverse proefnemingen toegelicht.
De ook hier uit de literatuur bekende Barrow-laminator is voor ons veel
te kostbaar, terwijl voor de bediening nog te veel personeel nodig is. Het door
Barrow toegepaste neutraliseren van de in het papier aanwezige zuren is vol
gens Duitse deskundigen onnodig. In Marburg is men zeer tevreden over een
door de firma Hennecke in de handel gebrachte Kaschiermachine, die goed
bruikbaar schijnt te zijn en voor een matige prijs verkrijgbaar is.
Met alle in de handel zijnde foelies heeft men uitgebreide proeven genomen
zonder echter er een te vinden, die aan alle te stellen eisen voldoet. Men is
nu bezig, in samenwerking met het Instituut voor Cellulosechemie te Darmstadt
en de industrie, een cellulose-acetaatfoelie samen te stellen, speciaal geschikt
voor het cacheren van archiefstukken. Indien men er werkelijk in slaagt een
foelie te vinden, waarvan geen slechte chemische invloeden op het origineel
zijn te duchten en die ook de tand des tijds kan weerstaan, heeft men een
middel om met de genoemde Hennecke-machine aan de lopende band 1000 tot
1500 vel per dag te cacheren. In luttele jaren kunnen op deze wijze vele
archieven tegen een verdere achteruitgang worden beschermd.
Bij dit ongetwijfeld voor velen aanlokkelijke toekomstbeeld schuilt echter
één addertje onder het gras. In de opslagruimte van met cellulose-acetaat be
handelde documenten dient een constante temperatuur van 16-18° C. en een
relatieve vochtigheid van 60-65 te worden onderhouden1). Hierop zijn echter
de meeste van onze Nederlandse archiefdepots niet ingericht, zodat ook hierin
voorzien zal moeten worden.
Het verslag behandelt verder nog; het lijmen, de spuitmethode, bestrijding
x) Rapport T.A. 269 van de T.N.O. ('s-Gravenhage, 1951).
143
van schimmels en insecten, waterschade, papier- en perkamentfabricatie en
allerlei hulpmiddelen voor de restaurateur. Over het zaponeren, hetgeen hier
nog altijd enige aanhangers heeft, zegt het verslag: Die Nitrozelluloze Zapon
hat sich als unbrauchbar erwiesen. Zapon is höchst feuergefahrlich, es wird
durch freiwerdende Salpetersaure (oder Schwefelsaureldie auch das Original
angreift, gelb und briihig.
Het verslag toont ons aan, dat men in Duitsland niet stil heeft gezeten en
in samenwerking met technische deskundigen en de industrie tot opmerkelijke
resultaten is gekomen.
Uit een reisverslag van de Duitse restaurateur Heiland1) blijkt, dat het
vraagstuk van het lamineren ook in de archieven en laboratoria te Praag,
Wenen en Rome in het brandpunt van de belangstelling staat.
Tot nu toe is hier in Holland in vakkringen nog weinig aandacht aan dit
onderwerp geschonken en het is inderdaad te wensen dat, zoals ook Hart2)
aan het slot van zijn bespreking van het T.N.O.-rapport no. 269 vraagt, aan
de T.N.O. spoedig een opdracht tot een uitgebreid onderzoek over deze
materie kan worden gegeven3).
J. W. MOERMAN
IV
EEN STEM UIT AMERIKA
De Society of Archivist, onze Engelse zustervereniging, verzoekt ons op
neming van het volgende:
A study of preservation of documents by lamination begun by the Paper
Section of the National Bureau of Standards on July 1, 1954, under the
sponsorship of the National Archives, Army Map Service, Library of Con
gress and Virginia State Library, was completed on June 30, 1957. The Bureau
plans to incorporate the results of the study in various articles.
Pending such publication, a brief report on the nature and conclusions of
the project are listed as matters of general interest.
The purposes of the project ware: (1) To develop specifications for cellu
lose acetate of commercially practicable quality that will have the maximum
stability for lamination. (2) To determine whether pretreatment of documents
with alkaline media is necessary or desirable. (3) To determine the increased
tear and folding endurance resulting from the use of tissue reinforcement.
(4) To investigate the effect of lamination on inks and paper. (51 To develop
comparative data on typical flat bed and cylindrical laminating equipment. (6)
To make a preliminary study of newer plastic films.
x) Hans Heiland, Erlebnisse eines Restaurators auf einer Studienreise durch die
CRS, Oesterreich und Italien (Allgemeiner Anzeiger für Buchbindereien, Stuttgart,
Dezember 1956, no. 12).
2) S. Hart, Het cacheren van documenten (Ned. Archievenblad, 1955/56,
biz. 98 e.v.).
3) De aandacht worde ook gevestigd op het artikel: „Technical Notes on the
Conservation of Documents" door Harold J. Plenderleith en Anthony Werner (Jour
nal of the Society of Archivists I nr. 7 (april 1958) p. 195 vlg. n.a.v. het symposion
te Marburg in 1957 (N. v.d.R.).