82 zijn met de inrichting van de administratie van de nieuwere tijd en met de wijzen, waarop de archiefvorming der nieuwe archieven heeft plaats gevonden. 4o. Voor de strikte doorvoering van het tijdig overbrengen van deze 50 jaar oude archiefbescheiden naar de archiefbewaarplaatsen kan voortaan afdoende door ons archivarissen worden gezorgd omdat aan ons, met de algemene rijks archivaris aan het hoofd, de inspectie wordt opgedragen van de archieven van alle overheidsorganen van het rijk, van de provincies, van de gemeenten en van alle andere openbare lichamen en organen. 5o. Deze inspectie is van des te grotere betekenis, omdat zij zich niet alleen uitstrekt over de archiefbescheiden van alle overheidsorganen, maar tevens over alle archiefbescheiden tot de aller jongste toe. Zij is tevens niet beperkt tot de materiële toestand van de archiefbescheiden; de M. v. T. zegt nadrukke lijk, dat het gewenst is dat er toezicht op wordt uitgeoefend, dat de admini stratie aan het door haar gevolgde systeem van archiefvorming de hand houdt. 60. Art. 3 bepaalt; Indien archiefbescheiden ten onrechte berusten bij een ander overheidsorgaan dan dat, waaronder zij behoren te berusten, dragen de betrokken overheidsorganen zorg. dat die bescheiden ter bestemder plaatse geraken. Ook deze bepaling zal vooral ten goede komen aan bestanddelen van moderne archieven, die tengevolge van reorganisatie in de diensten of door andere oorzaken zijn afgedwaald van de archieven, waartoe zij volgens het beginsel van herkomst behoren. 7o. Tenslotte bepaalt art. 4: Ieder die archiefbescheiden, welke behoren te berusten onder een overheidsorgaan, anders dan met toestemming van het over heidsorgaan, onder zich heeft, is verplicht deze af te geven hetzij aan dit overheidsorgaan, hetzij aan de algemene rijksarchivaris. Art. 39 bedreigt met een geldboete degene, die aan de in art. 4 gestelde verplichting niet voldoet, echter met deze beperking: ,,voor zover het betreft archiefbescheiden van na 16 nov. 1813". Tengevolge van deze beperking zal ook deze bepaling dus hoofd zakelijk werken ten bate van de archieven der 19e- en 20e-eeuw. Uit dit alles blijkt dus dat het ministeriële ontwerp van de nieuwe archief wet zich uitdrukkelijk mede tot doel stelt: de bescherming en goede verzorging der moderne overheids-archieven uit de 19e- en 20e-eeuw, waarin de Archief- wet-1918 ongetwijfeld tekort schoot. Sedert de jaren 1936 en 1938 hebben wij in onze Vereniging gepleit en ge ijverd voor het behoud en voor een betere verzorging van deze moderne ar chieven en wij hebben speciaal daarvoor een herziening van de Archiefwet- 1918 noodzakelijk geacht. Het ministerieel ontwerp voor een nieuwe archiefwet vervult de wensen, welke wij betreffende deze aangelegenheid mondeling op onze vergaderingen en schriftelijk in het wetsontwerp van onze Vereniging hebben uitgesproken en vastgelegd. Ongetwijfeld zult U bij het lezen van dit ontwerp en de daarbij behorende M. v. T. veelvuldig de gedachten en ideeën hebben teruggevonden, welke hier op onze vergaderingen door onze leden herhaaldelijk werden uitgesproken. Ik herhaal: wij hebben alle reden ons over het indienen van het ministe riële wetsontwerp zeer te verheugen. Het zal ons in de gelegenheid stellen om, zoals wij reeds zolang verlangden, een daadwerkelijke zorg voor de mo derne archieven op een wettelijke basis te grondvesten. Wij hopen dan ook van ganser harte, dat dit ministeriële wetsontwerp spoe dig door de beide kamers der Staten-Generaal zal worden aanvaard en spoedig 83 het Staatsblad zal bereiken; en dat dan op deze nieuwe wettelijke grondslag de hernieuwing van ons Nederlands archiefwezen krachtig zal worden door gevoerd. Wij hopen en verwachten daarbij tevens, dat onze Vereniging bij de vaststelling van de Kon. besluiten en algemene maatregelen van bestuur, welke uit de nieuwe Archiefwet zullen moeten voortvloeien, te rechter tijd zal worden gekend en gehoord. Wanneer het ontwerp van de nieuwe archiefwet wordt aanvaard, zal daaruit o.a. voortvloeien een herziening van het Besluit post- en archiefzaken der rijksadministratie van 1950 Stbl. K 425, waarin voorschriften omtrent de werk wijze en systemen van archief-vorming bij de administratie gegeven worden. Daar het gewenst is en de mogelijkheid bestaat, dat onze Vereniging ook op dit gebied zal worden gehoord, is het noodzakelijk, dat wij ons in deze tijd ernstig met deze materie bezig houden, om te zijner tijd in staat te zijn op een verantwoorde wijze van advies te dienen. Daarom was het uiterst nuttig, dat wij in ons midden achtereenvolgens hebben horen spreken, verleden jaar, de heer C. Bloemen in zijn cursus over moderne registratuur, op onze voor jaarsvergadering van 24 april 1.1., de heer Ph. F. Ruygh over het stelsel van archiefordening van de Vereniging van Ned. Gemeenten, en de heer mr. K. Schaap over hetzelfde onderwerp, en dat mr. Hardenberg op de Studiedagen, die van 19 tot 21 juni 1.1. in Den Haag gehouden werden, sprak over ,,De ver houding van het registratuurplan tot de taak en de organisatie van de admini stratie". In verband met de grote urgentie bij de oplossing van de hangende problemen acht Uw bestuur het noodzakelijk, dat wij in de eerstkomende maan den trachten ons inzicht in deze aangelegenheid zo mogelijk afdoende te vor men. Daarom zal op de huidige vergadering de heer H. H. M. Dinkgreve, chef van het documentatiebureau der gemeente Amsterdam, voor ons spreken over „De ontwikkeling van de registratuur bij de gemeente Amsterdam". Bovendien heeft de commissie voor de moderne archieven, die in ons mid den ijverig werkzaam is, een voorlopig rapport over het stelsel van archief ordening der Vereniging van Ned. Gemeenten bij het bestuur ingediend. De Commissie zal in de eerstvolgende maanden aan dit rapport een definitieve vorm geven en zo zal het dan door het bestuur aan de leden van onze Ver eniging ter bestudering worden toegezonden. Wij hopen dit rapport vervolgens op de eerstvolgende vergadering van onze Vereniging in mondelinge behande ling te nemen. In verband met de urgente belangrijkheid van deze materie spoor ik U en al onze leden nogmaals dringend aan U door persoonlijke be studering van dit stelsel van archiefordening en door vergelijking met andere bestaande stelsels ernstig op deze mondelinge behandeling voor te bereiden. De Commissie tot herziening der Handleiding hoopt binnen enkele maan den aan het bestuur concrete voorstellen te kunnen doen. Uw bestuur van zijn kant hoopt, dat deze aangelegenheid zo zal verlopen, dat het mogelijk zal blij ken de herziening op de Studiedagen in 1958 definitief in behandeling te nemen. Het nut van de instelling dezer Studiedagen is ook in de loop van dit jaar weer duidelijk gebleken. Ditmaal werden zij door de algemene rijksarchivaris mr. Hardenberg en onze Vereniging georganiseerd op 19, 20 en 21 juni. Ruim 60 onzer leden hebben aan deze zeer geslaagde dagen deelgenomen. Van het behandelde heeft het Archievenblad (hiervóór p. 1 vlg.) uitvoerig melding gemaakt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 6