BOEKBESPREKING 114 A. van de Ven. Het oud-archief der gemeente Doesburg. Eerste stuk: Inleiding, inventaris. 458 blz. Tweede stuk: Regestenlijst, brievenlijst, lijst van kaarten en teekeningen, index. 544 blz. P. Scherft. Het nieuw-archief der gemeente Doesburg. 108 blz. Beide uitgegeven door de gemeente Doesburg, 1950. De stad Doesburg verheugt zich in het bezit van een zeldzaam uitgebreid en volledig bewaard oud-archief. Nimmer heeft op het raadhuis aldaar een brand gewoed en de magistraat had de neiging zoveel mogelijk te bewaren. Dit oud archief is, nadat het naar het rijksarchief te Arnhem was overgebracht, in de oorlogsjaren door dr. A. J. van de Ven, destijds provinciaal chartermeester, beschreven. Ook toen heeft een gelukkig gesternte dit archief beschenen. Ten tijde van de invasie van Arnhem op 17 september 1944 was het werk merendeels voltooid. Een gelukkig toeval heeft gewild, dat op die dag de werkkamer van de provinciale chartermeester ten rijksarchieve was ontruimd, zodat er niet alleen geen enkel archiefstuk was achtergebleven, maar ook de fiches van inventaris en regestenlijst, benevens de bij het werk verzamelde aantekeningen in het depot waren geborgen. Ware de ramp niet tot het uitbranden van het dienst gebouw beperkt gebleven, een arbeid van jaren zou onherroepelijk verloren zijn gegaan. Nu zijn door oorlogshandelingen slechts enige charters en een aantal stadsrekeningen beschadigd, maar in vergelijking met wat had kunnen gebeuren zinkt deze schade geheel in het niet. Ziehier hoe dr. Van de Ven deze archiefmassa heeft ingedeeld en beschreven. Als grens van het oud-archief heeft hij het jaar 1810 genomen, aangezien 1813 in geen enkel opzicht verandering in de organisatie van het archief gebracht heeft. Een eerste afdeling beschrijft het archief van het stadsbestuur, een tweede de archieven van de Gezworen gemeente en het Comité van Waakzaamheid. De 3de afdeling beschrijft de gedeponeerde archieven. Allereerst die van wel dadige instellingen, te weten: het Gasthuis, de Provisorie, het Weduwenhuis, het Weeshuis en het Armenfonds van de Valeweert. In de tweede plaats de archieven van gilden e.d., zeven in getal. Een vierde afdeling beschrijft de archieven van v.m. geestelijke stichtingen enz. te Doesburg. Voorop het uit gebreide archief van het zgn. Groote Convent van St-Marie op den Grave; vervolgens de stukken, afkomstig van de pastoor (commandeur) en de geza menlijke vicarissen', daarna de stukken, afkomstig van de verschillende vicarieën te Doesburg; tenslotte de stukken van broederschappen en gilden in de parochie kerk te Doesburg. Een vijfde afdeling behandelt de stukken, waarvan het ver band met het archief niet. gebleken is. Dan volgen nog in een aanhangsel de archieven van geestelijke stichtingen te Doesburg onder het beheer van Gede puteerde Staten van het kwartier van Zutfen, te weten het archief van het Fraterhuis, dat van het Armeklerkenhuis en dat van het Kleine Convent of St-Catharinenberg. Het merkwaardige van de in het aanhangsel beschreven archieven is dit, dat zij onder de magistraat van Doesburg zijn blijven berusten, hoewel de stichtingen, waarvan zij afkomstig zijn, in de aanvang der 17e eeuw onder het beheer van Gedeputeerde Staten voornoemd gesteld werden. Of hier sprake is van een verzuim van Gedeputeerde Staten, die deze archieven niet hebben opgevorderd, of dat zij deze archieven bij de magistraat van Doesburg in bewaring hebben gelaten, heeft dr. Van de Ven, ondanks nauwkeurig archief- 115 onderzoek, niet kunnen uitmaken. De in het aanhangsel beschreven archieven zijn na de voltooiing der inventarisatie van het gehele oud-archief aan het Rijk in eigendom overgedragen; omgekeerd heeft dit aan de gemeente Doesburg gerestitueerd verschillende stukken, die in de loop der jaren uit het oud-archief der gemeente waren afgedwaald en door koop of schenking in het Gelderse rijksarchief terecht waren gekomen. Bovendien is het gemeentebestuur er toe overgegaan ook de in de vierde afdeling beschreven archieven van v.m. geeste lijke stichtingen te Doesburg (Groote Convent, Pastoor (commandeur) en ge zamenlijke vicarissen, de vicarieën, alsmede de broederschappen en gilden in de parochiekerk) aan het rijksarchief te Arnhem in bewaring te geven, zodat men daar thans de archieven van alle te Doesburg bestaan hebbende geestelijke stichtingen kan raadplegen. Dit is uit een oogpunt van wetenschap van bijzon der belang, omdat genoemde archieven niet enkel eigendomsbewijzen en der gelijke bewaard hebben, maar ook stukken, die op de inrichting der stichtingen betrekking hebben. Uit het vorenstaande blijkt, welk een geweldige schiftings- arbeid door Van de Ven verricht is. De aldus herstelde archieven heeft hij vervolgens in het eerste stuk overzichtelijk en duidelijk beschreven. Het tweede stuk bevat een regestenlijst, een brievenlijst, een lijst van kaarten en tekeningen, alsmede een index. Regestenlijst en brievenlijst eindigen met het jaar 1543, waarin Gelderland als zelfstandig hertogdom ophield te bestaan. Voortzetting tot een later jaar verbood het te groot aantal bescheiden. De regesten hebben niet alleen op het eigenlijke stadsarchief, maar ook en vooral op gedeponeerde archieven betrekking; vooral het Groote Convent of St-Marie op den Grave en het Fraterhuis hebben zeer veel nummers geleverd. Een kleine opmerking: ik vraag mij af, of met „bisschop van Trajectum" de titulatuur van het oorspronkelijke „episcopus trajectensis" wel juist is weergegeven. Wanneer de landstaal in zwang komt wordt ook niet van „bisschop van Utrecht", maar van „bisschop te Utrecht" gesproken. Dezelfde opmerking geldt voor de Mun- sterse dignitaris, die herhaaldelijk in de regesten voorkomt. „Rex Anglie" is natuurlijk door „koning van Anglia" juist weergegeven. En nu het nieuw-archief, beschreven door drs. P. Scherft, omvattende de periode 1811 tot het einde van 1935, toen het registratuurstelsel der Vereniging van Ned. Gemeenten werd ingevoerd. Vergelijkt men de inventaris van het nieuw-archief met die van het oud-archief, dan springt aanstonds een groot verschil in het oog: er moet aan het nieuw-archief door latere bestuurders veel minder zorg besteed zijn. Er blijkt althans heel wat te ontbreken, waarvan men niet kan aannemen, dat dit op weloverwogen gronden geschied is; het moet dus in de loop der jaren in het ongerede zijn geraakt. Wat de indeling van de inventaris aangaat, zo heeft Scherft, naar hij mede deelt, die van het nieuw-archief der gemeente Oldenzaal gevolgd, waarvan de inventaris door B. H. Hommen in 1937 werd gepubliceerd. Ik vraag mij af, of dit een gelukkige keuze geweest is. De inventaris van Oldenzaal beschrijft onder een rubriek A uitsluitend het archief van het gemeentebestuur en laat hierop een rubriek B: Varia volgen. Rubriek A omvat echter ook een aantal archieven, die men als gedeponeerde archieven kan opvatten. Bovendien komt bij de beschrijving van het archief van het gemeentebestuur voor een rubriek: Diensten en bedrijven, die niet alleen de stukken van het eigenlijke gemeente bestuur, die op die diensten en bedrijven betrekking hebben, bevat, maar de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 22