108 van de ordende archivaris, kan ik deze mening niet delen. De archivaris doet in wezen precies hetzelfde. Hij ordent op dezelfde wijze als de administratie en sluit zich aan bij het door haar gekozen systeem. Van een secundaire orde ning kan m.i. geen sprake zijn De archivaris ordent als regel helemaal niet want het archief, dat hij krijgt, is reeds geordend, en als dit in de war is geraakt, hetgeen toch wel niet regel zal zijn, ordent hij op gelijke wijze als de registrator. Dr. Van Hoboken heeft overigens volkomen gelijk wanneer hij zegt, dat de Handleiding en ook 16 niet geschreven zijn voor de moderne archiefverzorging. In de tijd toen de Handleiding werd opgesteld was er natuurlijk nog geen sprake van moderne archiefverzorging. Uit de bewoordingen van 16 blijkt ook zeer duidelijk, dat deze zich richt tot de archivarissen en niet tot de ad ministratie. Dr. Van Hoboken ziet echter geheel voorbij, dat in de toelichting op 16 een uitspraak wordt gedaan t.a.v. het systeem. Het systeem nu wordt, zoals reeds is betoogd, gekozen en bepaald door de administratie, en de archi varis moet dit systeem volgen. Wie een uitspraak doet t.a.v. het systeem richt zich als het ware vanzelf tot de administratie, en aangezien de administratie heden ten dage de moderne archiefverzorging toepast, is deze ten nauwste bij deze uitspraak betrokken. Voor de vroegere tijd, toen er nog geen moderne archiefverzorging was, lagen de zaken niet veel anders. Ook toen bepaalde de administratie het systeem en hoewel de oudere archieven meer in overeenstemming waren met de inrichting van het bestuur, speelde het onderwerp toch ook een belangrijke rol in het systeem van ordening, dat vroeger werd gebruikt. Krijgt de archivaris dus een archief te herordenen, dat oorspronkelijk was ingericht volgens het vroegere in gebruik zijnde systeem, dan zal hij, voor een belangrijk gedeelte althans, moeten ordenen volgens het onderwerp, hetgeen hem in tegenspraak brengt met de Handleiding. Indien hij hetzelfde moet doen met een modern archief zal hij uitsluitend het onderwerp als basis mogen nemen, en komt aldus nog scherper in conflict met zijn Handleiding, die hem aan de ene kant voorhoudt dat hij de oorspronkelijke organisatie van het archief moet aanhouden, dat is dus de ordening naar het onderwerp, en die aan de andere kant de ordening naar het onderwerp afwijst en de ordening naar de inrichting van het bestuur als de juiste aanprijst. In verband met het bovenstaande is mijn conclusie deze, dat de administratie en de moderne archiefverzorging ten zeerste betrokken zijn bij 16. Ik blijf er bij, dat deze paragraaf verouderd en onbruikbaar is speciaal met het oog op de moderne archiefverzorging. Een strikte naleving ervan zou met zich brengen, dat de archivaris de ordening van een modern ingericht archief, dat hij onder zich krijgt, ongedaan maakt en gaat herordenen naar de inrichting van het bestuur, hetgeen toch wel niemand voor zijn rekening zou willen nemen. Bovendien komt hij dan weer in conflict met dat deel van 16 dat zegt, dat het systeem van indeling moet worden gegrond op de oorspronkelijke organisatie van het archief, dus naar het onderwerp. Het leek mij gewenst op de tegenstrijdigheden en onaangepastheid van 16 in een tijdschriftartikel de aandacht te vestigen. Nogmaals, dit is geen slag in de lucht doch logisch en zeer voor de hand liggend. T. H. BOSMAN 109 NASCHRIFT De repliek van de heer Bosman bewijst m.i. opnieuw, dat hij karakter en strekking van de Handleiding onvoldoende heeft doorgrond. Ik noemde zijn eindconclusie een slag in de lucht; hij voegt er nu een aan toe door de uitspraak van jhr. Graswinckel. dat de Handleiding ook op moderne archieven van toe passing is, tegen mij in het geding te brengen. Ik zou willen vragen, waar ik in mijn artikel het tegendeel heb beweerd. Ik heb niet anders betoogd, dan dat de ordeningsbeginselen van de Handleiding slechts gelden voor wat ik de secun daire archiefordening heb genoemd, d.w.z. de ordening van een reeds gevormd archief, waarbij de ordenende archivaris aan de eenmaal gevormde orde is ge bonden en deze zo nodig moet herstellen. Of hij daarbij een middeleeuws of een modern archief onder handen heeft, doet in wezen niet ter zake, en dat de Handleiding ook op moderne archieven van toepassing is, betwijfel ik dan ook evenmin als jhr. Graswinckel, mits men daarbij maar het verschil tussen primaire en secundaire ordening in het oog houdt. Dat de heer Bosman dit verschil niet ziet, is nu juist de kern van de moeilijkheid. Als hij meent, dat de archivaris in wezen precies hetzelfde doet als de registrator, kan men alleen maar concluderen, dat hij zich van de taak en werkwijze van een archivaris evenmin een goede voorstelling heeft gevormd als van de strekking van de Handleiding. Alles, wat de heer Bosman mij verder tegenwerpt, vloeit uit dit misverstand voort, en het heeft daarom m.i. weinig zin dit alles hier punts gewijze te weerleggen. Alleen nog dit. Volgens de heer Bosman zou ik geheel hebben voorbijgezien, dat in de toelichting op 16 een uitspraak wordt gedaan t.a.v. het systeem; een uitspraak, die zich ,,als het ware vanzelf" tot de administratie zou richten. Ik moge opmerken, dat die uitspraak niet slechts in de toelichting te vinden is, maar al dadelijk in de bewoordingen van de paragraaf zelf: „Het systeem van indeeling moet worden gegrond op de oorspronkelijke organisatie van het archief, die in hoofdzaak overeenstemt met de inrichting van het bestuur waarvan het afkomstig is". Wat betekent nu deze uitspraak „die in hoofdzaak overeenstemt enz."? Niet meer (ik herhaal het) dan het constateren van het feit, dat in 1898, toen de Handleiding verscheen, de bestaande ar chieven in het algemeen overeenkomstig de bestuursinrichting waren geordend. Het kan niet betekenen, dat de administratie voortaan de te vormen archieven aldus zou moeten ordenen; dan had er immers niet moeten staan „overeen stemt", maar „behoort overeen te stemmen" - gesteld al, dat Muller c.s. zoiets aan de administratie hadden willen voorschrijven, hetgeen met de strekking van hun Handleiding niet te rijmen ware geweest. Neen, wie 16 onbe vooroordeeld leest, kan hierin geen uitspraak zien, die zich „als het ware van zelf" tot de administratie richt en dus een richtlijn voor de administratie zou bevatten. De lezer oordele nu zelf, wie hier iets heeft voorbijgezien, de heer Bosman of ondergetekende.*) W. J. VAN HOBOKEN Discussie gesloten (Red.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1958 | | pagina 19