IN MEMORIAM J. LOEFF
DE ARCHIVARIS EN DE REGISTRATUUR
102
Na een zeer smartelijk lijden overleed op 27 mei 1957 J. Loeff, archivaris
van het Streekarchivariaat Noord-Brabants Westhoek, woonachtig te
s-Gravenmoer.
Hiermede kwam aan een arbeidzaam leven een vroegtijdig einde. Op 19 ok
tober 1906 te 's-Gravenhage geboren uit een familie van predikanten en bur
gemeesters studeerde Johannes Loeff aanvankelijk theologie te Leiden, waar
hij in 1932 met goed gevolg het candidaatsexamen aflegde. Het moet voor
velen onbegrijpelijk zijn, dat hij toen niet op de ingeslagen weg is voortgegaan.
Om leerstellige redenen is hij niet tot het predikambt gekomen.
De loopbaan, die hij toen heeft gekozen, was grillig en moeilijk. Te Utrecht
en Arnhem vervulde hij journalistieke functies. Tenslotte werd hij in 1938
volontair bij het Rijksarchief te Arnhem. Daar bewerkte hij het archief van de
Commanderij van St-Jan te Arnhem, waarvan de 317 pag. tellende inventaris
in 1950 in druk verscheen.
In dit geschrift kunnen wij het beste zijn mérites als archiefambtenaar be
oordelen. Dr. A. J. van de Ven besprak het in 1951 in dit blad, waarbij hij
het predikaat: ,,in necessariis bene et sufficienter provisa" op dit boek toe
passelijk achtte.
Het archiefdiploma heeft hij niet terstond na zijn leertijd behaald. Meer dan
veertien jaar wijdde hij zich uitsluitend aan de genealogie. In deze periode was
hij drie jaar lang directeur van de Stichting „Nederlands Patriciaat".
Na een hernieuwde voorbereiding op de Haagse archief school legde hij in
1953 het examen wetenschappelijk archief ambtenaar 2e klasse af. Door zijn
persoonlijkheid was hij gedurende die studietijd als het ware vanzelf de „leider
van de groep leerlingen.
Spoedig hierna werd hij in de gelegenheid gesteld het in de watersnood 1953
gehavende gemeentearchief van Klundert te ordenen, welk werk het uitgangs
punt werd voor de vestiging van een Streekarchivariaat, dat 1 maart 1957 zijn
voltooiing vond. Hiertoe behoren verder de gemeenten Dinteloord, Fijnaart
en Willemstad.
Als streekarchivaris heeft Loeff uiteraard niet zo veel meer kunnen doen.
Het belangrijkste is misschien de voorbereiding voor het zesde-eeuwfeest van
Klundert. Hij wist overigens voor zijn werk de levendige belangstelling der
gemeentebesturen te wekken. In 1955 verscheen van zijn hand een gestencilde
inventaris van het archief van de Oud-Prinslandse polder. Overigens schreef
hij talrijke zeer betrouwbare genealogieën.
Op de eerste plaats was hij een goed mens. Hij bezat de gave te luisteren
en open te staan voor de noden van anderen. Deze eigenschap verklaart het
zeer grote aantal vrienden, dat op het 's-Gravenmoerse kerkhof van hem af
scheid nam. Zoals ds. Van Leeuwen het toen zeide was het ook: het verlangen
Gods goedheid te verkondigen heeft hij in het predikambt niet kunnen ver
vullen. Maar zijn leven zelf, als journalist, genealoog of archiefambtenaar, is
een prediking van die goedheid geweest.
F. A. BREKELMANS
103
De toenmalige voorzitter van de Vereniging van Archivarissen, mr. B. van
't Hoff, citeerde in zijn rede ter opening van de algemene vergadering van het
jaar 19481) enige passages uit een brief van prof. Fruin aan mr. S. Muller Fz.,
die hij bij het ordenen van het archief der Vereniging in handen had gekregen.
Deze fragmenten zijn sedert dien nog verscheidene malen in andere omstandig
heden aangehaald2) met de bedoeling daarmee het standpunt van prof. Fruin
weer te geven t.a.v. de verhouding, welke de archivaris behoort in te nemen
tegenover de vraagstukken van de registratuur.
Dit standpunt kan intussen beter gekend worden uit de tekst van de vol
ledige brief van prof. Fruin en uit die van mr. Muller, waarop de brief van
Fruin het antwoord was. Daarom meen ik er goed aan te doen beide brieven
die van Fruin naar de minuut -welke bewaard zijn in de particuliere
briefwisseling van prof. Fruin, zoals die op het Algemeen Rijksarchief is ge
deponeerd na diens aftreden als algemeen rijksarchivaris in 1933, hier thans
in extenso te publiceren3).
CAREL BLOEMEN
I.
Utrecht, den 13en October 1915.
Aan den Hooggel. Heer R. Fruin
te 's-Gravenhage
Waarde Heer!
Ik ben met mijn artikel over het decimale stelsel vrij wat opgeschoten. Nadat
het verschenen was4), heb ik na eenigen tijd daarover twee brieven gekregen:
één van den gemeente-secretaris van Meppel5), de andere van een ambtenaar op
de Rotterdamsche secretarie, die indertijd aan het hoofd van het archief van Vlaar-
dingen gestaan heeft"). Beiden hadden hunne archieven nieuw georganiseerd, in
den geest van, maar afwijkend van het decimale stelsel, en beiden waren het in
hoofdzaak met mijne denkbeelden eens. Ik heb toen met die heeren gecorrespon
deerd en wij zijn het nog weer meer eens geworden, hoewel beiden nog niet onder
ling conform gaan, terwijl ik tusschen hen sta en beurtelings met één van beiden
meega. Ook de griffier der provincie7), die vroeger het nieuw-archief hier ten
stadhuize volgens het decimale stelsel georganiseerd heeft, heeft mij onlangs ge
vraagd, met mij over de nieuwe organisatie van het provinciaal archief te mogen
overleggen, hetgeen ik natuurlijk geaccepteerd heb.
Zoo komen wij allengs wel verder. Er is nog iets: de secretaris van Meppel is
bereid, om de organisatie van zijn archief, die zeven jaar oud is, om te werken op
de punten, die ik na overleg met hem verkeerd vind, zoodat dit archief dan de
praktijk van het door mij (na overleg met deze drie autoriteiten) aangenomen
systeem zal doen zien.
7) N.A.B. 1948/49 blz. 6-7.
2) O.a. N.A.B. 1954/55 blz. 100; idem 1955/56 blz. 25.
3) Tijdens de „Studiedagen 1956", op het Algemeen Rijksarchief gehouden, bracht
de heer J. Moerman beide brieven te voorschijn. Ik had daardoor gelegenheid één
der drie aan deze „Studiedagen" deelnemende groepen met de inhoud ervan bekend
te maken.
4) N.A.B. 1914/15 blz. 171 vlg.
5) Dat was J. Lakeman, die in 1919 toen hij commies was ter gemeente
secretarie van Amsterdam publiceerde: „Het praktijksysteem der Nederlandsche
Registratuur ten dienste van de gemeente-administratie". (Vgl. de bespreking van
dit werk door mr. L. Bouricius, N.A.B. 1919/20 blz. 117 vlg.).
e) Dit was, volgens een mij door de heer C. Postma, gemeentearchivaris van
"Vlaardingen, verstrekte inlichting, vermoedelijk S. J. Hardick.
7) Mr. dr. A. van Doorninek.