PH. F. RUYGH RESUMÉ VAN DE VOORDRACHT VAN MR. SCHAAP 137 dossiers wordt ervoor gezorgd, dat niet ter zake doende stukken, zoals geleide- briefjes, kladexemplaren, alsook blanco vellen niet in het dossier worden opge nomen. Doch het gaat er bij de vernietiging niet om onbelangrijke velletjes weg te doen, het gaat erom ervoor te zorgen dat het onbelangrijke het waardevolle niet gaat overwoekeren. Hetgeen wil zeggen, dat de paperassen, welke enkel en alleen betrekking hebben op routine-beslissingen, welke in massa worden genomen, in de meeste gevallen na verloop van een zekere tijd geen waarde als archiefdeel meer behouden. Het zou onmogelijk zijn een lijst van vernietigbare archiefdelen samen te stellen als men daarbij niet kon steunen op een tamelijk algemene omschrijving, als b.v. stukken betreffende Anderzijds zou de uitvoering van een dergelijk voorschrift enorme moeilijkheden opleveren als in het archief de stukken betreffende wijd en zijn waren verspreid. Het stelsel der zaaksgewijze ordening heft dit be zwaar op omdat het ervoor zorgt, dat de stukken betreffendeook werkelijk bij elkaar in het archief worden gevonden, terwijl de vernietiging nagenoeg zonder belangrijke controle ten uitvoer kan worden gelegd door eenvoudig de betreffende dossiers in hun geheel te lichten en te verwijderen. De kans, dat daardoor iets waardevols verloren zou gaan, is als de dossiers correct zijn samengesteld gelijk nul. In elk ander systeem daartegenover zal men stuk voor stuk moeten gaan uit zoeken, wat wel en wat niet bewaard moet blijven. Terecht is dan ook in het Kon. besluit K 425 imperatief voorgeschreven, dat rijksadministraties hun archieven hebben te ordenen volgens het stelsel der zaaks gewijze ordening en terecht is daarin voorgeschreven, dat ieder departement lijsten heeft op te stellen van voor vernietiging in aanmerking komende delen. Dat men daarin nog niet ver gevorderd is, is slechts te betreuren. Ware dit eerder aangepakt, de heer C. Bloemen zou dan niet in een Limburgse courant behoeven te klagen, dat de overheidsarchieven een baaierd van waardeloze papieren bevatten. Een opmerking overigens, waarmede vermoedelijk niet ieder van U zal instemmen. Er is mij verzocht, mijn beschouwing kort te houden om daardoor wat ruimer gelegenheid tot gedachtenwisseling te kunnen openstellen. Ik wil graag aan dit verzoek voldoen, maar moet mij daardoor vanzelfsprekend beperken. Toch wil ik niet nalaten nog even met een enkel woord terug te komen op het woordje „deci male", dat Uw agenda beloofde. Dit decimale komt nl. te pas bij de volgende fase van de archiefverzorging, nl. in de periode, waarin de nu kant en klaar liggende „dossiers" in het archief moeten worden gerangschikt. Dan wordt gebruik gemaakt van een codering, waarin het tientallig stelsel een rol speelt. Maar nogmaals, van principieel belang voor het stelsel van zaaksgewijze ordening is dit beslist niet. De praktijk wijst dit weer uit, want er zijn vele moderne archieven, waarin grote reeksen dossier op allerlei andere wijzen gerangschikt blijken te zijn, zoals bv. chronologisch, numeriek, alfabetisch, enz. De decimale codering is dan ook niets anders dan een hulpmiddel. Een zeer goed hulpmiddel weliswaar, maar niet meer dan dat. Hierbij meen ik het te mogen laten. Ik ben er mij wel van bewust, dat er nog vele gapingen in mijn toelichting zijn overgebleven, maar ik vertrouw erop, dat U door middel van vragen nog wel zult trachten, het ontbrekende aangevuld te krijgen. Ik geef U de verzekering, dat ik daartoe gaarne bereid ben. In verband met het feit dat de betreffende lezing voor het grootste gedeelte is samengesteld uit materiaal, bijeengebracht via een enquête van de Commissie voor de moderne archieven, welk rapport nog niet aan de Vereniging bekend is gemaakt, moet met een vrij uitgebreid uittreksel worden volstaan. Spr. begint met te betogen, dat het ordeningssysteem van de V.N.G. in zekere zin het schibboleth der Vereniging geworden is. Evenals de Gileaditen hebben de archivarissen, min of meer contre-coeur, zich overwegend buiten de strijd ge- houden, die de moderne administratie tegen de steeds aanzwellende papierstroom heeft gevoerd. De beslissingen zijn dan ook veelal buiten de Vereniging en haar leden om genomen, en thans blijken velen onzer, op welke gronden dan ook, met de genomen beslissingen maar matig tevreden. Het schibboleth in kwestie is dus het organisch beginsel, waarmede dit stelsel van ordening al dan niet in strijd zou zijn. Van de zijde der registratoren zie een tweetal artikelen van de heer H. H. M. Dinkgreve in Overheidsdocumentatie van juni/juli en augustus 1956 wordt conformiteit met dit beginsel geponeerd, onzerzijds wordt dit ontkend. Spr. weigert een oordeel over deze kwestie die vooral afhankelijk is van het feit, of organisch beginsel en herkomstbeginsel elkaar niet a priori uitsluiten uit te spreken, doch wenst zich te confronteren aan de praktijk. Deze nu vereist, dat de administratie de stukken a la minute in overzichtelijke en samenhangende vorm produceert, en aan deze eis blijkt het stelsel in de gemeentelijke administratie zeer goed te voldoen. Hij betoogt vervolgens, dat de administratie niet in het minst gevoelig zal zijn voor argumenten, die alleen op theoretische grondslagen dwingen tot afwijking, maar dat wij dan een nieuw stelsel zullen moeten ont werpen, dat aanzienlijke voordelen biedt boven het thans in gebruik zijnde. Waar dit nog steeds niet heeft plaats gevonden, acht hij een discussie vooralsnog uit sluitend van academische waarde, althans voorzover het de gemeenten betreft. Waar de ordening der rijksadministratie nog in volle gang is acht hij het gewenst, dat hierop de volle aandacht worde geconcentreerd, met name op de al of niet toepasselijkheid van het gemeentelijke stelsel op de ministeries. Spr. releveert vervolgens de vier vragen die werden rondgezonden. Niemand heeft geweigerd de vragen in behandeling te nemen. Zij luidden: 1. Bevinden zich in Uw archiefdepot volgens de decimale registratuur (U. D. C. of Code V. N. G.) geordende archieven of archiefdelen van enige omvang. Opgemerkt worde hierbij, dat achteraf de redactie van de eerste vraag is be treurd. Het ware wellicht beter geweest te vragen of men de beschikking had over een volgens zaaksgewijze ordening geordend archief, daar dit, veeleer dan het ken merk van de decimale registratuur, karakteristiek is voor de moderne archieven. 2. Zijn deze archieven in zodanige staat van geordendheid, dat ze zonder moeite kunnen worden geraadpleegd met behulp van door de administratie geschapen ingangen: a. Voor onderzoek ten behoeve van de overheid; b. voor historisch onderzoek. 3. Zijn met het onderzoek in deze archieven speciale ambtenaren belast, die op de hoogte zijn van het registratuurstelsel? 4. Welke zijn naar Uw oordeel de voordelen, c.q. nadelen, aan deze methode van ordening verbonden, gezien uit het oogpunt van de archivaris-beheerder van het statisch archief? Hij betreurt vervolgens, dat zo weinigen der ondervraagden hun opmerkingen motiveerden. Een kritische schifting Van voor- en nadelen werd hierdoor helaas ernstig bemoeilijkt. De tegenstanders zagen twee voordelen, te weten de zaaksgewijze ordening en de eenvoudige inventarisatie. Men zag echter verschillende nadelen, waarbij vooral werd verklaard dat een op deze wijze geordend archief onbruikbaar zou zijn voor elke vorm van wetenschappelijk onderzoek. Strijd met het organisch beginsel, nadeel voor de houdbaarheid der stukken, snellere stijging van de omv'ang, ver dwijnen van chronologische ingangen en series, alsmede van het overzicht over het geheel, en van de notulen en agenda's, alsmede onmogelijkheid van een juiste zaaksvorming behoorden tot de voornaamste naar voren gebrachte bezwaren. Spr. plaatst hierbij enige kanttekeningen. Onbruikbaarheid voor elk wetenschap pelijk onderzoek kan wel geponeerd, maar heel moeilijk bewezen worden. Hij citeert uit de enquête het enige hieruit bekend geworden voorbeeld van het tegen deel: „Voor een historisch onderzoek levert de zaaksgewijze ordening vele voor delen. Het moeizaam bij elkaar zoeken van stukken, op een bepaald onderwerp betrekking hebbend, bestaat vrijwel niet. In betrekkelijk korte tijd overziet men, hoe en wanneer een onderwerp is behandeld, terwijl door middel van verwijs- bladen ook de zijdelings tot een onderwerp behorende stukken gemakkelijk te vin den zijn." Snellere stijging van de omvang en moeilijker vernietiging komen naar zijn mening voort uit verbeterde reproductietechnieken, niet uit het stelsel. Vervolgens behandelt Spr. de voorstanders. Een ervan noemde een aantal ver-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 9