126
127
wetenschappelijk werk in engere, eigenlijke zin, de zuiver historische arbeid,
zullen straks nadere mededelingen gedaan worden.
Wanneer wij enkele opmerkingen willen maken over de historische ontwikkeling
van de functie van de archivaris in de samenleving, kunnen deze o.i. vrij kort
zijn, althans in deze vereniging van vaklieden en in het kader van deze inleiding.
Het wil ons voorkomen, dat bij de aanstellingen van de eerste archivarissen niet
alleen de overwegingen een rol gespeeld hebben, dat griffiers en secretarissen de
tijd misten om voldoende zorg aan de archieven te besteden of dat de griffies
en secretarieën in verband met de toeneming en uitbreiding van hun administra
tieve werkzaamheden voor de stukken, die zij niet meer regelmatig ambtshalve
nodig hadden, een afzonderlijke bewaarplaats wensten. Zeer zeker speelt ook een
belangrijke rol, dat de toenemende zin voor historische arbeid archieven onder
afzonderlijk beheer noodzakelijk deed zijn. In oude instructies klinkt daar nog
iets van door en ook in de besprekingen, die voorafgingen aan de aanstelling van
een archivaris en de vaststelling van zijn instructie.
Maar één ding staat vast: dat er langzamerhand overheidszorg kwam voor de
archieven als zodanig, dat die zorg ten doel had dat de besturen, waarvan de
archieven afkomstig waren, er gemakkelijker gebruik van zouden kunnen maken,
en dat maar dit begint pas later in volle kracht door te werken ook anderen,
in de eerste plaats historici, in ruimere mate die archieven zouden kunnen be
nutten. Dat dit zonder beperking kan geschieden, dat de archieven krachtens wet
telijke regeling openbaar zijn, is eerst in volle omvang bereikt door de thans nog
vigerende Archiefwet-191®.
Behoudens de materiële zorg voor de archieven moet als primaire taak van de
archivaris daarover zijn wij het allen eens beschouwd worden de inven
tarisatie van de archieven, die onder ons beheer zijn gesteld, een taak, die ook
t.o.v. de overgedragen archieven nog lang niet is volbracht. Het is, dunkt mij, wel
eens goed ons daar rekenschap van te geven.
Dan heeft de archivaris tot taak bezoekers van de archieven zo veel mogelijk
behulpzaam te zijn en hun de weg te wijzen in de archieven en collecties, die aan
zijn zorgen toevertrouwd zijn. Maar er komen ook brieven uit binnen- en buiten
land met verzoek inlichtingen te verstrekken en nasporingen te doen. Die brieven
zullen goed en met zorg beantwoord moeten worden, al zal steeds aan het ver
richten van onderzoekingen voor anderen een zekere grens gesteld moeten wor
den. Deze beperking geldt uit de aard der zaak niet voor de onderzoekingen, in
te stellen op verzoekvan en voor de bestuurslichamen, wier archieven wij be
heren, onderzoekingen, die Voor de overheid vaak van uitnemend belang zijn en
een bepaald gedeelte van de functie van de archivaris vormen.
Dit is in korte regels de taak van de archivaris, die om deze naar behoren te
kunnen verrichten een lange zware opleiding nodig heeft. Gezien hun opleiding
en taak worden degenen, die aan archieven verbonden zijn, nog steeds niet vol
doende materieel gehonoreerd. Dit wordt volkomen duidelijk wanneer ons werk,
toch wetenschappelijk van aard in de ruime zin van het woord, vergeleken wordt
met dat van andere categorieën wetenschappelijke ambtenaren.
Dit moet gezegd worden, ook omdat de archivaris behalve zijn bovengenoemde
eigenlijke werkzaamheden nog zo veel meer moet doen. Is het geen gebiedende
eis, dat de bezoekers van de archieven over zo veel mogelijk indices kunnen be
schikken bij hun onderzoek? Is het niet nodig, dat onze archieven behalve ar
chieven in eigenlijke zin ook documentatiecentra zijn, al ben ik mij bewust, dat
dit werk bij de gemeentearchieven een aanzienlijk grotere rol speelt dan bij de
rijksarchieven in verband met het feit, dat de gemeentearchieven meer dan de
rijksarchieven de centrale punten zijn waar het heden, dat verleden wordt, in
beeld en druk wordt vastgelegd? Is het ook niet de taak van de archivaris zich
goed op de hoogte te stellen van niet-publiekrechtelijke archieven of collecties,
die elders berusten, voor hem van belang zijn, en de gegevens daaromtrent in een
karthoteek vast te leggen, zulks voor hem zelf èn voor degenen, die hem raad
plegen?
Ik weet wel, dat dit laatste geen eis is, maar toen zij er met nadruk op ge
wezen hoe belangrijk het is, dat de archivaris zijn werkzaamheden ook in deze
richting uitstrekt, opdat zijn archief de taak van historisch centrum te zijn beter
Vervullen kan.
Zo dit dan al geen eis is, dit is zeker wel het geval in zake onze bemoeiingen
met de archieven van de overheidsinstanties, die nog niet aan ons zijn overge
dragen. Deze bemoeiingen zijn buitengewoon belangrijk en ik aarzel niet ze weten
schappelijk te noemen. Immers de problemen, die ons de laatste jaren bezig houden
in steeds sterkere mate, kunnen niet anders dan wetenschappelijk behandeld wor
den. Alle werkzaamheden op dit terrein, zo moeilijk begaanbaar omdat het een
materie is, waar niet alleen archivarissen een stem hebben maar ook anderen
moeten meespreken, vereisen naast openheid en openhartigheid ook een grote
mate van tact en een zekere bescheidenheid, omdat wij ons decennia achtereen
vrijwel niet met deze stof hebben bezig gehouden. Maar bezitten wij deze eigen
schappen, voorzeker zal dan veel vruchtbaar werk verricht kunnen worden, zoals
onze commissie voor de moderne archieven bereids gedaan heeft en studiedagen
tot nadenken en oordeelvorming hebben bijgedragen.
Hierbij moet nog op een stelling gewezen worden, die onze ambtgenoot Obreen
aan zijn dissertatie, verschenen in 1956, toevoegde: „Het is ongewenst bij de be
handeling van het administratief recht te zwijgen van de Ar chief wet-1918 en de
daarmee samenhangende hoofdbeginselen van ordening van archieven". Immers
al deze bovengenoemde problemen vallen onder het administratief recht. Nu heeft
de Vereniging voor administratief recht reeds vele publicaties het licht doen
zien, in hoofdzaak preadviezen voor ledenvergaderingen, die ten doel hebben de
administratie in al haar verschijningen te leren kennen, de organisatie van het
totale bestuursapparaat, de organisatie en de techniek van de administratie, en
ook de historie Van het administratief recht. In hoge mate ware het aan te be
velen, indien onze Vereniging met genoemde vereniging contact opnam. Van een
gemeenschappelijke vergadering niet preadviezen over de problemen, die ons bezig
houden t.a.v. de moderne archieven en administraties, zou veel goeds te verwachten
zijn. Elke wetenschappelijke behandeling van deze vraagstukken, die er van uit
moet gaan, dat de huidige situatie slechts door de historische ontwikkeling na te
gaan duidelijk wordt, kan groot nut hebben en verhelderend werken.
Alle tot dusverre genoemde werkzaamheden van de archivaris hebben een amb
telijk karakter en behoren tot zijn terrein, zij het dan ook, dat er in laatstgenoemde
stof een overgang naar een wijder veld van bemoeiingen te bespeuren is.
Archivarissen treden slechts weinig naar buiten. Meestal als bestuursleden van
historische genootschappen en verenigingen, als redactieleden of trouwe medewer
kers van landelijke, regionale of locale tijdschriften en andere uitgaven. In deze
functies verrichten zij buitengewoon belangrijk en nuttig werk als kenners van
de archieven, die onder hun beheer zijn gesteld of waaraan hun ambt hen bindt.
Tussen de uitgevers van deze publicaties en degenen, die van een bepaald onderwerp
in de archieven studie maken, vormen de archivarissen vaak de verbindende
factor. Intussen naderen deze onze werkzaamheden, die in elk geval van weten
schappelijke aard zijn in de ruime betekenis van het woord, de wetenschap in
eigenlijke zin, zoals ik haar reeds omschreef.
Naast deze vorm, die belangstelling voor onze archieven kan wekken, is er een
andere: de tentoonstelling. Bij herdenking van belangrijke feiten uit de geschie
denis, meest uit de eigen, maar ook soms wel uit die van andere landen, verlaten
kostbare documenten de depots om gedurende kortere of langere tijd de openbaar
heid, die hen wettelijk kenmerkt, op andere en beperkter wijze te dienen. Zij
zetten luister bij aan de exposities en de archiefdiensten, die hen tijdelijk afston
den, worden met ere genoemd.
Voor 100 kunnen de archiefdiensten die luister en eer voor zich opeisen, wan
neer zij zelf tentoonstellingen uit hun bezit organiseren. Dat dit slechts af en
toe gebeurt, vindt zijn oorzaak o.a. in het vrijwel geheel ontbreken van behoorlijke
expositieruimte bij de meeste archieven. De archiefdiensten, die hierover wel
kunnen beschikken, maken van deze mogelijkheid een ruim gebruik. In enkele
grotere gemeentearchieven vooral aan Rotterdam en 's-Gravenhage moet hier
worden gedacht worden regelmatig tentoonstellingen gehouden, die zich in grote
belangstelling mogen verheugen. Toch mo.et, als ik wel zie, de frequentie van deze
exposities en de aandacht, die zij trekken, min of meer afhankelijk gesteld wor
den van de grote topografische atlassen van genoemde archieven. Het is voor
mij dan ook een vraag, die ik zelf niet vermag te beantwoorden, of deze tentoon
stellingen, die ik persoonlijk van veel betekenis acht, ook vruchtdragend zijn in