BLADVULLING
TOPOGRAFISCHE DOCUMENTATIE*)
92
pen hiervan inbegrepen10). Eén voorbeeld: vergelijking van art. 5 Archiefwet-
1918 met art. 6 W. v. K. (lid 1 en 2) leert dat een stellig wetsartikel tot
dusverre ontbreekt, dat overheidsorganen zorg dragen, dat te allen tijde hun
rechten en verplichtingen uit hun geschriften kunnen worden gekend. Het
gemis van een dergelijk, algemeen voor de overheidsbesturen voorgeschreven,
wetsartikel is, naar het mij voorkomt, een zwakke stee voor ons huidig archief
recht, welke in de Archiefwet nog te zeer een afwachtende houding onderstelt
in hare bepalingen welke stukken gered moeten worden en welke niet, in stede
van de actieve houding, die van een deugdelijk bestuur verwacht mag worden.
Indien ons administratief recht met een dusdanig wetsvoorschrift verrijkt
wordt, zal dit aan de hoedanigheid der archieven ten goede komen.
De administratieve juristen zijn gaarne geneigd de administratie in Frankrijk
aan te halen, uit hoofde van de verdere ontwikkeling aldaar. Indien zij voortaan
de Archiefwet in hun beschouwingen opnemen, dan behoren zij erop te wijzen,
dat hierin geen Frans systeem is gevolgd, en dat deze wet berust op een
Nederlandse beschouwingswijze, welke ook in het buitenland succes heeft11).
H. T. OBREEN
DE VORMING VAN EEN SCHADUWARCHIEF AANBEVOLEN IN 1585
Onder de indruk van Parma's successen en gedachtig aan de omstandigheid,
dat bij het verlies van Breda in 1581 het archief van Willem van Oranje in
handen van de vijand gevallen was, schreef Jan van Nassau omstreeks augustus
1585 aan diens oudste dochter Maria o.a.:
Gleichfals duncktt mich auch auff alle vorsorge nichtt unrathsamb
seindas die briff und documenta, ahnn welchen ee. 11. samptt und son-
ders gelegen, entweder in originali oder davon authentesirte copien naher
Englandt, Teutschlandt oder andere orth, da man sie am besten verwarth zu
sein vermeinet, geschicktt hette, dan e.l. mitt Breda leider erfahren, darumb
ein solches nichtt unrathsamb sey
(Onged. minuut in K.H.A., inv. 3, 896 II).
P. S.
10) Ned. bestuursrecht vermeldt nog: K.B. 2 okt. 1950. K 425 (post- en archief
zaken bij de rijksadministratie) en circ. ministers B.Z. en O.K.W. 28 dec. 1949 (ver
zorging gem. archieven na 1813). Zie betr. het dossierstelsel volgens de Code van
de Vereniging van Ned. gemeenten: N.A.B. (passim); Overheidsdocumentatie (id.);
P. Noordenbos, Overheidsdocumentatie, handleiding voor de documentatie der over
heidsadministratie en haar toepassing voor de praktijk (7e dr. 1956). Ook: C. Bloe
men, Handleiding voor de inrichting en beheer van de registratuur (1957).
11Jhr dr. D. P. M. Graswinckel, Hercules op de tweesprong? (N.A.B. 1950/51
p. 107—116).
93
ln de jaargang 1940/41 van dit blad (p. 147 vlg.) heeft mej. Kersbergen de
lof der „gruwelkamer" verkondigd. Tegen de misleidende klank van dit, als
blikvanger bedoelde woord, zou men bezwaren kunnen aanvoeren, omdat ze
het vermoeden zou kunnen doen rijzen dat de Rotterdamse atlas overwegend
zou bestaan uit bedrukte sigarenzakjes en kakelbonte ansichtskaarten, die,
behalve om hun curiositeitswaarae, het aankijken nauwelijks waard zijn
en daar is het verre vandaan.
Wanneer ik hier nogmaals de aandacht vraag voor topografische documen
tatie is dat niet zozeer om haar lof te zingen, maar veeleer om een pleidooi
te houden voor de noodzakelijkheid van dergelijke verzamelingen: nu meer
dan ooit èn omdat archieven vanouds de aangewezen instellingen zijn om zich
met deze zaak te belasten.
Wij leven immers in een tijd van ingrijpende structuurveranderingen, waar
in niet alleen het stadsbeeld, maar ook het aangezicht van het platteland zich
in nauwelijks bij te houden tempo wijzigen. Akkers en weiden, waarop boeren
en tuinders eeuwenlang hun bedrijf hebben uitgeoefend, worden rijp gemaakt
voor woningbouw en vestiging van industrieën; havens, vliegvelden, militaire
oefenterreinen en verkeerswegen met hun bruggen, viaducten en circulatie
pleinen vreten het landbouwareaal en het landschapsschoon aan; woeste
gronden worden in cultuur gebracht en fabrieksgebouwen, hoogspanningsnetten
en tankstations gaan het landschap meer en meer domineren. Ook aan de
ruilverkaveling moet, nog afgezien van het gevaar1 dat het land in ten cultuur
steppe veranderd wordt, in dit verband worden gedacht.
In de randstad Holland valt die snelle urbanisering het sterkst op, maar
ook andere provinciën worden er door aangetast en de tijd 'ijkt niet meer
ver verwijderd, dat heel ons kleine land het beeld van één door groenstroken
gescheiden stadsagglomeratie zal vertonen.
Het staat niet in onze macht dit proces te stuiten, maar wel kunnen wij,
voor het te laat is, ieder in eigen kring, die veranderingen registreren en de
topografische documentatie organiseren en stimuleren. En deze taaak dient
hetzij gemeentelijk, hetzij streeksgewijs, hetzij provinciaal breed opgezet te
worden, omdat dergelijke verzamelingen, zoals mej. Kersbergen al betoogd
heeft, tot informatiebronnen moeten worden uitgebouwd, die, willen ze aan
haar doel beantwoorden, „nooit genoeg kunnen bevatten
De meeste grote steden zijn op dit stuk voorgegaan. Om een enkel voor
beeld te noemen en daarbij dicht bij huis te blijven: het Rotterdams archief
beschikt over een uitgebreide fotodocumentatie van Pernis en Hoogvliet, da
terende van vóór het graven van de Petroleumhaven, waardoor een bekoor
lijk polderlandschap van de kaart is verdwenen; thans laat het foto s ver
vaardigen van de Welplaat, van Spijkenisse, van het oostelijk einde van het
eiland Rozenburg, van Geervliet en Heenvliët, die hun rustiek karakter gaande
weg verliezen door de industriële expansie van Rotterdam. En waar geen havens
gegraven en industrieterreinen aangelegd worden, daar zijn het de opdringende
woonblokken, die de cultuurgrond usurperen. Ditzelfde proces is overal aan de
Opgemerkt worde dat de hiervoor gehouden enquête twee jaar ge
leden is ingesteld en dus de resultaten niet in alle opzichten meer overeenstemmen
met de huidige toestand.