BOEKBESPREKING 110 Hoffmann besluit de rij artikelen dezer Festgabe. Verder brengt de afl. een artikel van dr. H. Lötzke over ,,Der Aufbau des Deutschen Zentralarchivs, 1946-1956". Dr. W. Hoffmann geeft beschouwingen over het thema: Bibliothek- Archiv-Literaturarchiv; over uitbreiding van het begrip: Archivgut mediteert K. H. Holz. Dr. H. Dahm geeft een verslag van het derde internationaal archiefcongres, dat als aanvulling van hetgeen dezerzijds (hiervóór p. 41 vlg.) werd vermeld onze aandacht verdient. Archives, Bibliothèques et Musées de Belgique opent de jg. 1956 met een artikel van collega J. Lefèvre: Le conseil privé, son personel et ses archives. Over deze instelling bestaat een voortreffelijk boek (van P. Alexandre) wat betreft de uitwendige geschiedenis, maar over de waarde en de betekenis der diverse presidenten, raadsheren, secretarissen e.a. geeft het weinig of niets. Dr. L. wijst aan hoe uit de archieven hierover veel belangrijks bijeen te brengen is. Vervolgens geef hij een overzicht van de vorming en samenstelling der archieven van de Geheime Raad en van de stand der inventarisatie. Hoewel het zwaartepunt in de latere tijden ligt heeft deze instelling, als een der drie conseils collatéraux van de staat van Karei V, ook voor ons zijn belang. Uit de recensies vermelden wij de waarderende bespreking van madelle Lejour van de beide inventarissen van Amsterdamse familie-,.archieven" van collega dr. I. H. van Eeghen. Afl. 2 opent met een uitvoerig verslag van madelle L. van Meerbeeck over het derde internationale archiefcongres. Hoewel niet archieftechnisch, worde het artikel vermeld van Ant. De Smet: Voyageurs beiges aux Etats- Unis du XVIIIe siècle a 1900. Notices bio-bibliographiques, dat zal worden vervolgd. Th. Heyse beëindigt zijn reeks artikelen over La resistance en Bel gique occupèe (1914-1918). Uit de kroniek vermelden wij dat de collectie mikrofilms van het A.R.A. verrijkt is met films van de meest belangrijke series van het Haus-, Hof- und Staatsarchiv te Wenen. In dit verband wijzen wij ook op een artikel van madelle M. Tourneur, rapport over documenten betr. de geschiedenis van België te Simancas (Bulletin Commission royale d'historie CXX1 p. XXV seq.). Een belangrijke boekbespreking sluit aflevering en jaargang. U. De aandacht der archivisten worde gevestigd op: Tijdschrift voor Overheidsdocumentatie nov.-dec. 1956, gewijd aan het afscheid van de heer P. Noordenbos als directeur van het registratuurbureau van de Ver eniging van Ned. Gemeenten, w.o. een artikel van dr. G. W. A. Panhuysen, die de heer N. looft omdat hij niet alleen heeft bevorderd dat aan de lopende archieven in Nederland de zorg en de aandacht is besteed welke zij vereisen en verdienen, doch aan wien het ook te danken is dat bij de cursussen voor archiefverzorging, sinds 1938 door de S.O.D. gegeven, van de aanvang af ook lessen over de andere archieven zijn opgenomen. Het is voor een belangrijk deel aan hem te danken dat in de laatste jaren de onmisbare samenwerking tussen de beheerders der lopende en die der overgedragen archieven zichtbaar is versterkt. Verder het artikel van de beer W. J. Dreese: Het archief in overheidssector en bedrijfsleven. Een vergelijking. De heer L. Lieuwes begint een studie over Re gistratuur Archief n.a.v. Van der Gouw's Archivistica, die in afl. 1 van jrg. 1957 wordt besloten. Wij vermelden daaruit de opmerking, n.a.v. de geuite vrees dat door het gebruik van telefoon e.d. het belangrijke geen neerslag zou vinden in de moderne administratie, dat de tot de taak van de registrator behorende activiteit 111 van uitlokken van archivalia hierin voorziet, zoals de archivarissen mettertijd bij het overnemen van de moderne archieven zullen kunnen constateren. De heer H. Vlug geeft in dezelfde afl. „Kanttekeningen over het ontwerp-archief- wet", dat in afl. 2 wordt voortgezet. Van belang is ongetwijfeld de opmerking, bij de bespreking van de regeling inzake het archiefpersoneel: wij missen een bepaling in het ontwerp omtrent de opleiding van hen, die met werkarchiefwerkzaamheden belast zijn in de periode, dat de bescheiden nog niet naar een archiefbewaarplaats zijn overgebracht. Het komt Schr. voor dat bij onveranderde aanneming van het ontwerp de opleiding van dit personeel opnieuw en nader de aandacht zal dienen te hebben van de prov. staten, gemeenteraden en besturen van waterschappen, wanneer deze regelen voor de archiefzorg gaan vaststellen. Ons aller instemming zal de heer V. zeker hebben met zijn opmerking over de wenselijkheid van gemeen overleg t.z.t. over de uitvoeringsmaatregelen. De heer H. J. Boelen bespreekt het Amsterdamse besluit post- en archiefzaken. Afl. 4 brengt beschouwingen van de heer T. H. Bosman over 16 der Handleiding, waarop een onzer nader zal terugkomen. Verder een artikel van de heer K. Veld man, Periodieke overbrenging van archiefbescheiden. A. W. E. Dek, Genealogie der graven van Holland. Uitgeverij Excelsior, 's-Gravenhage, z.j. Offsetdruk. 160 blz. Sedert dit werkje van dr. Dek in 1954 het licht zag als academisch proef schrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijsbegeerte aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam, is er alweder een tweede druk (1954) en een derde, met errata (1956), van verschenen. Dit feit op zich zelf is de beste aanbeveling, welke een auteur kan wensen, en het bewijst voorts, dat het boek in een werkelijke behoefte bleek te voorzien. Voor de graven uit het Hollandse huis kon men zich weliswaar redden met mr. Van den Bergh's tabellen in het Oorkondenboek van Holland en Zeeland (1866) en voor gegevens over' de latere huizen placht men zich te behelpen met het Manuel van Stokvis en andere werken over vorstenhuizen, doch rooit eerder was al dit materiaal bijeengebracht in één naslagwerk. In vijf hoofdstukken behandelt Schr. de vijf huizen, waartoe de Hollandse graven hebben behoord. Een zeer summiere Inleiding deelt mede, dat Schr. bij de hoofdstukken II (Avesnes), III (Beieren), IV (Bourgondië) en V (Habsburg) telkens eerst de stamreeks heeft aangegeven voor de periode, ,,dat deze huizen nog niet over Holland regeerden". De waarde van het werk wordt niet weinig verhoogd, doordat Schr. ook de onwettige nakomelingschap heeft opgenomen. Een grote verdienste is voorts, dat men over dochters, wettige en onwettige, even uitvoerig wordt ingelicht als over zoons. In de slotbeschouwingen van hoofdstuk VI komt de socioloog om de hoek kijken: dr. Dek bespreekt daarin ,,De wettige familieverhoudin gen" en „De bastaarden", en zijn conclusies zijn zeer lezenswaard. Wel is be treurenswaardig, dat Schr. herhaaldelijk het middeleeuws gebruik verwaarloost ■ridders aan te duiden met „heer" vóór de naam en edelvrouwen met „ver" of vrouwe; vooral bij gelijknamigen kan dit gebruik een grote steun betekenen bij het identificeren. Dr. Dek heeft zijn boek gedocumenteerd met honderden noten, welke ge tuigenis afleggen van zijn zeer grote belezenheid. Bij elk der eerste drie stam lijsten heeft hij een wapenafbeelding laten reproduceren, voor het Bourgondische huis vertoont hij door vier afbeeldingen de ontwikkeling van het wapen tot en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 16