42 43 15e-eeuwse klederdracht, met rode kaproenen, terwijl ter linkerzijde twee herauten in rood-witte uniformen postvatten, die de openingswoorden met vrolijk bazuingeschal onderstreepten. De voorzitter van de Conseil International des Archives Jhr. dr. Graswinckel sprak zijn openingswoord in het Engels uit, de Italiaanse organisator van het congres, graaf Filangieri, sprak in het Italiaans, evenals de minister van Binnenlandse Zaken en de burgemeester van Florence. Dezelfde dag om 12 uur opende de minister de Mostra storico- economica", een tentoonstelling van de Vita Mercantile Italiana, voor deze gelegenheid ingericht in enige zalen van het Florentijnse staatsarchief (Uffizi), waarover beneden meer. Het totale aantal deelnemers aan dit congres werd geschat op 600. De deel nemerslijst noemt 555 congressisten uit 35 landen. De Nederlandse éguipe telde volgens deze lijst 27, in werkelijkheid 28 archivarissen, o.w. de algemene rijksarchivaris mr. H. Hardenberg, afgevaardigde van het Nederlandse archief wezen, en als vertegenwoordigers van onze Vereniging dr. G. W. A. Panhuysen en mej. dr. G. H. Kurtz (met dames en introducés in het geheel 38 personen). De Franse groep van 131 archivarissen (volgens de deelnemerslijst), ongeteld de talrijke echtgenoten, overtrof de Italiaanse, die datzelfde getal bereikte, doordat verscheidene niet-archivarissen waren opgesomd, omdat zij een onderdeel van het congresprogramma voor hun rekening hadden genomen. Behalve een stapel prachtige boeken ontvingen allen een draagpenning in de vorm van een oorspronkelijke Florentijnse goud gulden en een groene plastic aktentas met verguld inschrift: Terzo Congresso Internationale degli Archivi. De vergaderingen werden gehouden in een zaal van het Staatsarchief, waarvan de wanden dicht bezet waren met portefeuilles archiefstukken. Deze zaal was verdeeld in vakken, naar de verschillende talen, welke men kon beluisteren door koptelefonen, aangebracht aan alle stoelen: Italiaans, Spaans, Russisch, Frans, Duits, Engels. Zo telde bv. de afdeling „Russo" vier rijen van tien personen, welke doorgaans goed waren bezet. Bijna gelijktijdig met de woorden van de spreker kwam de vertaling van de tolk door de kop telefonen, een enorme tijdsbesparing, vergeleken bij het vertaalsysteem van het eerste en het tweede archiefcongres. De eerste vergadering, woensdag 26 september van 10 tot circa 1 uur. onder voorzitterschap van dr. Charles Braibant met de heren Andersson en Filangieri als assessoren, was gewijd aan de bespreking van dr. Andersson's rapport over nieuwe archiefgebouwen. Evenals op het Tweede archiefcongres werden de rapporten, welke de congresdeelnemers reeds thuis hadden ont vangen, bekend verondersteld. Op de vergaderingen kregen de congressisten gelegenheid tot het voordragen van een „intervention", welke hoogstens vijf minuten mocht duren. Wel mocht Sir Hilary Jenkinson er in 1953 op wijzen, dat „the soul of whit is brevity". In Florence kwam de „brevity" maar al te dikwijls in het gedrang. Voor de discussie van het eerste rapport stonden 17 sprekers ingeschreven. De eerste, dr. Bautier uit Parijs, kwam met de ge ruststellende mededeling, dat de inhoud van alle „interventions" in Archivum zal worden weergegeven. Daarom moge hier slechts een enkel punt uit de bespreking der rapporten worden aangestipt. Dr. Bordonau uit Madrid stelde voor, dat alle landen hun plannen voor eventuele nieuwe archiefgebouwen voortaan zullen inzenden bij de UNESCO. De Poolse algemene rijksarchivaris Alman sprak een eeuwige waarheid uit door te wijzen op het grote belang, dat voor archivarissen is gelegen in het bewaard blijven van de vrede. De directeur van het archief te Cremona had in dr. Andersson's rapport gemist een bespreking van de mogelijkheid, de belangrijkste stukken van een archief afzonderlijk te bewaren. Aan het slot van de morgen besloot de vergadering op voorstel van dr. Bautier dat het wenselijk is, alle plannen voor nieuwe archiefgebouwen in te zenden aan de redactie van Archivum. Treffender misschien dan de concrete voorstellen van de verschillende sprekers waren de opmerkingen, die enige afgevaardigden als het ware on opzettelijk in de loop van hun betoog maakten, maar die aan het gehoor iets openbaarden over de toestand in andere landen. Zo de mededeling, dat men in Latijns Amerika voelt voor excentrisch gelegen archiefgebouwen, zulks in verband met de gevaren van oorlog en aardbeving en om te voorkomen, dat in tijd van onlusten opstandelingen het archief in brand steken. Zo ook het bericht, dat in de Sovjet-Unie elk jaar het aantal archiefambtenaren en het aantal belangstellenden groter wordt. Een verzoek van de archivaris van Vaucluse dr. de Font-Réaulx om een internationale groep te vormen van collega's, wier belangstelling uitgaat naar notariële archieven, werd als hier niet op zijn plaats door de voor zitter doorverwezen. Reeds eerder had de Parijse sigillograaf Metman een verzoek om de zegelkundigen van alle landen te organiseren schriftelijk in gediend bij de Conseil International des Archives. Toen het lunchuur naderde deelde de voorzitter mede, dat een commissie van vier a vijf personen onder leiding van dr. Andersson de schriftelijke tekst van de sprekers, die niet aan de beurt waren gekomen, zou bekijken. De tweede vergadering, donderdag 27 september van 10 uur tot c. half twee, onder presidium van prof. dr. Winkler, met de heren Evans en Filangieri als assessoren, hield zich bezig met het onderwerp: Schifting van archivalia in verband met blijvende of tijdelijke bewaring. Voor de discussie van het des betreffend rapport van dr. Collingridge hadden zich 23 sprekers aangemeld. De Italiaanse kunsthistoricus Sardella zou gaarne zien, dat de UNESCO een permanente commissie voor deze schifting zou benoemen en dat aan elk alge meen rijksarchief een „groupe de triage" werd verbonden. De Italiaan dr. Giordano uit Caltanissetta voelt voor een centrum tot voorlopige bewaring van archivalia, waarin weliswaar de „administratie" de baas zou zijn, maar waar de archivaris toch toezicht zou hebben. Dr. Lisa Kaiser uit Wiesbaden acht de microfilm tenslotte de enige oplossing van het ruimtevraagstuk. Dr. Matilla uit Madrid wil de bemiddeling van de UNESCO inroepen voor een verzoek aan alle landen om genormaliseerd folio- of quartoformaat papier te gebruiken. Dr. Kretzschmar uit Dresden vertelde, hoe in Oost-Duitsland na 1945 de administratie in de vroegere landen (Thüringen, Saksen) was her steld; door het overnemen van private archieven (van landgoederen en in dustriële ondernemingen) nam de hoeveelheid archivalia in de staatsarchieven toe. Toen in 1952 een nieuwe staatsregeling zijn intrede deed, werden alle stukken, welke op dat ogenblik onder de administratie berustten, plotseling „archief". In Canada is het Rijksarchief sinds 1912 een gewoon departement, vertelde dr. Fee uit Ottawa. Dr. Pilkevitch uit Kiew gaf een overzicht van de gang van zaken bij de schifting van archivalia in de Sovjet-Unie. De laatste vergadering, met daaraan verbonden sluiting van het congres,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1957 | | pagina 2